ECLI:NL:RBROT:2022:9173

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/642774 / JE RK 22-1869
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 september 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [kind01]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [kind01] onder voogdij staat van de gecertificeerde instelling NIDOS en momenteel verblijft in een gesloten groep. De GI heeft met spoed een machtiging verzocht om [kind01] voor de duur van twaalf maanden in een gesloten accommodatie te plaatsen, omdat er ernstige zorgen zijn over zijn ontwikkeling en gedrag. De kinderrechter heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, waarbij verschillende belanghebbenden, waaronder de moeder en de oma van vaderszijde, zijn gehoord. De moeder heeft verzocht om als belanghebbende te worden aangemerkt, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat zij niet als zodanig kan worden aangemerkt, omdat er geen gezinsleven is en zij niet het ouderlijk gezag uitoefent. De kinderrechter heeft de moeder als informant aangemerkt. De vader is eveneens als informant aangemerkt. De oma van vaderszijde is wel als belanghebbende aangemerkt, omdat zij [kind01] heeft verzorgd en opgevoed. De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid om de behandeling van het overige verzochte aan te houden tot een pro forma datum. De kinderrechter heeft de GI verzocht om rapportage te overleggen over de stand van zaken voor de pro forma datum.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/642774 / JE RK 22-1869
datum uitspraak: 20 september 2022

beschikking machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de gecertificeerde instelling NIDOS,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Utrecht,
betreffende

[kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2006 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de oma van vaderszijde, wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[naam02] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats02] ,

[naam03]

hierna te noemen: de vader, zonder vaste woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 8 september 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de instemmende verklaring d.d. 10 september 2022 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper;
- het e-mailbericht van mr. C.P. Timmers van 10 september 2022;
- de e-mailberichten van mr. C.P. Timmers van 16 september 2022;
- het e-mailbericht van de advocaat van [kind01] , mr. E. Janse, van 16 september 2022;
- de brief van de GI van 16 september 2022, ingekomen bij de griffie op 16 september 2022;
- de brief met bijlage van de GI van 19 september 2022, ingekomen bij de griffie op 19 september 2022.
Op 20 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
  • [kind01] , die tevens voorafgaand aan de zitting apart is gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, mr. E. Janse,
  • de oma van moederszijde,
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam04] .
De kinderrechter heeft ter zitting bijzondere toegang verleend aan [naam05] , stagiaire van mr. Janse. Ook heeft de kinderrechter ter zitting bijzondere toegang verleend aan de vader en de tante van [kind01] .
Aangezien de oma van moederszijde en de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de Arabische taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van mw. [naam06] , tolk in de Arabische taal.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feitenBij beschikking van 24 september 2015 is [kind01] onder voogdij gesteld van GI.

[kind01] verblijft op een gesloten groep van [naam instelling01] .
Bij beschikking van 8 september 2022 is een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [kind01] verleend, met ingang van 14 september 2022 tot 30 september 2022. De beslissing is voor het overig verzochte aangehouden.

De (aangehouden) verzoeken

Het aangehouden verzoek van de GI:
De GI heeft met spoed een machtiging verzocht om [kind01] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van twaalf maanden. Over de periode tot 30 september 2022 is al beslist. Nu moet worden beslist over de periode tot 17 augustus 2023.
Het verzoek van de moeder:
De moeder verzoekt om in de procedure omtrent de machtiging gesloten jeugdhulp ten aanzien van haar zoon [kind01] als belanghebbende te worden aangemerkt.

