ECLI:NL:RBROT:2022:9186

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
9907019
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en non-conformiteit van een cv-ketel met betrekking tot wettelijke garantie en aansprakelijkheid

In deze zaak heeft [eiser01] een cv-ketel aangeschaft bij Aktie Totaalinstallateurs B.V. in november 2016. Na meerdere defecten aan de warmwaterpomp, die onder garantie werd vervangen, heeft [eiser01] in januari 2022 geconstateerd dat de cv-ketel zelf ook vervangen moest worden. Na een ingebrekestelling en een factuur voor de vervangende cv-ketel, heeft [eiser01] Aktie aangesproken op wanprestatie en eist hij terugbetaling van de kosten voor de vervangende cv-ketel. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de cv-ketel niet voldeed aan de overeenkomst, aangezien deze binnen een korte periode na aankoop meerdere defecten vertoonde. De rechter oordeelt dat Aktie onterecht kosten in rekening heeft gebracht voor de vervangende cv-ketel, omdat [eiser01] recht had op een deugdelijk product en de kosten van vervanging niet aan hem in rekening konden worden gebracht. De kantonrechter heeft Aktie veroordeeld tot terugbetaling van € 1.121,00 aan [eiser01], met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van [eiser01] toegewezen. De vordering van [eiser01] voor vergoeding van verzend- en deurwaarderskosten is afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9907019 CV EXPL 22-16630
datum uitspraak: 21 oktober 2022
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
die zelf procedeert,
tegen
Aktie Totaalinstallateurs B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: [naam01] .
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Aktie’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 mei 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 2 augustus 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van [eiser01] van 3 augustus 2022.
1.2.
Op 6 september 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken.

2..De feiten

2.1.
[eiser01] heeft van Aktie in november 2016 een cv-ketel van het merk/type Remeha Calenta CW6 gekocht voor een bedrag van € 2.875,52, inclusief levering en plaatsing.
2.2.
Bij een reguliere onderhoudsbeurt op 26 november 2018 constateert Aktie dat de warmwaterpomp van de cv-ketel lekt. De pomp is op 27 november 2018, onder garantie van Remeha, vervangen.
2.3.
Bij een reguliere onderhoudsbeurt op 3 december 2020 constateert Aktie dat de warmwaterpomp weer lekt.
2.4.
Op 19 januari 2022 wordt geconstateerd dat er wederom sprake is van waterlekkage, afkomstig van de koppeling boven de pomp. Daarbij is tevens geconstateerd dat de cv-ketel vervangen diende te worden.
2.5.
Op 23 maart 2022 is er opnieuw een storing aan de cv-ketel opgetreden, waardoor zowel de warmwatervoorziening als de verwarmingsfunctie is uitgevallen. In verband daarmee heeft [eiser01] op 24 maart 2022 een brief aan Aktie gezonden, waarvan de inhoud - voor zover van belang - als volgt luidt:
“(…) Ik verzoek u dringend om op zeer korte termijn (liefst binnen 1 dag) mijn CV-ketel zodanig te repareren dat de CV-installatie weer functioneert.
Tevens verzoek ik u om de garantie/coulance-kwestie (ik zie dit persoonlijk als garantie: de pomp is binnen de garantieperiode defect geraakt en de storingen zijn nooit afdoende opgelost; je mag van een kwaliteitsmerk als Remeha verwachten dat dit soort storingen aan dure investeringsgoederen niet voorkomen en goed worden opgelost; mijn vorige CV-ketel heeft 25 jaar zonder grote storingen gedraaid) op een nette manier op te lossen. (…)”
2.6.
Op 5 april 2022 heeft Aktie een nieuwe cv-ketel van het merk/type Remeha Calenta CW6 aan [eiser01] geleverd en gemonteerd. Aktie heeft hiervoor op 7 april 2022 een factuur aan [eiser01] gezonden ten bedrage van € 1.121,00 inclusief btw.
2.7.
[eiser01] heeft op 8 april 2022 een ingebrekestelling aan Aktie gezonden. Daarin heeft hij onder meer het volgende opgenomen:
“(…) Ik concludeer dat er sprake is van wanprestatie, ik heb immers niet de goed werkende CV-ketel gekregen die ik mocht verwachten en dat de herstelde warmwaterpomp (en/of de
aansluiting hiervan) nooit naar behoren heeft gefunctioneerd.
(…)
Ik ga niet akkoord met deze factuur (ik zal hem wel onder protest tijdig voldoen) en eis van
Aktie (en indirect van Remeha) een veel beter voorstel om deze zaak financieel af te
handelen. (…)”

