ECLI:NL:RBROT:2022:9203

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/635419 / HA ZA 22-254
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid van de verzekeraar in verband met schade aan een woning door bouwactiviteiten

In deze zaak vordert eiser, [eiser01], een schadevergoeding van Allianz Benelux N.V. wegens schade aan zijn woning, die volgens hem is veroorzaakt door onrechtmatige daad van een aannemer, [naam bouwbedrijf 1]. Eiser heeft de woning van 15 maart 2007 tot en met 8 november 2021 verhuurd en stelt dat de schade, bestaande uit scheurvorming en verzakking, is ontstaan door graafwerkzaamheden en bronbemaling uitgevoerd door [naam bouwbedrijf 1] in het kader van nieuwbouwprojecten in de nabijheid van zijn woning. Eiser heeft verschillende rapporten en offertes overgelegd, maar heeft geen opdracht gegeven voor de uitvoering van de werkzaamheden die volgens hem de schade hebben veroorzaakt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aansprakelijkheid van [naam bouwbedrijf 1] niet is komen vast te staan, omdat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat deze aannemer verantwoordelijk was voor de schade. De rechtbank oordeelt dat de stelplicht en bewijslast bij eiser ligt en dat hij niet heeft aangetoond dat [naam bouwbedrijf 1] onrechtmatig heeft gehandeld. De vordering van eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van Allianz.

De rechtbank concludeert dat de overige verweren van Allianz, waaronder verjaring en de omvang van de schade, niet meer hoeven te worden besproken, aangezien de vordering van eiser reeds op andere gronden wordt afgewezen. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/635419 / HA ZA 22-254
Vonnis van 19 oktober 2022
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
advocaat mr. J.C.M. Nuijten te Bergen op Zoom,
tegen
de naamloze vennootschap naar Belgisch recht
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R.S. Ariëns te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser01] en Allianz genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 februari 2022, met producties 1 tot en met 15,
  • het herstelexploot waarbij Allianz is opgeroepen tegen de rolzitting van 22 maart 2022,
  • de conclusie van antwoord,
  • de brief en e-mailbericht van de rechtbank van 25 mei 2022 respectievelijk 9 augustus 2022, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling,
  • de producties 16 tot en met 19 van [eiser01] ,
  • de mondelinge behandeling van 6 september 2022 en de ter gelegenheid van die zitting overgelegde spreekaantekeningen van [eiser01] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Van 15 maart 2007 tot en met 8 november 2021 was [eiser01] eigenaar van een woning en tuin te Sint-Maartensdijk (“de Woning”). [eiser01] heeft de Woning niet zelf bewoond, maar verhuurd.
2.2.
Naar aanleiding van een klacht van een huurder in 2016 over de staat van de Woning, heeft [eiser01] adviesbureau [naam adviesbureau 1] (“ [naam adviesbureau 1] ”) om advies gevraagd en van haar op 29 maart 2017 een offerte ontvangen voor de ondergrondverbetering van de fundering van de Woning. De offerte bedraagt € 48.400,00. Het rapport vermeldt, voor zover van belang, “
De zetting[scheuren, toev. rb] zijn waarschijnlijk het gevolg van nieuwbouw naast de woning. Ten behoeve van de bouw zijn graafwerkzaamheden alsmede bronbemaling uitgevoerd”. [eiser01] heeft [naam adviesbureau 1] geen opdracht gegeven tot uitvoering van de betreffende werkzaamheden.
2.3.
In opdracht van [eiser01] heeft adviesbureau [naam adviesbureau 2] .nl (“ [naam adviesbureau 2] ”) op 22 november 2018 een rapport opgemaakt. Het rapport bevat foto’s van de verschillende vertrekken in de Woning en daarin voorkomende scheurvorming.
2.4.
Bij brief van 21 december 2018 heeft (de toenmalige advocaat van) [eiser01] bouwbedrijf [naam bouwbedrijf 1] . (“ [naam bouwbedrijf 1] ”) aansprakelijk gesteld voor de schade aan de Woning als gevolg van door [naam bouwbedrijf 1] in het verleden uitgevoerde bouwactiviteiten ten behoeve van drie nieuwbouwwoningen naast de Woning. [naam bouwbedrijf 1] heeft deze aansprakelijkheid afgewezen.
2.5.
Bij dagvaarding van 5 juli 2019 heeft [eiser01] [naam bouwbedrijf 1] gedagvaard voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant en een verklaring voor recht gevorderd dat [naam bouwbedrijf 1] aansprakelijk is voor de schade aan de Woning nader op te maken bij staat. Na conclusie van antwoord van [naam bouwbedrijf 1] , maar voor de mondelinge behandeling, is [naam bouwbedrijf 1] op 7 januari 2020 failliet verklaard, waarna de procedure is geschorst.
