ECLI:NL:RBROT:2022:9293

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
10/164388-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie

Op 26 oktober 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 1 juli 2022 een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 13 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 10 maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust moest zijn geweest van de aanwezigheid van de munitie, gezien zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte is recidivist en er zijn geen omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte niet in aanmerking komt voor een voorwaardelijke straf, omdat er geen reclasseringsrapport aanwezig was en er geen openheid van zaken is gegeven over de omstandigheden waaronder hij het vuurwapen voorhanden heeft gekregen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.164388.22
Datum uitspraak: 26 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] , locatie [plaats01] ,
raadsvrouw mr. O. Saki, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 oktober 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, te weten het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot een bewezenverklaring voor het voorhanden hebben van een vuurwapen. Ten aanzien van het voorhanden hebben van de kogelpatronen stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Op basis van het procesdossier kan niet worden vastgesteld of de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de kogelpatronen in het vuurwapen.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
De vraag die ten aanzien van het voorhanden hebben van de kogelpatronen moet worden beantwoord is of de verdachte zich in meer of mindere mate bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid daarvan. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad (vgl. ECLI:NL:HR:2020:504).
De verdachte heeft verklaard dat hem gevraagd was om een vuurwapen van A naar B te brengen, zonder daarover verder details te willen geven. Munitie is nodig om een vuurwapen als zodanig te kunnen gebruiken. Verdachte, die ervaring heeft met vuurwapens omdat hij eerder is veroordeeld voor het voorhanden hebben daarvan weet dit ook. Hij moet zich dan ook bewust zijn geweest van de waarschijnlijke aanwezigheid van de munitie.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen. Bewezen is dat de verdachte op 1 juli 2022 een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 juli 2022 te Rotterdam
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk FN, type 1905, kaliber 6.35mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en
zeven bij voornoemd vuurwapen horende kogelpatronen,
van het merk S&B, kaliber 6.35mm, zijnde munitie in de zin van artikel 1 onder 4º
van de Wet Wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van
die wet, van de categorie III onder 1º
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 1 juli 2022 een doorgeladen vuurwapen op straat voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt het risico op het toebrengen van ernstige schade aan anderen en/of de samenleving. Het bezit daarvan brengt onder burgers gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Daartegen moet streng worden opgetreden. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met alle ernstige gevolgen voor anderen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en rekening gehouden met de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting (hierna: LOVS). In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden dat het vuurwapen doorgeladen was en dat er sprake is van recidive.
De verdediging heeft bepleit een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met daaraan gekoppeld reclasseringstoezicht. In het dossier bevindt zich echter geen reclasseringsrapport en dat is door de verdediging niet (eerder) verzocht. Er bestaat naar het oordeel van de rechtbank om de volgende redenen geen aanleiding om de straf deels voorwaardelijk op te leggen. De verdachte is recidivist en heeft geen openheid van zaken gegeven omtrent de omstandigheden waaronder hij het vuurwapen voorhanden heeft gekregen. Er is geen enkel zicht op de achtergronden van het feit en de voorwaarden die nodig zijn om herhaling te voorkomen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Blom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 juli 2022 te Rotterdam
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk FN, type 1905, kaliber 6.35mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
zeven, althans een of meerdere (bij voornoemd vuurwapen horende)kogelpatronen,
van het merk S&B, kaliber 6.35mm, zijnde munitie in de zin van artikel 1 onder 4º
van de Wet Wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van
die wet, van de categorie III onder 1º
voorhanden heeft gehad.