Het standpunt van de GI

Ten aanzien van het aangehouden verzoek van de GI:
De GI handhaaft ter zitting het aangehouden verzoek en licht dit als volgt toe.
Inmiddels verblijft [kind01] bijna vijf weken bij [naam instelling01] . Hier gaat het goed met [kind01] . De komende periode staat in het teken van het creëren van rust en structuur bij [kind01] en het observeren van zijn gedrag. [kind01] is aangemeld voor een diagnostisch onderzoek. Hiervoor is echter een wachtlijst van drie maanden. Volgende week vindt er een overleg plaats met de gedragswetenschapper en dan zal bekeken worden wat aandachtspunten zijn voor het diagnostisch onderzoek. Aan de hand van de uitkomsten van het diagnostisch onderzoek zal passende behandeling voor [kind01] worden ingezet. Verder zal er worden gekeken naar de vrijheden van [kind01] bij [naam instelling01] .
Gelet op het voorgaande en om [kind01] duidelijkheid te bieden, acht de GI een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van een jaar van belang. De eerdere gesloten plaatsing van [kind01] voor de duur van drie maanden heeft [kind01] goed gedaan, maar de duur van het verblijf was echter te kort. Indien blijkt dat een jaar te lang is, dan kan [kind01] eerder naar een vervolgplek. De GI denkt daarbij aan een open groep en niet aan terugkeer van [kind01] naar de oma van vaderszijde. Desondanks worden er op dit moment gesprekken gevoerd in de thuissituatie bij de oma van vaderszijde. Bezien moet worden wat de oma van vaderszijde nodig heeft om beter om te gaan met problematiek van [kind01] . Wonen van [kind01] bij de moeder is tot op heden niet aan de orde geweest.
Ten aanzien van het verzoek van de moeder:
Desgevraagd geeft de zittingsvertegenwoordiger van de GI ter zitting aan zich niet te kunnen uitlaten over de positie van de moeder als belanghebbende of informant. Zij heeft het verzoekschrift niet geschreven en is uitgegaan van de situatie zoals in het verzoekschrift beschreven. Wel heeft de moeder ten tijde van de zitting in juli aangegeven meer de rol van moeder op zich te willen nemen. De GI zou dit oppakken en hier meer aandacht voor hebben.

Het standpunt van de oma van vaderszijde

Ten aanzien van het aangehouden verzoek van de GI:
De oma van vaderszijde voert ter zitting geen verweer tegen het aangehouden verzoek van de GI. Zij staat achter de plaatsing van [kind01] bij [naam instelling01] , zodat hij behandeling kan krijgen. De oma van vaderszijde wil echter graag dat [kind01] daarna zo spoedig mogelijk weer bij haar terugkomt.
De oma van vaderszijde heeft in de thuissituatie geen problemen met [kind01] ervaren. Hij is thuis beschaafd en lief.
Ten aanzien van het verzoek van de moeder:
De oma van vaderszijde geeft ter zitting aan dat zij degene is die altijd voor [kind01] heeft gezorgd. Het belang van [kind01] staat voorop. Desgevraagd verklaart de oma van vaderszijde dat zij naar aanleiding van de procedure die in 2018/2019 is gevoerd het verzorgingsrecht over [kind01] toegekend heeft gekregen.

Het standpunt van [kind01]

Ten aanzien van het aangehouden verzoek van de GI:
Door en namens [kind01] wordt ter zitting verzocht de machtiging gesloten jeugdhulp in duur te bekorten, te weten voor de duur van zes maanden, te rekenen vanaf 17 augustus 2022, en het overig verzochte af te wijzen dan wel de behandeling daarvan aan te houden.
Er wordt – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat er relatief makkelijk en zonder een goede onderbouwing gesteld dat een periode van twaalf maanden noodzakelijk is. Uit het verslag van het intakgesprek blijkt dat er verwacht wordt dat de kinderrechter de machtiging gesloten jeugdhulp verleent voor de duur van zes maanden. Daarnaast heeft [kind01] tijdens zijn verblijf bij [naam instelling02] gedurende drie maanden grote stappen gezet. [kind01] is bereid hard te werken op [naam instelling01] . [kind01] wil toewerken naar een terugplaatsing bij de oma van vaderszijde.
Ten aanzien van het verzoek van de moeder:
Namens [kind01] wordt ter zitting aangevoerd dat er in deze situatie moet worden aangesloten bij het uitgangspunt ‘informant, tenzij’, waarbij de ‘tenzij’ niet van toepassing is.

