ECLI:NL:RBROT:2022:9369

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
C/10/645294 / JE RK 22-2254
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling van een zeventienjarige minderjarige, hierna te noemen [naam kind01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 29 september 2022 verzocht om [naam kind01] onder toezicht te stellen vanwege een acute en ernstige bedreiging voor zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft besloten dat het verhoor van [naam kind01] en de belanghebbenden kon worden afgewacht zonder onmiddellijk gevaar voor de minderjarige. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 oktober 2022 zijn de ouders, [naam kind01], en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind01] in een onveilige thuissituatie verkeert en dat er zorgen zijn over zijn gedrag, waaronder crimineel gedrag en vermoedens van drugsgebruik. De ouders hebben ingestemd met het verzoek van de Raad om een ondertoezichtstelling, omdat zij zich zorgen maken over de ontwikkeling van hun zoon. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om passende hulp en begeleiding te bieden aan [naam kind01] en zijn ouders.

De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad om de ondertoezichtstelling te verlengen tot aan de meerderjarigheid van [naam kind01] toegewezen, omdat een periode van drie maanden niet voldoende zou zijn om een duurzame verandering te bewerkstelligen. De kinderrechter heeft [naam kind01] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, met ingang van 5 oktober 2022 tot aan zijn achttiende verjaardag. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/645294 / JE RK 22-2254
Datum uitspraak: 5 oktober 2022

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2005 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 29 september 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 29 september 2022 heeft de Raad verzocht om [naam kind01] voorlopig onder toezicht te stellen om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen. Kinderrechter mr. Persoon was op dat moment van oordeel dat het verhoor van [naam kind01] en de belanghebbenden kon worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [naam kind01] . Dit betekent dat er pas wordt beslist op het verzoek van de Raad nadat de Raad, de GI, [naam kind01] en de ouders in de gelegenheid zijn gesteld hun mening te geven.
Op 5 oktober 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- [naam kind01] , die voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart is gehoord;
- de vader en de moeder;
- twee vertegenwoordigers van de Raad, [naam03] en [naam04] ;
- twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling William Schrikker
Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, [naam05] en [naam06] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind01] woont bij zijn ouders.