2.6.
Hierna heeft (de advocaat van) [eiser01] zich, via de assurantietussenpersoon Aon, gewend tot Allianz, de aansprakelijkheidsverzekeraar van [naam bouwbedrijf 1] . Allianz heeft de aansprakelijkheid afgewezen. Bij akte van cessie van 10 juni 2021 heeft de curator in het faillissement van [naam bouwbedrijf 1] “
de (gepretendeerde) vordering op de verzekeraar (Allianz, schadenummer (…)” overgedragen aan [eiser01] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad Allianz tegen behoorlijk bewijs van kwijting te veroordelen tot betaling van € 120.049,25 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling en in de kosten van het geding.
3.1.1.
[eiser01] legt hieraan het volgende ten grondslag. [naam bouwbedrijf 1] heeft in het verleden in de nabijheid van de Woning werkzaamheden verricht in het kader van de bouw van drie nieuwbouwwoningen. [naam bouwbedrijf 1] , althans een door hem ingeschakelde aannemer, heeft destijds de graafwerkzaamheden verricht en bronbemaling toegepast. Hierdoor is schade aan de Woning ontstaan bestaande uit scheurvorming en verzakking. [naam bouwbedrijf 1] heeft ten onrechte geen nulmeting verricht en geen keerwanden aangebracht. [naam bouwbedrijf 1] is op grond van onrechtmatige daad jegens [eiser01] aansprakelijk voor de hierdoor ontstane schade. Als verzekeraar van [naam bouwbedrijf 1] dient Allianz die schade, na de cessie, aan hem te vergoeden. De schade bestaat uit weggevallen huurinkomsten vanaf mei 2016 tot en met 8 november 2021 ad € 23.900,00 omdat de huurder vanwege de onbewoonbaarheid van de Woning de huurovereenkomst destijds heeft beëindigd. [eiser01] heeft de Woning in 2021 voor € 94.250,00 verkocht, terwijl de Woning normaliter € 175.000,00 opgebracht zou hebben. Het verschil, € 80.750,00, vordert [eiser01] ten titel van schadevergoeding. Tot slot vordert [eiser01] de kosten van het rapport [naam adviesbureau 2] ad € 295,00 en de “
kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand” van € 18.276,14 (incl. btw). Hieronder vallen ook de advocaatkosten van [eiser01] in het kader van de procedure bij de rechtbank Zeeland-West- Brabant.
3.2.
Allianz voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen en tot veroordeling van [eiser01] - uitvoerbaar bij voorraad - in de proceskosten en nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Onrechtmatige daad

4.1.
[eiser01] stelt dat [naam bouwbedrijf 1] jegens hem uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor zijn schade en dat Allianz haar die schade moet vergoeden. Om Allianz tot betaling aan te kunnen spreken moet de onrechtmatige daad van [naam bouwbedrijf 1] jegens [eiser01] in rechte komen vast te staan. Allianz heeft de aansprakelijkheid van [naam bouwbedrijf 1] betwist. De stelplicht en de bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [naam bouwbedrijf 1] onrechtmatig heeft gehandeld rusten op [eiser01] .
4.2.
Partijen twisten allereerst over de vraag wie de betreffende werkzaamheden heeft uitgevoerd die de gestelde schade zou hebben veroorzaakt, althans wie voor de uitvoering van die werkzaamheden verantwoordelijk was. Anders dan [eiser01] stelt, volgt dit niet uit de door hem overgelegde bouwvergunning van 5 december 2006 nu daarop niet staat vermeld aan wie de vergunning is afgegeven. Dat [naam bouwbedrijf 1] de graafwerkzaamheden en bronbemaling heeft uitgevoerd, dan wel dat hij hiertoe opdracht heeft gegeven, volgt volgens [eiser01] ook uit de stellingen in de processtukken voor de procedure bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Allianz betwist dat en voert aan dat daaruit juist volgt dat [naam bouwbedrijf 1] de werkzaamheden heeft uitgevoerd noch hiertoe opdracht heeft gegeven.
4.3.
[eiser01] heeft onweersproken gesteld en dus staat vast dat de procedure voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant als gevolg van het faillissement van [naam bouwbedrijf 1] definitief is geëindigd zonder dat er een eindvonnis is gewezen. Uit de overgelegde processtukken uit die procedure volgt dat [naam bouwbedrijf 1] , als verweer tegen de door [eiser01] ingestelde vorderingen, heeft aangevoerd dat zij de betreffende werkzaamheden niet heeft uitgevoerd en hiertoe evenmin opdracht heeft gegeven. [naam bouwbedrijf 1] heeft in dit kader aangevoerd dat (i) het betreffende nieuwbouwproject, destijds in 2007, een bouwproject was van [naam bouwbedrijf 2] . (“ [naam bouwbedrijf 2] ”), (ii) dat in opdracht van [naam bouwbedrijf 2] ook sloopwerkzaamheden zijn verricht, (iii) dat de graafwerkzaamheden en de bronbemaling zijn verricht door firma [naam firma] (“ [naam firma] ”) en (iv) dat [naam firma] ook de heiwerkzaamheden heeft verricht en dat dit doorgaans ook geen werkzaamheden zijn die [naam bouwbedrijf 1] verricht.