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
- Aktie te veroordelen aan hem te betalen € 1.255,57, met de wettelijke rente over
€ 1.121,00;
  • Aktie te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 1.121,00, de kosten van aangetekende verzending van € 9,05 en de kosten voor de bemoeiingen van de deurwaarder van € 125,52.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. Al twee jaar na aanschaf van de cv-ketel ging de warmwaterpomp van de cv-ketel kapot en moest deze vervangen worden. In 2020 en in 2022 is er wederom lekkage van de pomp geconstateerd, waarbij in 2022 zelfs is geconstateerd dat de cv-ketel vervangen diende te worden. Daaruit kan geconcludeerd worden dat aan [eiser01] een ondeugdelijk product is geleverd. [eiser01] mag daarom op kosteloze reparatie of vervanging rekenen. [eiser01] maakt om die reden aanspraak op restitutie van de reeds door hem onder protest aan Aktie betaalde factuur van € 1.121,00 met betrekking tot de kosten voor de vervanging van de cv-ketel. Daarnaast eist [eiser01] vergoeding van door hem gemaakte kosten voor aangetekende verzending van de ingebrekestelling en voor bemoeiingen van de deurwaarder, een en ander ten bedrage van in totaal € 134,57.
3.3.
Aktie is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. De cv-ketel vertoonde inderdaad mankementen. De algemene voorwaarden van Remeha zijn echter van toepassing. Daaruit volgt dat sprake is van een fabrieksgarantie van twee jaar. Aangezien de cv-ketel al in 2016 is geleverd en geïnstalleerd heeft [eiser01] geen recht op coulance. [eiser01] is akkoord gegaan met de kosten voor vervanging van de cv-ketel. De door Aktie in haar factuur opgenomen prijs is bovendien lager dan de prijs, die telefonisch met [eiser01] was besproken.

