Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM-6-
bevel gevangenhouding van de raadkamer d.d. 01 februari 2022
(artikel 65 en 80 Wetboek van Strafvordering)
[naam verdachte],
Procedure
Beoordeling
Beslissing
30 (dertig) dagen;
Rechtbank Rotterdam
Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam in de raadkamer een beslissing genomen over de gevangenhouding van een verdachte in een zaak die verband houdt met de nieuwe strafbaarstelling van artikel 138aa van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, die momenteel gedetineerd is in P.I. Dordrecht, is beschuldigd van het illegaal betreden van haventerreinen, wat onder de nieuwe wetgeving als een ernstige overtreding wordt beschouwd. De rechter-commissaris had eerder op 19 januari 2022 de bewaring van de verdachte bevolen, waarna de officier van justitie de gevangenhouding heeft gevorderd. De rechtbank heeft het strafdossier bestudeerd en de betrokken partijen gehoord, waaronder de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.J. Troost.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ernstige bezwaren tegen de verdachte nog steeds bestaan en dat de omstandigheden die tot de bewaring hebben geleid, ongewijzigd zijn. De rechtbank wijst op de recente wijziging in de wetgeving die de strafmaat voor het illegaal betreden van haventerreinen aanzienlijk heeft verhoogd. De maximale gevangenisstraf voor deze overtreding kan oplopen tot twee jaar, afhankelijk van de omstandigheden. In dit geval zijn er aanwijzingen dat de verdachte en een medeverdachte zich op een haventerrein hebben begeven met gereedschap dat gebruikt kan worden voor het openbreken van containers.
De rechtbank concludeert dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte niet opwegen tegen de strafvorderlijke belangen en dat de voorlopige hechtenis gerechtvaardigd is. De rechtbank beveelt de gevangenhouding van de verdachte voor een termijn van dertig dagen en wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af. Deze beslissing is genomen in de raadkamer van de rechtbank op 1 februari 2022.