ECLI:NL:RBROT:2022:9102

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/639839 / JE RK 22-1391
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van kinderen in een echtscheidingssituatie met communicatieproblemen tussen ouders

Op 6 september 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen, die de helft van de tijd bij elk van hen verblijven. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 10 september 2022, en de GI verzocht om een verdere verlenging van een jaar om de hulpverlening te kunnen monitoren.

De kinderrechter constateerde dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de langdurige echtscheidingsproblematiek en de communicatieproblemen tussen de ouders. Ondanks de inzet van hulpverlening door de GI en een nieuw traject bij Enver, blijft de situatie gecompliceerd. De moeder en vader hebben verschillende standpunten over de noodzaak van de verlenging, waarbij de moeder de meerwaarde ervan betwijfelt en de vader zich zorgen maakt over de huidige jeugdbeschermer.

De kinderrechter oordeelde dat het van belang is dat de GI betrokken blijft om het hulpverleningstraject te monitoren en dat de ouders moeten laten zien dat zij in staat zijn om zelfstandig afspraken te maken over hun gezamenlijk ouderschap. De ondertoezichtstelling werd verlengd voor de duur van zes maanden, tot 10 maart 2023, en het verzoek voor het overige werd afgewezen. De kinderrechter benadrukte dat het voor de kinderen wenselijk is dat ouders op normale wijze over hen kunnen communiceren, en dat de GI moet blijven toezien op de situatie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugd
Zaaknummer: C/10/639839 / JE RK 22-1391
Datum uitspraak: 6 september 2022

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2009 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen: [naam kind 1],

[naam kind 2],

geboren op [geboortedatum kind 2] 2011 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen: [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader],
advocaat: mr. F.C. de Wit-Fachetti.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 4 augustus 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 6 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam 1] en [naam 2].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen de helft van de week bij de moeder en de helft van de week bij de vader.
Bij beschikking van 4 augustus 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 10 september 2022. Het verzoek is voor het overige aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen met een jaar. Van dit verzoek resteert de periode tot 10 augustus 2023.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De verlenging wordt verzocht om de hulpverlening die is ingezet te kunnen monitoren. In juli 2022 zijn er gesprekken geweest voor een nieuw traject bij Enver en wordt er gewerkt naar parallel solo ouderschap. De ouders zijn welwillend en de eerste gesprekken waren positief. De GI wil het traject monitoren en hoopt dat de ontwikkelingsbedreiging van [naam kind 1] en [naam kind 2], het loyaliteitsconflict met voorliggend de conflictueuze relatie tussen de ouders, afneemt. De verwachting is dat het traject in een periode van zes maanden kan worden afgerond. Ondanks dat er gewerkt wordt naar parallel solo ouderschap hoopt de GI dat er een vorm van communicatie tussen de ouders mogelijk blijft. Het is niet in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] als hun ouders niet met elkaar communiceren. Het is positief dat het de ouders is gelukt om het eens te worden over een middelbare school voor [naam kind 1] en samen aanwezig waren bij de eindmusical. De GI merkt ten aanzien van de wens van de vader om een andere jeugdbeschermer te betrekken op dat de casus lastig uitvoerbaar is. Het lukt de ouders niet om met elkaar te communiceren en afspraken te maken over [naam kind 1] en [naam kind 2], met het gevolg dat de oplossing vanuit de GI moet komen wanneer de ouders er samen niet uit komen. Doordat de GI een standpunt moet innemen voelt een van de ouders zich niet gehoord. Desgevraagd is de betrokken jeugdbeschermer bereid om over vervanging in gesprek te gaan, eerder was er geen andere jeugdbeschermer beschikbaar.

De standpunten

De moeder heeft aangegeven dat zij geen meerwaarde ziet in een verlenging van de ondertoezichtstelling. De gesprekken en de houding van de GI maken de situatie alleen gecompliceerder. Het traject van Enver zorgt wel voor rust en geeft handvatten hoe de moeder vorm kan geven aan solo ouderschap. De moeder merkt dat [naam kind 1] en [naam kind 2] beter in hun vel zitten sinds er meer rust is. Hoewel solo ouderschap rust geeft, is het lastig om bepaalde praktische zaken, zoals vaccinaties, te regelen zonder goede communicatie met de vader. De moeder worstelt daarmee. Het traject bij Enver ervaart de moeder als helpend en zij wil dat graag voortzetten.
De vader heeft aangegeven dat hij in beginsel niet tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling is, maar niet als het op de huidige wijze doorgaat. De vader vindt dat de begeleiding door de huidige jeugdbeschermer beneden peil is en enkel onrust brengt. De jeugdbeschermer heeft eerder aangegeven te stoppen bij de casus, maar is toch betrokken gebleven. De vader ziet graag dat de betrokken jeugdbeschermer vervangen wordt. Het traject bij Enver moet absoluut worden voortgezet. De vader merkt dat hij veel heeft aan de gesprekken bij Enver en hierdoor rustiger wordt. Die rust straalt hij uit naar de kinderen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind 2] en [naam kind 1] nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Het lukt de ouders vanwege de langdurige echtscheidingsproblematiek niet om op constructieve wijze te communiceren in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2]. [naam kind 1] en [naam kind 2] verkeren hierdoor in een loyaliteitsconflict en zij zitten klem tussen hun ouders. Op dit moment is er sprake van een prille positieve ontwikkeling vanwege de door de GI ingezette hulpverlening en beide ouders geven aan dat zij door het traject bij Enver meer rust ervaren. Zij geven aan een positieve verandering zien bij [naam kind 1] en [naam kind 2] en zij voelen zich gesteund door Enver. Het traject lijkt te zorgen voor rust en duidelijkheid voor [naam kind 1] en [naam kind 2], waardoor zij beter in hun vel lijken te zitten. Daarnaast lijkt het de ouders in staat te stellen om op belangrijke momenten, zoals de musical, samen in een ruimte te zijn. De kinderrechter acht het daarom, net als de ouders en de GI, van belang dat het traject wordt voortgezet.
Het lukt de ouders nog altijd niet om zelfstandig uitvoering te geven aan het ouderschapsplan en zij moeten nog regelmatig een beroep doen op de GI om hier uit te komen. Het doel van het huidige hulpverleningstraject is om de ouders in staat te stellen om zodanige afspraken te maken dat zij zonder communicatie vorm kunnen geven aan hun gezamenlijk ouderschap. Op dit moment is daarvan nog geen sprake. De kinderrechter het daarom van belang dat de GI de komende periode nog betrokken blijft om het hulpverleningstraject bij Enver te monitoren en indien nodig te handelen in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2]. De GI verwacht dat het traject binnen een periode van zes maanden is afgerond. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling daarom voor die periode verlengen en het verzoek voor het overige afwijzen. De ouders zullen dan moeten laten zien dat zij [naam kind 1] en [naam kind 2] met solo parallel ouderschap veilige en stabiele opvoedingsomgevingen kunnen bieden zonder dat de GI hun geschillen moet beslechten. Gelet op de jarenlange strijd en de gecompromitteerde positie van de GI verwacht de kinderrechter niet dat een langere verlenging van de ondertoezichtstelling van meerwaarde is. De kinderrechter merkt daarbij op dat het voor kinderen altijd wenselijk is als ouders op normale wijze over hen kunnen communiceren.
Uit het voorgaande volgt dat nog is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW) en het verzoek voor het overige afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 10 maart 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2022 door mr. A.C. Enkelaar, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Apeldoorn, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 27 september 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.