De verklaring van de moeder

Ten aanzien van het aangehouden verzoek van de GI:
De moeder verklaart ter zitting dat zij het niet in het belang van de pyschische gesteldheid van [kind01] vindt dat hij langer in de gesloten jeugdhulpinstelling moet verblijven. [kind01] heeft eerder een gesloten plaatsing meegemaakt en deze is niet goed verlopen. De moeder wil graag dat [kind01] behandeling krijgt buiten een gesloten groep.
Ten aanzien van het verzoek van de moeder:
Door en namens de moeder wordt het verzoek ter zitting gehandhaafd.
Er wordt – kort en zakelijk weergegeven en onder verwijzing naar de pleitaantekeningen – aangevoerd dat het belang van het kind, gelet op artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (hierna: IVRK), maakt dat de moeder in deze procedure als belanghebbende moet worden aangemerkt. De moeder is de enige die voor [kind01] kan zorgen. Zij heeft een adres, werk en inkomen. [kind01] wil contact met de moeder. De moeder werkt samen met de GI en de GI beschouwt de moeder als belanghebbende. De moeder heeft recht op gezinsleven met [kind01] .
Ter aanvulling op het betoog van haar advocaat brengt de moeder ter zitting naar voren dat zij niet eerder voor [kind01] heeft gezorgd. Toen de moeder naar Nederland is gekomen, is het contact met [kind01] langzaam hersteld. De moeder zag [kind01] meestal niet bij de oma van vaderszijde, maar op een andere locatie. Inmiddels is de moeder twee keer op bezoek geweest bij [kind01] op [naam instelling01] . Zij is nog niet betrokken bij de behandeling van [kind01] op [naam instelling01] . Desgevraagd geeft de moeder aan dat er in 2018/2019 een procedure is gevoerd met betrekking tot het belasten van de moeder met het ouderlijk gezag over [kind01] . Dit verzoek is volgens de moeder door de rechtbank afgewezen, omdat [kind01] hier niet achter stond.

