ECLI:NL:RBROT:2022:9114

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
AWB - 22_840
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van studiefinanciering aan migrerend werknemer en de motivering van besluiten

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 27 oktober 2022, wordt het beroep van eiser, een Poolse burger, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor studiefinanciering over de periode juli tot en met december 2022 beoordeeld. Eiser had eerder een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat hij niet aan de nationaliteitseis voldeed. De rechtbank constateert dat het bestreden besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onvoldoende gemotiveerd was, met name over de redenen waarom de studiefinanciering voor de kortere periode was toegekend. De rechtbank oordeelt dat eiser procesbelang heeft, omdat de wijze van toekenning van studiefinanciering door DUO mogelijk in strijd is met het Unierecht. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de toekenning van studiefinanciering uiteindelijk correct was. Eiser krijgt recht op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke motivering bij besluiten van de overheid, vooral in zaken die de rechten van migrerende werknemers aangaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/840

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam] , uit Rotterdam, eiser

(gemachtigde: mr. P.S. Folsche),
en

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (verweerder)

(gemachtigde: D.M.C. Zijlstra-Cuiper).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot het ontvangen van studiefinanciering over de periode juli tot en met december 2022.
1.1.
Met het besluit van 13 oktober 2021 heeft verweerder de studiefinanciering van eiser in de vorm van een lening en reisvoorziening afgewezen voor de periode januari tot en met december 2022.
1.2.
Met het bestreden besluit van 12 januari 2022 heeft verweerder eisers bezwaren gedeeltelijk gegrond verklaard, door de studiefinanciering over de maanden januari tot en met juni 2022 alsnog toe te kennen. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser is een vergoeding van proceskosten in bezwaar toegekend van € 541,-.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Met het bestreden besluit van 16 augustus 2022 heeft verweerder eiser een aanvullende beurs over de periode juli tot en met december 2022 toegekend in de vorm van een lening.
1.5.
Met het bestreden besluit van eveneens 16 augustus heeft verweerder eiser voor de periode september tot en met december 2022 een reisvoorziening (weekendreisrecht) toegekend.
1.6.
Met het bestreden besluit van 18 augustus 2022 heeft verweerder eiser voor de maand augustus 2022 een reisvoorziening (weekendreisrecht) toegekend.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en namens verweerder mr. G.J.M. Naber.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser is burger van één van de lidstaten van de Europese Unie, te weten Polen. Hij is daarnaast werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Hij heeft een aanvraag voor studiefinanciering over 2022 ingediend. Verweerder heef deze aanvraag afgewezen, omdat eiser niet aan de nationaliteitseis voldoet. Met het bestreden besluit van 12 januari 2022 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en studiefinanciering toegekend voor de maanden januari tot en met juni 2022. In het verweerschrift licht verweerder toe dat er ten tijde van het nemen van het bestreden besluit nog geen duidelijkheid was ten aanzien van de arbeidsrechtelijke status van eiser per juli 2022 en dat hij daarom bevoegd was om deze beslissing te nemen. Eiser kan volgens verweerder, als hij aanspraak wil maken op studiefinanciering vanaf de maand juli 2022, te zijner tijd een nieuwe aanvraag indienen onder bijsluiting van zijn nieuwe arbeidsovereenkomst.
2.1.
Met het bestreden besluit van 16 augustus 2022 is aan eiser alsnog studiefinanciering toegekend voor de maanden juli tot en met december 2022. Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op dit besluit.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser nog voldoende procesbelang heeft bij een oordeel van de rechtbank nu DUO inmiddels tot toekenning van studiefinanciering over de maanden juli tot en met december 2022 is overgegaan.
5. Eiser heeft ter zitting desgevraagd aangegeven indien DUO niet bereid is tot het vergoeden van de gemaakte proceskosten, uitspraak te wensen van de rechtbank over het door DUO gehanteerde systeem waarbij steeds voor een bepaalde periode studiefinanciering wordt toegekend in plaats van per jaar. Volgens eiser is dit systeem onrechtmatig en in strijd met de wet. Eiser heeft verder aangevoerd dat het besluit onvoldoende gemotiveerd is, omdat verweerder zich niet expliciet uitlaat over de resterende maanden van 2022. Voor eiser blijft onduidelijk waarom deze zijn afgewezen. Eiser vraagt daarom om het beroep gegrond te verklaren en een beslissing op bezwaar te nemen.
6. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt dat sprake is van procesbelang. De beroepsgronden van eiser zien niet alleen op het verkrijgen van studiefinanciering, maar ook op de wijze van toekenning, steeds voor een beperkte periode, en de stelling van eiser dat DUO daarbij, kort gezegd, in strijd met het Unierecht handelt. Hiermee heeft eiser opgemerkt dat bij de aanvraag reeds onrechtmatig is gehandeld en dat hem ten onrechte niet over de gehele periode bij aanvang studiefinanciering is toegekend. Eiser meent dat daarom thans recht heeft op vergoeding van de proceskosten. Bij een opvolgende aanvraag in een volgende periode zal eiser opnieuw met deze door DUO gehanteerde systematiek te maken krijgen. De rechtbank ziet hierin, gegeven de specifieke omstandigheden van het geval, voldoende procesbelang bij een rechterlijk oordeel. Het beroep wordt derhalve ontvankelijk geacht.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de toekenning van de studiefinanciering op de juiste manier is verlopen. Eiser heeft uitsluitend recht op studiefinanciering over de maanden waarin hij voldoet aan de geldende voorwaarden voor studiefinanciering. Nu hij niet de Nederlandse nationaliteit bezit, heeft eiser eerst recht op studiefinanciering voor zover hij kwalificeert als migrerend werknemer of hiermee kan worden gelijkgesteld. Nu eiser studiefinanciering heeft aangevraagd op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst, kan niet op voorhand worden vastgesteld dat hij in het gehele jaar 2022 voldoet aan de nationaliteitseis. Op basis van de ingezonden arbeidsovereenkomst tot en met juni 2022 bij Erasmus University College is in januari 2022 studiefinanciering toegekend tot met juni 2022. Studiefinanciering wordt voor EU-studerenden voor bepaalde tijd toegekend zodat periodiek kan worden gecontroleerd of een studerende nog voldoet aan het vereiste van migrerend werknemerschap.
8. De rechtbank stelt vast dat sprake is van een aanvraagsituatie waarbij eiser aannemelijk moet maken dat hij recht heeft op studiefinanciering door de daartoe benodigde bescheiden te overleggen. Indien eiser aanspraak wenst te maken op studiefinanciering vanaf juli 2022 of later, kan hij bewijsstukken inzenden waaruit blijkt dat hij vanaf dat moment kwalificeert als migrerend werknemer of hiermee kan worden gelijkgesteld. Verweerder hanteert hierbij een vaste gedragslijn op basis waarvan dergelijke aanvragen inhoudelijk worden beoordeeld, als ware het een eerste aanvraag. Van toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht zal dan ook geen sprake zijn. Zodra eiser (alsnog) bewijsstukken inzendt, zal worden beoordeeld of eiser voldoet aan de nationaliteitseis.
9. Op grond van artikel 45, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is het verkeer van werknemers binnen de Unie vrij. Op grond van het tweede lid van dit artikel houdt dit de afschaffing in van elke discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de werknemers van de lidstaten, wat betreft werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden. Het werknemersbegrip in de zin van artikel 45 van het VWEU heeft een communautaire inhoud en mag niet eng worden uitgelegd. Voor de vraag of een EU-burger werknemer is, is bepalend of hij reële en daadwerkelijke arbeid verricht, die niet van zo geringe omvang is dat het om louter marginale en bijkomstige werkzaamheden gaat.
10. Op grond van artikel 2.2, aanhef en onder b, van de Wsf 2000 kan voor studiefinanciering in aanmerking komen een studerende die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, maar wel ingevolge een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld.
11. DUO heeft de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap van 13 december 2012, nr. HO&S/463528, Stcrt. 2013, 6218 (hierna: de Beleidsregel) vastgesteld.
12. In deze Beleidsregel wordt uiteengezet dat studerenden afkomstig uit één van de lidstaten van de Europese Unie in aanmerking kunnen komen voor volledige studiefinanciering indien zij aangemerkt worden als migrerend werknemer. Op grond van de Beleidsregel laat de minister - na de toekenning van de studiefinanciering - controleren of de studerende blijft voldoen aan de voorwaarden om als migrerend werknemer te worden aangemerkt. Hiertoe controleert DUO per studiefinancieringstijdvak en schrijft DUO de studerenden aan met het verzoek door te geven hoeveel uren zij over het te controleren studiefinancieringstijdvak hebben gewerkt. Op grond van de Beleidsregel heeft iedere studerende die over de controleperiode 56 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer en daarmee terecht studiefinanciering ontvangen over het gecontroleerde studiefinancieringstijdvak.
13. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 30 augustus 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2973) blijkt dat de vertegenwoordiger van DUO ter zitting van de Raad de beleidsregel desgevraagd aanvullend heeft toegelicht, in die zin dat de studiefinanciering voor EU-studerenden voor bepaalde tijd wordt toegekend, teneinde controle uit te kunnen oefenen op het werknemerschap. Bij EU-studerenden met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt het studiefinancieringstijdvak gekoppeld aan de duur van de arbeidsovereenkomst en moet na afloop van die periode een aanvraag om verlenging van de studiefinanciering worden gedaan. De Raad heeft in voormelde uitspraak het belang om in het geval van EU-studerenden periodiek te controleren of zij nog voldoen aan de vereisten van het migrerend werknemerschap, onderkend.
14. Op grond van artikel 3.19, eerste lid, van de Wsf 2000, kent de verweerder studiefinanciering toe aan degene die daartoe een aanvraag heeft ingediend en die voldoet aan de voorschriften gegeven bij of krachtens deze wet. Op grond van artikel 3.21, eerste lid, van de Wsf 2000 wordt studiefinanciering toegekend per studiefinancieringstijdvak. Een studiefinancieringstijdvak is op grond van artikel 1.1 van de Wsf 2000 een kalenderjaar of een gedeelte daarvan waarop de toekenning van studiefinanciering betrekking heeft, met dien verstande dat deze periode ten minste 1 kalendermaand is.
15. De rechtbank is van oordeel dat bij de toekenning van studiefinanciering aan eiser geen sprake is van strijd met het discriminatieverbod. Zij legt dat hierna uit. Van discriminatie is sprake als gelijke gevallen ongelijk worden behandeld zonder objectieve rechtvaardigingsgrond. Er is in dit geval geen sprake van vergelijkbare gevallen. Eiser komt op grond van de status van migrerend werknemer in aanmerking voor studiefinanciering, terwijl dat bij studenten met de Nederlandse nationaliteit niet het geval is. Zijn recht op studiefinanciering is door zijn status als migrerend werknemer afhankelijk van het behoud van die status en daarin verschilt zijn situatie van die van Nederlandse studenten. Los van het voorgaande geldt overigens ook voor Nederlandse studenten dat slechts studiefinanciering wordt toegekend als en voor zolang daarop recht bestaat.
16. De rechtbank is verder van oordeel dat de wijze waarop verweerder de studiefinanciering aan eiser toekent geen ontoelaatbare belemmering van zijn recht op vrij verkeer binnen de Unie vormt. De rechtbank ziet wel dat de manier van toekenning van studiefinanciering problemen kan opleveren omdat eiser niet altijd op tijd zijn studiefinanciering ontvangt en hij vaker (verlenging van) studiefinanciering moet aanvragen, wat natuurlijk extra administratieve lasten met zich meebrengt. Deze lasten zijn naar het oordeel van de rechtbank echter niet excessief. Het niet tijdig ontvangen van studiefinanciering is daarnaast direct het gevolg van de omstandigheid dat het behoud van het recht op studiefinanciering afhankelijk is van de status van migrerend werknemer. Eiser moet sowieso aannemelijk maken dat hij migrerend werknemer is en is gebleven, ook als verweerder niet vooraf maar achteraf zou controleren of hij recht op studiefinanciering heeft.
17. Het beroep van eiser op dit punt treft dan ook geen doel.
18. Eiser heeft verder aangevoerd dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is. Op dat punt heeft eiser gelijk. Het bestreden besluit bevat geen inzichtelijke motivering over waarom aan hem voor een korte periode studiefinanciering is toegekend. Het bestreden besluit heeft als motivering: “
Ik verklaar uw bezwaar gegrond. Hieronder leg ik uit waarom. Op 11 januari 2022 is de studiefinanciering over de maanden januari tot en met juni 2022 alsnog toegekend. Uw cliënt heeft hiervan een bericht ontvangen. Medio juni 2022 kan uw cliënt van zijn verlengde contract en aanvullende bewijsstukken sturen voor verlenging van de studiefinanciering”.
19. In het bestreden besluit van 12 januari 2022 staat geen motivering die als motivering op het bezwaar kan worden aangemerkt. Het bestreden besluit is dan ook niet in overeenstemming met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
20. Het voorgaande betekent dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank laat de rechtsgevolgen in stand omdat het besluit onder de streep wel juist is. Verweerder is gehouden om de proceskosten van eiser in beroep te vergoeden.

Conclusie en gevolgen

21. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand.
22. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
23. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2022.
De griffier en de rechter zijn verhinderd te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.