Het (gewijzigd) verzoek

De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind01] voor de duur van drie maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gewijzigd, in die zin dat een ondertoezichtstelling voor de periode tot aan de meerderjarigheid van [naam kind01] wordt verzocht. Een ondertoezichtstelling is nodig, omdat sprake is van een structureel onveilige thuissituatie. Dat is laatst duidelijk geworden toen [naam kind01] in verzekering werd gesteld. De ouders meldden niet direct alle zorgen gebeld bij de GI. Zo is [naam kind01] kort geleden naar familie in Frankrijk en vervolgens Marokko gegaan zonder dat de jeugdreclasseerder daarvan op de hoogte was.
Er is zichtbaar veel spanning tussen [naam kind01] en de ouders, dit was ook zichtbaar op de gang. Daarnaast lijkt [naam kind01] snel af te glijden in crimineel gedrag. Naar aanleiding van de recente inverzekeringstelling zijn ook vermoedens van hard drugsgebruik en/of drugshandel ontstaan. Ook is [naam kind01] tot voor kort niet naar school gegaan. Een uithuisplaatsing van [naam kind01] vindt de Raad op dit moment niet passend. Er is nog te weinig geprobeerd om de zorgen weg te nemen met hulpverlening in de thuissituatie.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het gewijzigde verzoek van de Raad. De zorgen over [naam kind01] nemen toe. [naam kind01] vertoont zelfbepalend gedrag. Daarnaast zijn er vermoedens van drugsgebruik. [naam05] , de jeugdreclasseerder van [naam kind01] , heeft [naam kind01] terug gemeld vanwege aanhoudend schoolverzuim. Zijn vertrek naar Marokko was de druppel. School is altijd een probleem geweest voor [naam kind01] . Hij wilde liever werken. De jeugdreclasseerder vindt het belangrijk dat [naam kind01] een dagbesteding heeft, maar [naam kind01] heeft nooit met een arbeidscontract kunnen aantonen dat hij werk heeft. Vorige week is [naam kind01] na een stevig gesprek met de jeugdreclasseerder anderhalve dag naar school geweest, daarna heeft hij zich daar niet meer laten zien. [naam kind01] lijkt nergens van onder de indruk. Dat is een probleem. Als het thuis niet langer gaat met [naam kind01] , moeten passende maatregelen worden genomen. De moeder heeft aangegeven dat zij verwacht dat [naam kind01] daar zal weglopen als die mogelijkheid zich voordoet. Daarmee lijkt de moeder te suggereren dat een gesloten plaatsing van [naam kind01] passend zou zijn.
De ouders hebben ter zitting ingestemd met het gewijzigde verzoek van de Raad. [naam kind01] wil niets en doet niets. De ouders willen heel graag dat het goed komt met [naam kind01] . Zij vinden het belangrijk dat [naam kind01] weer naar school gaat, zich aan de regels houdt en meewerkt met de hulpverlening. De ouders weten niet wat [naam kind01] doet als hij tot laat in de avond buiten is. Onlangs is [naam kind01] naar zijn ooms in Frankrijk gegaan en vandaaruit naar Marokko afgereisd. Hij is daar uiteindelijk zes weken gebleven. De ouders waren er niet op voorbereid dat [naam kind01] naar het buitenland zou gaan. Ook waren de ouders zich er niet van bewust dat zij aan de jeugdreclasseerder moesten doorgeven dat [naam kind01] naar het buitenland was vertrokken.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
[naam kind01] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Hij doet wat hij wil, gaat niet of nauwelijks naar school en komt in aanraking met politie en justitie. De ouders zien in dat [naam kind01] zich nergens iets van aantrekt, maar het lukt hen niet om grip te krijgen op hun zoon. [naam kind01] moet zelf gaan inzien dat het anders moet. In gesprek met de kinderrechter geeft [naam kind01] duidelijk sociaal wenselijke antwoorden. De zorgen van zijn ouders en zijn reclasseringswerker lijken hem allemaal niets te doen. Het is duidelijk dat hij geen zin heeft in een gesprek. Mogelijk dat hij binnenkort kan starten met een baan bij een hotel, maar het is zeer de vraag of het hem gaat lukken deze baan vast te houden. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer is noodzakelijk om (op heel korte termijn) passende hulp en begeleiding voor [naam kind01] en de ouders in te zetten. Aangezien [naam kind01] over een aantal maanden achttien jaar wordt, is er maar een korte periode waarin de jeugdbeschermer in het kader van een ondertoezichtstelling kan proberen een positieve verandering te weeg te brengen. Het is daarom van belang dat voortvarend te werk wordt gegaan.
De Raad heeft ter zitting zijn verzoek gewijzigd in die zin dat in plaats van een voorlopige ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden een ondertoezichtstelling tot aan de meerderjarigheid van [naam kind01] wordt verzocht. Gezien de ernst van de zorgen verwacht de Raad dat een periode van drie maanden niet voldoende is om een bestendige verandering te weeg te brengen. Door de ondertoezichtstelling uit te spreken tot aan de achttiende verjaardag van [naam kind01] hoeft er binnen drie maanden niet opnieuw een zitting plaats te vinden voor mondelinge behandeling van een verzoek tot (definitieve) ondertoezichtstelling.
De wijziging van het verzoek van de Raad wordt toegelaten. De kinderrechter overweegt daartoe dat de duur van het gewijzigde verzoek slechts een maand en vijf dagen verschilt van het oorspronkelijke verzoek. Bovendien hebben de ouders aangegeven dat zij instemmen met de gewijzigde duur van het verzoek.
De kinderrechter zal [naam kind01] daarom onder toezicht stellen tot aan zijn achttiende verjaardag op [datum01] .

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind01] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 5 oktober 2022 tot [datum01] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2022 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap en mr. T.W. Veldhoen-Flier, als griffiers. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 24 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.