De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek van de moeder:
De kinderrechter ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of de moeder als belanghebbende kan worden aangemerkt.
In artikel 798, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is bepaald dat onder belanghebbende wordt verstaan ‘degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft’. Een belanghebbende in de zin van genoemd artikel heeft specifieke processuele rechten en bevoegdheden, zoals het recht om het verzoekschrift en de beschikking toegezonden te krijgen, (in principe) alle stukken in te kunnen zien, opgeroepen te worden voor de zitting en hoger beroep in te stellen.
De Hoge Raad - de hoogste rechter in civiele zaken - heeft al meerdere malen laten blijken het begrip belanghebbende als bedoeld in artikel 798, eerste lid, Rv strikt te interpreteren.
Welke persoon als belanghebbende moet worden aangemerkt, wordt bepaald door het onderwerp van de aan de rechter voorgelegde zaak en door de rechten of verplichtingen waarop deze persoon zich beroept. Slechts indien het onderwerp van de zaak ertoe kan leiden dat de rechten of verplichtingen waarop deze persoon zich beroept, rechtstreeks door de rechterlijke beslissing worden geraakt, is die persoon in die zaak belanghebbende in de zin van art. 798 lid 1, eerste volzin, Rv (HR 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:488).
Daarnaast is van belang dat uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens moet worden afgeleid dat een persoon die aanspraak kan maken op bescherming van zijn familie- en gezinsleven dan wel zijn privéleven (voortvloeiend uit artikel 8, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)) er ook aanspraak op kan maken dat hij of zij in voldoende mate betrokken wordt in het besluitvormingsproces dat kan leiden tot een inmenging in dat familie- en gezinsleven respectievelijk dat privéleven. Die aanspraak ziet ook op de gerechtelijke procedure, welke procedure op zichzelf ook moet voldoen aan de eisen die voortvloeien uit artikel 6 EVRM. De door artikel 8 EVRM vereiste mate waarin en wijze waarop de belanghebbende bij het besluitvormingsproces wordt betrokken, is afhankelijk van de bijzondere omstandigheden van het geval en de aard en de mate van ingrijpendheid van de te nemen maatregelen.
De kinderechter dient de vraag of de moeder belanghebbende is in de zin van artikel 798, eerste lid, eerste volzin, Rv, daarom te beantwoorden met inachtneming van deze uit artikel 8 EVRM voortvloeiende eisen.
Vaststaat dat de moeder niet het ouderlijk gezag uitoefent over [kind01] . [kind01] is in februari 2015 zonder ouders naar Nederland gekomen en bij beschikking van 24 september 2015 is de GI benoemd tot voogd over [kind01] . Verder is er geen sprake van een gezinsleven, nu [kind01] niet door de moeder is of wordt verzorgd en opgevoed als behorende tot haar gezin. [kind01] is – nadat hij naar Nederland is gekomen – bij de oma van vaderszijde gaan wonen en hij heeft, totdat hij bij [naam instelling02] werd geplaatst, altijd bij haar gewoond. [kind01] heeft dus niet bij de moeder gewoond en vanwege de problematiek van [kind01] is er vooralsnog geen zicht op (herstel van) het gezinsleven, in die zin dat [kind01] bij de moeder gaat wonen. Er vinden momenteel slechts (of voornamelijk) bezoekcontacten plaats tussen [kind01] en de moeder.
Een ouder zonder gezag die de minderjarige niet als behorende tot zijn of haar gezin verzorgt en opvoedt wordt in beginsel als informant aangemerkt, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de kinderbeschermingsprocedure leidt tot de inmenging van zijn of haar familie- en gezinsleven dan wel privéleven. Dergelijke omstandigheden doen zich naar het oordeel van de kinderrechter niet voor. De situatie blijft immers hetzelfde. De moeder behoudt het contact dat zij met [kind01] heeft en zij blijft door de GI betrokken worden bij het leven van [kind01] .
De kinderrechter is op grond van bovenstaande van oordeel dat de moeder in deze procedure niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 798, eerste lid, Rv. De kinderrechter zal de moeder daarom niet aanmerken als belanghebbende, maar als informant.
Ten aanzien van de positie van de vader:
Om voor alle betrokkenen duidelijkheid te scheppen, overweegt de kinderrechter ten aanzien van de positie van de vader als volgt. De kinderrechter is van oordeel dat de vader in deze procedure ook niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 798, eerste lid, Rv. De kinderrechter zal de vader daarom aanmerken als informant.
Ook de vader oefent niet het ouderlijk gezag uit over [kind01] , nu de GI bij beschikking van 24 september 2015 is benoemd tot voogd over [kind01] . Verder is er geen sprake van een gezinsleven, nu [kind01] niet door de vader is of wordt verzorgd en opgevoed als behorende tot zijn gezin. Hoewel [kind01] bij de oma van vaderszijde woont, bij wie ook de vader periodes verblijft of heeft verbleven, is niet gebleken dat hij hem verzorgt en opvoedt als behorende tot zijn gezin. De vader is regelmatig afwezig in verband met zijn werk, hij is een periode uit huis gezet door de oma van vaderszijde en de zorg en opvoeding van [kind01] berust bij de oma van vaderszijde. Daarnaast heeft [kind01] in het kindgesprek met de kinderrechter aangegeven dat hij weinig contact heeft met de vader.
Ten aanzien van de positie van de oma van vaderszijde:
Ook is het van belang dat er duidelijkheid is over de positie van de oma van vaderszijde. Ten aanzien van de positie van de oma van vaderszijde merkt de kinderrechter het volgende op.
