In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woningstichting Samenwerking Vlaardingen en een huurder. De eiseres, Samenwerking Vlaardingen, vorderde betaling van een huurachterstand van € 1.896,87, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De huurder, die zelf procedeerde, was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder een huurachterstand had van € 1.050,58, wat minder dan twee maanden huur vertegenwoordigt. De rechter oordeelde dat, hoewel de huurder tekort is geschoten in zijn betalingsverplichtingen, de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd was. De kantonrechter weegt hierbij mee dat de huurder zorg draagt voor twee dochters en dat hij inmiddels de lopende huur betaalt. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning werd afgewezen. De huurder werd wel veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten, die in totaal € 866,43 bedragen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.