ECLI:NL:RBROT:2022:9414

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
10054452 VV EXPL 22-47
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over tewerkstelling van niet-gevaccineerde werknemer in het buitenland

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een niet-gevaccineerde werknemer, aangeduid als [eiser01], en zijn werkgever, de besloten vennootschap Baggermaatschappij Boskalis B.V. [eiser01] vorderde in kort geding dat Boskalis hem zou toelaten tot de overeengekomen werkzaamheden op een schip in het buitenland, en daarnaast betaling van achterstallig salaris. De werknemer stelde dat hij door Boskalis niet werd ingezet op buitenlandse projecten vanwege zijn vaccinatiestatus, wat volgens hem een indirecte vaccinatieplicht inhield. Boskalis verweerde zich door te stellen dat er geen concrete mogelijkheden waren voor de werknemer om tewerkgesteld te worden, en dat de inreisvoorwaarden van verschillende landen, en niet alleen de vaccinatiestatus, de reden waren voor het niet kunnen plaatsen van de werknemer.

De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisende situatie, omdat er geen concreet beschikbaar project was waar [eiser01] als baggermeester zou kunnen werken. De rechter concludeerde dat de vorderingen van [eiser01] moesten worden afgewezen, omdat hij op dat moment wachtgeld ontving en er geen bewijs was dat hij recht had op het gevorderde salaris. De proceskosten werden aan de zijde van Boskalis vastgesteld op € 747,-, en [eiser01] werd veroordeeld in deze kosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. R.R. Roukema.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10054452 VV EXPL 22-47
datum uitspraak: 24 oktober 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. E.P.W.A. Bink,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Baggermaatschappij Boskalis B.V.,
vestigingsplaats: Papendrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.L.M. Schneider.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Boskalis’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 september 2022, met producties;
  • het antwoord, met producties;
  • de pleitnota van mr. Bink;
  • de pleitaantekeningen van mr. Schneider;
  • de verder nog ingebrachte producties.
1.2.
Op 10 oktober 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun advocaten besproken.

