In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting De Leeuw van Putten, eiseres, en een gedaagde die zelf procedeert. De zaak betreft een huurachterstand die is ontstaan tussen de partijen, waarbij de gedaagde, woonachtig in [woonplaats01], een huurovereenkomst had met De Leeuw van Putten voor een woning aan [adres01] in [plaats01]. De huurprijs bedroeg € 583,91 per maand, en de gedaagde had in het verleden betalingsproblemen gehad, wat leidde tot een huurachterstand.
De procedure begon met een dagvaarding op 2 maart 2022, waarna verschillende processtukken zijn ingediend, waaronder e-mails van de gedaagde en een rolbeslissing van de rechtbank. De gedaagde had eerder betalingsafspraken gemaakt, maar deze waren niet nagekomen. De eiseres vorderde in totaal € 437,72, inclusief huurachterstand, rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde betwistte de hoogte van de huurachterstand niet, maar uitte wel zijn ongenoegen over de procedure.
De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een huurachterstand en dat de eiseres gerechtvaardigd was om de gedaagde te dagvaarden. De buitengerechtelijke incassokosten en rente werden toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 72,39 aan De Leeuw van Putten, evenals de proceskosten van € 407,74. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en alle andere vorderingen werden afgewezen.