4.4.
Ter zitting is namens [eiser01] desgevraagd verklaard dat er naar aanleiding van dit verweer navraag is gedaan bij [naam bouwbedrijf 2] en [naam firma] naar de precieze gang van zaken destijds, maar dat daar niks is uitgekomen omdat brieven aan hen werden geretourneerd ( [naam bouwbedrijf 2] ) of dat zij het zelf niet meer wisten ( [naam firma] ). Uit de administratie van [naam bouwbedrijf 1] heeft [eiser01] van de curator geen stukken ontvangen die de rol van [naam bouwbedrijf 1] destijds bij het nieuwbouwproject kunnen verduidelijken. De curator heeft [eiser01] hiervoor verwezen naar de stellingen van [naam bouwbedrijf 1] in de procedure bij de rechtbank Zeeland-West Brabant, aldus [eiser01] . Uit die stellingen volgt echter dat [naam bouwbedrijf 1] geen verantwoordelijkheid draagt voor de werkzaamheden die volgens [eiser01] zijn schade hebben veroorzaakt (zie hiervoor onder 4.3). Tegenover de gemotiveerde betwisting van Allianz heeft [eiser01] onvoldoende gesteld of met stukken onderbouwd dat [naam bouwbedrijf 1] destijds verantwoordelijk was voor de graafwerkzaamheden en bronbemaling. Dat [naam bouwbedrijf 1] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser01] is dus niet komen vast te staan. Reeds op grond hiervan zal de vordering van [eiser01] worden afgewezen.
4.5.
Hier komt bij dat [eiser01] evenmin voldoende concrete feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit het onrechtmatig handelen van [naam bouwbedrijf 1] destijds zou hebben bestaan. Dat en waarom de uitgevoerde graafwerkzaamheden en drainage zodanig onzorgvuldig zouden zijn uitgevoerd dat dit onrechtmatig is jegens [eiser01] , volgt niet uit de stellingen van [eiser01] . Het enkele feit dat een nulmeting zou hebben ontbroken of dat geen keerwanden zouden zijn aangebracht, is zonder nadere toelichting die ontbreekt, onvoldoende om te concluderen tot onzorgvuldigheid en daarmee tot onrechtmatigheid van de gestelde werkzaamheden. Allianz heeft ook gemotiveerd betwist dat hiervan sprake is geweest en dat dit zou volgen uit de door [eiser01] overgelegde rapporten. Naar aanleiding hiervan oordeelt de rechtbank dat uit het rapport van [naam adviesbureau 1] niet is af te leiden op basis waarvan zij tot haar oordeel komt dat de scheurvorming
waarschijnlijkhet gevolg is geweest van nieuwbouw naast de Woning. Het rapport bevat hieromtrent geen enkele informatie of nadere toelichting. Ter zitting is namens [eiser01] desgevraagd verklaard dat niet duidelijk is welk onderzoek [naam adviesbureau 1] heeft uitgevoerd en of dat bijvoorbeeld een onderzoek is geweest naar de bouwkundige oorzaken van de scheurvorming. Wat betreft het rapport van [naam adviesbureau 2] is namens [eiser01] ter zitting verklaard dat [naam adviesbureau 2] vooral foto’s van de Woning heeft gemaakt en geen eigen bouwkundig onderzoek heeft verricht. Ook het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [eiser01] voor afwijzing gereed ligt nu onvoldoende is gesteld en dus niet is komen vast te staan waaruit de onrechtmatigheid van de gedragingen zou blijken.
4.6.
Dit brengt met zich dat de overige verweren van Allianz, waaronder haar beroep op verjaring en haar verweer tegen het bestaan en de omvang van de gestelde schade, geen bespreking meer behoeven.
Proceskosten
4.7.
[eiser01] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Allianz worden begroot op:
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat €
3.540,00(2 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 9.277,00
4.8.
Uit het arrest van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over de mede gevorderde nakosten.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst af de vorderingen van [eiser01] ,
5.2.
veroordeelt [eiser01] om aan Allianz de proceskosten te betalen, aan de zijde van Allianz tot op heden begroot op € 9.277,00,
5.3.
verklaart onderdeel 5.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J Arts en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022.3455/2294