2..De feiten

2.1.
[eiser01] is sinds 25 juni 1990 in dienst bij Boskalis. Op de arbeidsovereenkomst zijn de cao Waterbouw en de Uitzendvoorwaarden tewerkstelling buiten Nederland van toepassing.
2.2.
[eiser01] is werkzaam als baggermeester op baggerschepen van Boskalis. Meest recent, van 15 mei tot 2 juli 2022, in Nederland op het schip Fjell. Na eindigen van zijn torn, heeft [eiser01] verlof genoten tot 20 augustus 2022. De Fjell bevindt zich inmiddels in Singapore. [eiser01] is momenteel niet werkzaam aan boord van een schip.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Boskalis te veroordelen:
I. om [eiser01] binnen 24 uur na de datum van dit vonnis, toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-per dag of per deel van een dag dat Boskalis in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;
II. tot betaling aan [eiser01] van het achterstallig salaris van € 7.037,- bruto per vier weken, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 22 januari 2022, alsmede tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ingevolge art. 7:625 BW;
III. in de kosten van deze procedure;
IV. tot betaling aan [eiser01] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voornoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
V. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 6.048,- of een in goede justitie te bepalen bedrag.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende.
[eiser01] wordt door Boskalis niet ingezet op buitenlandse projecten, omdat hij niet gevaccineerd is tegen covid-19. Daarmee legt Boskalis aan [eiser01] indirect een vaccinatieplicht op. Dit is niet toegestaan. Boskalis is verplicht om zich in te zetten om [eiser01] binnen de onderneming te plaatsen.
3.2.1.
[eiser01] heeft belang bij een voortzetting van de salarisbetaling op basis van buitenlandse projecten. Als hij daar niet op wordt ingezet, lijdt hij een aanzienlijk verlies in inkomen.
3.3.
Boskalis verzoekt [eiser01] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen, althans hem die te ontzeggen, althans deze onverkort af te wijzen en [eiser01] te veroordelen in de kosten van dit geding.
Op de motivering van haar verweren wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser01] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor Boskalis als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Werk
4.2.
[eiser01] vordert allereerst toelating tot de overeengekomen werkzaamheden. Uit zijn stellingen blijkt dat hij daarmee bedoelt dat hij als baggermeester op een schip in het buitenland aan het werk wil.
In het kader van dit kort geding is in voldoende mate vast komen te staan dat [eiser01] de afgelopen jaren vooral heeft gewerkt als baggermeester en dat dit dus als de overeengekomen functie moet worden beschouwd. De aard van die functie én van de onderneming van Boskalis, brengt mee dat hij wereldwijd wordt ingezet. Dit laatste brengt echter óók mee dat werknemers te maken hebben met periodes van verlof (na een torn) én periodes waarin geen werk voor hen voorhanden is [1] . Die laatste situatie doet zich nu voor.
4.3.
[eiser01] ontvangt op dit moment wachtgeld van Boskalis, omdat hij niet op een project geplaatst kan worden. Anders dan [eiser01] stelt, is de oorzaak daarvan niet alleen dat hij niet gevaccineerd is. Wél is in het kader van dit kort geding voldoende komen vast te staan dat dit een plaatsing in bijvoorbeeld Singapore, de Verenigde Arabische Emiraten, de Filipijnen en Taiwan zeer ernstig bemoeilijkt of zelfs onmogelijk maakt. Dat heeft niets te maken met het beleid dat Boskalis voert, maar met de inreisvoorwaarden die deze landen (voor werkenden) stellen. Kort en goed is op dit moment sprake van één schip/project waar [eiser01] zou kunnen werken als baggermeester (de Rockpiper in Noorwegen), ware het niet dat Boskalis daarop reeds een (vaste) set baggermeesters heeft geplaatst. Het voert te ver om in het kader van dit kort geding van Boskalis te verwachten dat zij dan één van deze baggermeesters op wachtgeld zet, om plaats te maken voor [eiser01] .
4.4.
Een andere reden waarom [eiser01] op dit moment wachtgeld ontvangt is dat hem werk is aangeboden in het magazijn in Vlaardingen, hetgeen hij niet wil verrichten omdat hij dat niet passend vindt. Een tweede aanbod voor werk in Nederland heeft hij nu in overweging.
4.5.
Concluderend is geen sprake van een spoedeisende situatie, aangezien geen sprake is van een concreet beschikbaar project waar [eiser01] als baggermeester zou kunnen werken en waar hij desondanks niet door Boskalis wordt geplaatst. Bovendien kan in deze omstandigheden niet met grote waarschijnlijkheid worden aangenomen dat Boskalis in een bodemprocedure wordt veroordeeld [eiser01] wél op een project in een (ver) buitenland te sturen. Dit betekent dat zijn vordering op dit punt moet worden afgewezen.
Salaris
4.6.
[eiser01] vordert ook achterstallig salaris van € 7.037,- bruto per vier weken. Deze vordering baseert hij op het bepaalde in artikel 7:628 BW (‘geen arbeid, toch loon’). Boskalis voert als verweer aan dat [eiser01] tot 22 augustus 2022 in ieder geval het overeengekomen ‘Europaloon’ heeft ontvangen en nu wachtgeld ontvangt.
4.7.
Dat [eiser01] op dit moment geen arbeid verricht staat vast. Echter, uit de overgelegde stukken en de stellingen ter zitting is gebleken dat hij wel salaris ontvangt, zoals artikel 7:628 BW voorschrijft. [eiser01] is dus niet verstoken van inkomsten.
4.8.
Boskalis heeft aangevoerd dat zij de salarissystematiek van de cao en de Uitzendvoorwaarden volgt [2] . [eiser01] heeft daar tegenover gezet dat de wijze waarop Boskalis het loon berekent niet juist is. Dat zijn loon daarom € 7.037,- bruto per vier weken zou moeten bedragen is – gelet op de gemotiveerde uitleg van Boskalis – echter voorshands niet gebleken. Evenmin kan worden geoordeeld dat met een zekere mate van waarschijnlijkheid in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [eiser01] recht heeft op vierwekelijkse betaling van dat bedrag. Daarvoor is een verdere onderbouwing nodig en wellicht bewijslevering. Daarvoor leent deze procedure zich niet.
4.9.
Nu [eiser01] dus wel salaris ontvangt én op dit moment niet inzichtelijk is of hij recht heeft op hogere bedragen, is geen sprake is van spoedeisendheid, noch kan worden vooruitgelopen op een bodemprocedure. Ook deze vordering wordt daarom afgewezen.
proceskosten
4.10.
[eiser01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. Deze kosten worden aan de kant van Boskalis tot vandaag vastgesteld op € 747,- aan salaris voor de gemachtigde. Voor kosten die Boskalis maakt na deze uitspraak moet [eiser01] ook een bedrag betalen van € 124,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen van [eiser01] af;
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de kant van Boskalis tot vandaag vastgesteld op € 747,-, met de wettelijke rente, zoals bedoeld in artikel 6:119 BW, over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en in het openbaar uitgesproken.
783

Voetnoten

1.zie bijvoorbeeld de arbeidsovereenkomst die als productie 4 bij de conclusie van antwoord is gevoegd
2.onder 8 tot en met 11 van de conclusie van antwoord