ECLI:NL:RBROT:2022:9288

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
9741468
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na bewijsopdracht over contractduur en betalingsverplichting in civiele zaak

In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, heeft eiseres Rentokil Initial B.V. een vordering ingesteld tegen gedaagde, die zelf procedeert. De zaak betreft een geschil over de betaling van facturen en de impliciete bevestiging van een contractduur van twee jaar door gedaagde. De procedure begon met een dagvaarding op 25 januari 2022, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een mondelinge uitspraak op 25 mei 2022. De kantonrechter heeft eiseres in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van haar stelling dat een betaling van 30 december 2020 betrekking had op de tweede periode van het contract. Eiseres heeft een betaalbewijs overgelegd dat overeenkomt met de factuur voor de betreffende periode. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde door deze betaling de contractduur van twee jaar heeft bekrachtigd en is gehouden de onbetaald gebleven facturen te voldoen. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 2.282,76 aan eiseres, evenals buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9741468 \ CV EXPL 22-7706
datum uitspraak: 28 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Rentokil Initial B.V.,
vestigingsplaats: ‘s-Gravenhage,
eiseres,
gemachtigde: Agin Timmermans,
tegen
[gedaagde01], voorheen handelend onder de naam
[handelsnaam01],
woonplaats: [woonplaats01] , België,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [partij01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1 ..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 januari 2022, met bijlagen;
  • de akte zijdens [partij01] ;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer, met overgelegde bijlagen;
  • de brief van 11 april 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak d.d. 25 mei 2022;
  • de aanvullende documentatie zijdens [gedaagde01] ;
  • de akte na comparitie zijdens [partij01] , met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 5 augustus 2022, waarin [gedaagde01] in de gelegenheid is gesteld te reageren op de akte na comparitie;
  • de e-mail van 29 september 2022 zijdens [gedaagde01] .

2 ..De verdere beoordeling

2.1.
Ter meerdere leesbaarheid en begrijpelijkheid van dit vonnis wordt het hierna volgende in herinnering gebracht. In het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak heeft de kantonrechter [partij01] in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van haar stelling dat de door haar ontvangen betaling van 30 december 2020 betrekking heeft op de tweede periode van twaalf maanden die tussen partijen zou zijn overeengekomen ter zake het leveren van diensten en/of producten ter bestrijding van ongedierte. Indien [partij01] in die bewijsopdracht slaagt, kan zij in beginsel met succes een beroep doen op nakoming van de betalingsverplichting die [gedaagde01] heeft op grond van een overeenkomst van twee jaar, aangezien [gedaagde01] met die betaling van 30 december 2020 in dat geval een contractduur van twee jaar impliciet heeft bekrachtigd.
2.2.
[partij01] heeft een betaalbewijs van 30 december 2020 overgelegd waarop in de beschrijving hetzelfde factuurnummer staat vermeld als op de eveneens overgelegde factuur die betrekking heeft op dienstverlening over de periode van 11 december 2020 tot en met 10 maart 2021. Deze periode betreft het tweede kwartaal van het tweede contractjaar. Hetgeen de vrouw van [gedaagde01] in reactie heeft aangevoerd, te weten dat zij in afwezigheid van [gedaagde01] de betaling heeft uitgevoerd zonder erbij na te denken, doet aan de bewijslevering verder niet af. Op grond van het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat [partij01] in haar bewijsopdracht is geslaagd.
2.3.
Het bovenstaande betekent, zoals is overwogen in 1.3 van de mondelinge uitspraak, dat [gedaagde01] een contractduur van twee jaar heeft bekrachtigd. Hij is dan ook gehouden de onbetaald gebleven facturen waarvan betaling wordt gevorderd en die betrekking hebben op het tweede contractjaar, alsnog te voldoen. De kantonrechter zal hem veroordelen tot betaling van de hoofdsom ten bedrage van € 2.282,76 aan [partij01] .
2.4.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 342,41 worden eveneens toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te verkrijgen. De gevorderde contractuele rente is als op de overeenkomst gegrond (artikel 6.4 van de toepasselijke algemene voorwaarden) en door [gedaagde01] niet betwist, toewijsbaar zoals in de beslissing vermeld. Hierbij wordt opgemerkt dat de gevorderde contractuele rente berekend tot en met 6 januari 2022 € 181,36 bedraagt.
2.5.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [partij01] tot vandaag vast op € 240,29 aan dagvaardingskosten, € 487,00 aan griffierecht en € 436,00 aan salaris voor de gemachtigde (€ 218,00 tarief x twee punten; één punt voor de dagvaarding en één voor de mondelinge behandeling, voor de akte na comparitie wordt geen punt gerekend gezien de beperkte omvang daarvan). Dit is totaal € 1.163,29. Voor kosten die [partij01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 109,00 (1/2 punt x € 218,00 tarief). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
2.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3 ..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [partij01] te betalen € 2.806,53 met de contractuele rente van 10% per jaar over een bedrag van € 2.282,76 vanaf 7 januari 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van [partij01] tot vandaag vastgesteld op € 1.163,29;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en in het openbaar uitgesproken.
48637