4..De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de aankoop van de cv-ketel door [eiser01] bij Aktie als een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 BW moet worden aangemerkt. [eiser01] heeft gesteld dat aan hem een ondeugdelijk product is geleverd. Daarmee stelt [eiser01] feitelijk dat de geleverde en geïnstalleerde cv-ketel niet aan de overeenkomst beantwoordt. De vraag die daarom in het onderhavige geval eerst beantwoord moet worden is of de cv-ketel daadwerkelijk niet aan de overeenkomst beantwoordde, met andere woorden, of het hier een non-conforme zaak betrof als bedoeld in de artikelen 7:17 en 7:18 BW.
4.2.
Artikel 7:17 BW lid 2 bepaalt dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag blijkens het tweede lid van dit artikel verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen.
4.3.
In onderhavig geval betreft het de aanschaf van een geheel nieuwe cv-ketel. Met betrekking tot de duurzaamheid van het product merkt de kantonrechter op dat het een feit van algemene bekendheid is dat een cv-ketel bedoeld is om gedurende een lange periode te functioneren. Ten aanzien van de lengte van die periode moet op grond van algemene ervaringsregels er van worden uitgegaan dat een gemiddelde cv-ketel een levensduur heeft van ongeveer 15 jaar. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het voorgaande uiteraard geldt bij normaal gebruik van een cv-ketel. Nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, gaat de kantonrechter er in onderhavig geval van uit dat [eiser01] de cv-ketel op normale wijze heeft gebruikt.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat het bovenstaande zich niet verhoudt met de omstandigheid dat de warmwaterpomp van de cv-ketel al in november 2018 defect was en vervangen moest worden. Naar het oordeel van de kantonrechter moet dan ook worden geconcludeerd dat de cv-ketel niet aan de overeenkomst beantwoordde, nu reeds amper twee jaar na aanschaf een belangrijk onderdeel van de cv-ketel - welk onderdeel een waarde vertegenwoordigt van ongeveer € 402,32, zoals uit de e-mail van Aktie van 24 maart 2022 valt af te leiden - vervanging behoeft.
4.5.
Dat de cv-ketel niet aan de overeenkomst beantwoordt, vindt bovendien steun in het feit dat, na de vervanging van de warmwaterpomp in november 2018, de nieuwe warmwaterpomp in december 2020 wederom is gaan lekken en er in januari 2022 nogmaals sprake was van waterlekkage, waardoor zelfs volledige vervanging van de cv-ketel noodzakelijk bleek. Gelet op hetgeen in r.o. 4.3 is overwogen omtrent de duurzaamheid van een cv-ketel hoefde [eiser01] niet te verwachten dat een nieuwe cv-ketel bij normaal gebruik binnen een periode van vijf jaar tot driemaal toe serieuze lekkages vertoont, waardoor een belangrijk onderdeel van de cv-ketel en uiteindelijk slechts vijf jaar na aanschaf zelfs de volledige cv-ketel vervangen moet worden. Dat sprake is van een ondeugdelijk product is door Aktie niet inhoudelijk betwist. Uit haar e-mails aan Remeha kan immers worden afgeleid dat ook Aktie haar vraagtekens plaatst bij het feit dat de warmwaterpomp tot driemaal toe defect was.
4.6.
Nu de cv-ketel niet aan de overeenkomst beantwoordde, had [eiser01] op grond van artikel 7:21 lid 1 sub c BW recht op vervanging van de cv-ketel. In lid 2 van laatstgenoemd artikel is bepaald dat de kosten van vervanging niet aan de koper in rekening kunnen worden gebracht.
4.7.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat Aktie ten onrechte kosten aan [eiser01] in rekening heeft gebracht voor vervanging van de cv-ketel in april 2022. Er bestond immers geen rechtsgrond voor Aktie om de kosten van vervanging van de cv-ketel aan [eiser01] in rekening te brengen. Dat betekent dat [eiser01] deze kosten onverschuldigd aan Aktie heeft betaald. Aktie dient het door [eiser01] betaalde bedrag van € 1.121,00 dan ook aan hem terug te betalen.
4.8.
De stelling van Aktie dat op onderhavig geval de algemene voorwaarden van Remeha van toepassing zijn en er op grond daarvan een fabrieksgarantie gold van twee jaar, wordt verworpen. In dat verband wordt vooropgesteld dat Remeha geen partij is geweest bij de consumentenkoop. [eiser01] heeft de cv-ketel immers van Aktie gekocht. Het enkele feit dat Aktie, zoals door haar ter mondelinge behandeling gesteld, de algemene voorwaarden van Remeha aan [eiser01] heeft doorgestuurd, betekent niet dat deze voorwaarden daarmee op de rechtsverhouding tussen [eiser01] en Aktie van toepassing zijn. Van acceptatie van deze voorwaarden door [eiser01] is bovendien niet gebleken. Dit brengt met zich dat Aktie in haar verhouding tot [eiser01] geen beroep kan doen op de garantietermijn van haar leverancier Remeha.
4.9.
De kantonrechter merkt op dat, zelfs als in onderhavig geval wél een
garantietermijn van twee jaar van toepassing zou zijn geweest, dit haar oordeel niet anders gemaakt zou hebben. Eventuele tussen partijen overeengekomen garanties doen immers niets af aan het feit dat een consument bij een koop te allen tijde recht heeft op een deugdelijk product en zich in dat kader ook kan beroepen op de ‘wettelijke garantie’ van artikel 7:17 BW, oftewel het conformiteitsvereiste.
4.10.
Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat Aktie zal worden veroordeeld om het bedrag van € 1.121,00 aan [eiser01] terug te betalen. De daarover geëiste wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding is niet weersproken en wordt eveneens toegewezen op de wijze zoals hierna in het dictum vermeld.
4.11.
[eiser01] maakt ook aanspraak op vergoeding van de kosten van aangetekende verzending van de ingebrekestelling en de kosten van de bemoeiingen van de deurwaarder. Dit deel van de eis van [eiser01] zal worden afgewezen, nu [eiser01] de door hem genoemde kosten onvoldoende heeft onderbouwd. Onvoldoende gebleken is dat [eiser01] daadwerkelijk kosten voor aangetekende verzending heeft gemaakt. Daarnaast heeft [eiser01] niet nader uiteengezet waaruit de kosten voor bemoeiingen van de deurwaarder hebben bestaan. Van enige andere door de deurwaarder uitgevoerde werkzaamheden dan het betekenen van de dagvaarding, waarvoor al een vergoeding zal worden toegekend in het kader van de hierna te bespreken proceskosten, is niet gebleken.
4.12.
Aktie krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 133,48 aan dagvaardingskosten en € 214,00 aan griffierecht. Verder heeft [eiser01] op grond van artikel 238 Rv als in persoon procederende partij recht op de noodzakelijke reis- en verblijfkosten en noodzakelijke verletkosten. Aan de zijde van [eiser01] worden deze kosten vastgesteld op € 50,00 aan reis- en verletkosten, nu [eiser01] in verband met de onderhavige procedure één keer in persoon op een zitting is verschenen. Dit is totaal € 397,48. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet Aktie ook een bedrag betalen van € 93,50 (1/2 punt x € 187,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
4.13.
Nu Aktie ongelijk krijgt, bestaat er geen aanleiding om [eiser01] in de door Aktie gemaakte kosten - die zij in haar conclusie van antwoord heeft vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.183,50 - te veroordelen
4.14.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Aktie om aan [eiser01] te betalen € 1.121,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 13 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Aktie in de proceskosten, aan de kant van [eiser01] tot vandaag vastgesteld op € 397,48 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
44487