Hoewel vast staat dat ook de oma van vaderszijde niet het gezag uitoefent over [kind01] – in die zin dat zij is belast met de voogdij over [kind01] –, is er wel sprake (geweest) van een gezinsleven. [kind01] is, zoals eerder benoemd, verzorgd door en opgevoegd door de oma van vaderszijde als behorende tot haar gezin. Daarnaast heeft [kind01] ter zitting aangegeven dat de oma van vaderszijde alle van belang zijnde zaken voor hem regelt en dat hij graag weer bij haar zou willen wonen. Ook leidt de kinderbeschermingsprocedure tot de inmenging van het familie- en gezinsleven.
De kinderrechter is op grond van bovenstaande van oordeel dat de oma van vaderszijde in deze procedure dient te worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 798, eerste lid, Rv.
Ten aanzien van het aangehouden verzoek van de GI:
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Naar het oordeel van de kinderrechter is hier sprake van.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat er ernstige zorgen bestaan over de ontwikkeling van [kind01] . Bij [kind01] is sprake van complexe problematiek. Er zijn zorgen over zijn sociaal-emotionele, cognitieve en persoonlijke ontwikkeling. [kind01] kampt een licht verstandelijke beperking, waardoor hij de gevolgen van zijn handelen onvoldoende overziet. [kind01] gaat nauwelijks naar school. Ook heeft [kind01] zich aangesloten bij een drill-rapgroep, bevindt hij zich in het criminele circuit en is er sprake van meerdere politiecontacten. [kind01] vertoont zelfbepalend en dreigend gedrag.
Op 23 maart 2022 is [kind01] middels een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp op een gesloten groep bij [naam instelling02] geplaatst. Vanwege positieve ontwikkelingen daar is [kind01] vervolgens doorgeplaatst naar een open groep bij [naam instelling02] . Op 26 juli 2022 is [kind01] echter weggelopen van deze groep en is hij een geruime periode vermist geweest, zo ook ten tijde van het spoedverzoek machtiging gesloten jeugdhulp van de GI op 3 augustus 2022.
Inmiddels verblijft [kind01] sinds 17 augustus 2022 [kind01] op een gesloten groep van [naam instelling01] . Hier gaat het goed met [kind01] . De GI heeft ter zitting aangegeven dat de komende periode in het teken staat van het creëren van rust en structuur en het observeren van het gedrag van [kind01] . Daarnaast is [kind01] aangemeld voor een diagnostisch onderzoek. Aan de hand van de uitkomsten van dat onderzoek zal passende behandeling voor [kind01] worden ingezet.
Hoewel de kinderrechter de wens van [kind01] om terug te keren naar de oma van vaderszijde begrijpt, acht de kinderrechter een plaatsing van [kind01] bij haar op dit moment niet in zijn belang. Het is van belang dat de veiligheid van [kind01] en zijn omgeving wordt gewaarborgd en dat hij een passende behandeling kan volgen binnen de duidelijke en gestructureerde kaders van de gesloten jeugdhulpinstelling, zonder dat hij zich hier aan kan onttrekken en wordt beïnvloed door zijn netwerk. Gelet hierop en nu de gedragswetenschapper bij instemmingsverklaring van 10 september 2022 heeft ingestemd met het verzoek van de GI, kinderrechter zal de machtiging gesloten jeugdhulp verlenen.
Met de advocaat van [kind01] is de kinderrechter echter van mening dat er aanleiding bestaat de machtiging gesloten jeugdhulp in duur te bekorten, te weten voor de duur van zes maanden, en de behandeling van het overig verzochte (opnieuw) aan te houden tot hierna te noemen pro forma datum, om zodoende een vinger aan de pols te houden. Daarnaast heeft de gedragswetenschapper in de instemmingsverklaring van 10 september 2022 aangegeven dat een gesloten setting voor [kind01] wat betreft de aard van zijn problematiek niet voor een langere periode nodig is.
De komende periode is het van belang dat [kind01] de rust ervaart die hij nodig heeft om te kunnen stabiliseren. Ook is het nodig dat het diagnostisch onderzoek bij [kind01] wordt afgenomen en dat aan de hand van de uitkomsten daarvan passende behandeling voor [kind01] wordt ingezet. In de tussentijd is het van belang dat [kind01] zijn medewerking verleent aan de hulpverlening en zijn best doet op school. De kinderrechter heeft hier vertrouwen in, nu ter zitting namens en door hem is aangegeven dat [kind01] bereid is om hard te werken bij [naam instelling01] .
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter machtiging gesloten jeugdhulp verlenen voor de duur van zes maanden en de behandeling van het overig verzochte (opnieuw) aanhouden tot hierna te noemen pro forma datum.
De GI wordt verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbende, [kind01] en mr. E. Janse) te overleggen over de dan huidige stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte al dan niet wordt gehandhaafd. Indien dit verzoek voor het overige verzochte wordt gehandhaafd, dan wordt de GI tevens verzocht een nieuwe verklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper te overleggen.

De beslissingDe kinderrechter:

wijst het verzoek van de moeder af;
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 20 september 2022 tot
17 februari 2023 betreffende de minderjarige [kind01] ;

alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing op het verzoek van de GI voor het overig verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 januari 2023 pro forma;
bepaalt dat de GI, de belanghebbende, [kind01] en mr. E. Janse op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbende, [kind01] en mr. E. Janse) de verzochte rapportage en – bij handhaving van het overig verzochte – de verklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2022 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.L. van der Linden als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.