ECLI:NL:RBROT:2022:9152

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
9750535
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en buitengerechtelijke kosten in huurzaak tussen verhuurder en huurder

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting De Leeuw van Putten, eiseres, en een gedaagde die zelf procedeert. De zaak betreft een huurachterstand die is ontstaan tussen de partijen, waarbij de gedaagde, woonachtig in [woonplaats01], een huurovereenkomst had met De Leeuw van Putten voor een woning aan [adres01] in [plaats01]. De huurprijs bedroeg € 583,91 per maand, en de gedaagde had in het verleden betalingsproblemen gehad, wat leidde tot een huurachterstand.

De procedure begon met een dagvaarding op 2 maart 2022, waarna verschillende processtukken zijn ingediend, waaronder e-mails van de gedaagde en een rolbeslissing van de rechtbank. De gedaagde had eerder betalingsafspraken gemaakt, maar deze waren niet nagekomen. De eiseres vorderde in totaal € 437,72, inclusief huurachterstand, rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde betwistte de hoogte van de huurachterstand niet, maar uitte wel zijn ongenoegen over de procedure.

De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een huurachterstand en dat de eiseres gerechtvaardigd was om de gedaagde te dagvaarden. De buitengerechtelijke incassokosten en rente werden toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 72,39 aan De Leeuw van Putten, evenals de proceskosten van € 407,74. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en alle andere vorderingen werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9750535 CV EXPL 22-8197
datum uitspraak: 21 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
de stichting
De Leeuw van Putten,
vestigingsplaats: Spijkenisse,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Spruit namens GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘De Leeuw van Putten’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 maart 2022, met producties;
  • de e-mail van [gedaagde01] van 14 maart 2022, met bijlagen;
  • de conclusie van repliek tevens houdende vermindering van eis, met producties;
  • de e-mail van [gedaagde01] van 2 mei 2022;
  • de e-mail van [gedaagde01] van 13 mei 2022, met bijlagen;
  • de akte uitlating producties van De Leeuw van Putten;
  • de rolbeslissing van 19 augustus 2022;
  • de akte ter voldoening aan de rolbeslissing van 19 augustus 2022 van De Leeuw van Putten, met één productie.
[gedaagde01] heeft niet gereageerd op de rolbeslissing van 19 augustus 2022.

2..De feiten

2.1.
Tussen De Leeuw van Putten als verhuurster en [gedaagde01] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres01] in [plaats01] .
2.2.
Op grond van deze huurovereenkomst moet [gedaagde01] maandelijks een huurprijs aan De Leeuw van Putten betalen, bij vooruitbetaling. De huurprijs bedroeg op het moment dat de dagvaarding werd uitgebracht € 583,91 per maand.
2.3.
Bij beschikking van 17 februari 2020 heeft de kantonrechter bewind ingesteld over de goederen van [gedaagde01] . In de beschikking van 15 augustus 2021 heeft de kantonrechter het bewind over de goederen van [gedaagde01] opgeheven.
2.4.
[gedaagde01] heeft in het verleden een huurachterstand laten ontstaan. Voor het inlopen van de huurachterstand heeft De Leeuw van Putten betalingsafspraken gemaakt met [gedaagde01] en De Maas Dienstverlening, de voormalige bewindvoerder van [gedaagde01] .
2.5.
Bij brief van 10 februari 2022 heeft de gemachtigde van De Leeuw van Putten het volgende aan [gedaagde01] geschreven:
“(…)
In bovengenoemd dossier heeft u een betalingsregeling getroffen. U bent deze niet nagekomen.
De betalingsregeling is definitief komen te vervallen en derhalve is de totale vordering ineens opeisbaar. (…)”
2.6.
[gedaagde01] heeft vervolgens meerdere keren betalingen aan de gemachtigde van De Leeuw van Putten gedaan van € 25,00 en € 50,00.
2.7.
Op 3 maart 2022, één dag na de dag van de dagvaarding in deze zaak, heeft [gedaagde01] aan De Leeuw van Putten via haar gemachtigde een bedrag van € 315,33 betaald. Deze betaling betrof de resterende huurachterstand berekend t/m de maand februari 2022.
2.8.
Op 27 maart 2022 heeft de gemachtigde van De Leeuw van Putten een bedrag van
€ 50,00 ontvangen van [gedaagde01] voor De Leeuw van Putten.

3..Het geschil

3.1.
De Leeuw van Putten heeft in haar dagvaarding het volgende - samengevat - geëist:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 437,72 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat werd geëist bestond uit de huurachterstand (berekend tot en met februari 2022) van € 315,33, rente van € 18,77 (berekend tot 2 maart 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 103,62 (inclusief btw).
In haar conclusie van repliek heeft De Leeuw van Putten haar eis verminderd met de hoofdsom van € 315,33 en het op 27 maart 2022 ontvangen bedrag van € 50,00.
3.2.
De Leeuw van Putten heeft haar eis gebaseerd op het bestaan van een huurachterstand en het hebben verricht van buitengerechtelijke werkzaamheden.
3.3.
[gedaagde01] heeft het bestaan en hoogte van de huurachterstand en de nevenvorderingen niet betwist, maar wel zijn ongenoegen geuit over het feit dat De Leeuw van Putten een procedure tegen hem is gestart. Hij heeft hierbij verwezen naar de rol van De Maas Dienstverlening.

4..De beoordeling

4.1.
Bij de huidige stand van zaken hoeft alleen een beoordeling te worden gegeven over de buitengerechtelijke kosten en rente. De kantonrechter stelt daarbij wel het volgende voorop.
Er is sprake geweest van een huurachterstand, die op de dag van dagvaarding (nog) niet was voldaan en er liep al een tijdje geen betalingsregeling meer tussen partijen, zodat De Leeuw van Putten goede redenen had om tot dagvaarden van [gedaagde01] over te gaan.
De kantonrechter leest in het verweer van [gedaagde01] niet dat hij rechtsgevolgen wenst te verbinden aan zijn stellingen over hoe De Leeuw van Putten volgens hem heeft gehandeld tegenover hem en gaat daaraan dan ook voorbij.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.2.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. De rente wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van De Leeuw van Putten volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] deze stellingen niet heeft betwist. Het bedrag van € 50,00 dat [gedaagde01] al betaald heeft wordt op het totaalbedrag aan buitengerechtelijke kosten en vervallen rente in mindering gebracht, zodat in totaal € 72,39 wordt toegewezen. De wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dagvaarding wordt vanwege de zeer geringe waarde daarvan afgewezen.
proceskosten
4.3.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van De Leeuw van Putten tot vandaag vast op € 129,74 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde ( 2 punten x € 75,00). Dit is totaal € 407,74. Voor de laatste twee akten kent de kantonrechter geen punten toe, omdat de een-na-laatste akte geen bijzondere inhoud heeft en omdat het aan De Leeuw van Putten was om de informatie die in de laatste akte staat uit zichzelf naar voren te brengen. Voor kosten die De Leeuw van Putten maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 37,50 (1/2 punt x € 75,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.4.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan De Leeuw van Putten te betalen € 72,39;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van De Leeuw van Putten tot vandaag vastgesteld op € 407,74;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
757