ECLI:NL:RBROT:2022:9091

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
ROT 20/4794
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging arbeidsongeschiktheidspercentage en gevolgen voor WGA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over de mate van arbeidsongeschiktheid van de eiser. Eiser had eerder een loongerelateerde werkhervattingsuitkering (WGA-uitkering) ontvangen, maar verweerder had deze per 28 februari 2019 beëindigd en een vervolguitkering vastgesteld op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35 tot 45%. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat hij van mening was dat zijn arbeidsongeschiktheid hoger was dan door verweerder vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen die aan eiser waren toegekend, adequaat waren. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 20 augustus 2020 gewijzigd moest worden naar 47,8%, wat een wijziging in de resterende verdiencapaciteit met zich meebracht. De rechtbank heeft het bestreden besluit van verweerder vernietigd en zelf in de zaak voorzien door de nieuwe mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die door verweerder moeten worden vergoed.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/4794

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats eiser], eiser,

gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: [naam 1].

Inleiding

Met het primaire besluit van 17 december 2018 heeft verweerder bepaald dat eisers loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) eindigt op 28 februari 2019 en dat eiser vanaf deze datum recht heeft op een WGA-vervolguitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
Met het bestreden besluit van 31 juli 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, het primaire besluit herzien en bepaald dat dat eiser per 20 augustus 2020 recht heeft op een vervolguitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Hierna heeft verweerder schriftelijk laten weten eiser opnieuw te willen onderzoeken.
Op 18 juli 2022 heeft verweerder medegedeeld dat eiser opnieuw is onderzocht en aanvullende rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2022. Verschenen zijn: eiser, een tolk ([naam 2]), eisers gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiser is werkzaam geweest als bezorger boodschappen en heeft zich voor dit werk ziekgemeld op 15 april 2016. Bij besluit van 19 februari 2018 heeft verweerder eiser een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
1.2.
Nadat eiser bezwaar heeft gemaakt, heeft verweerders verzekeringsarts eiser onderzocht en in zijn rapport van 5 maart 2019 toegelicht dat eiser werkzaamheden kan verrichten die voldoen aan de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 maart 2019.
1.3.
De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport van 8 april 2019 geconcludeerd dat eiser nog steeds niet geschikt is om zijn eigen arbeid te verrichten en heeft een aantal gangbare functies geselecteerd die eiser wel kan verrichten. Het loon dat eiser met deze functies kan verdienen, ligt 38,24% lager dan het inkomen van eiser voordat hij ziek werd (het maatmaninkomen). Eiser is daarmee 38,24% arbeidsongeschikt.
2.1.
Op 4 juni 2019 heeft verweerder aan eiser schriftelijk laten weten het voornemen te hebben om het primaire besluit te wijzigen. In de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 16 juni 2020 toegelicht dat de verzekeringsarts een juist beeld heeft gehad van eiser rond de datum in geding van 1 september 2019. Hij heeft uiteengezet dat nog steeds sprake is van een actieve ziekte onder medicatie maar dat er geen significante verslechtering van de benutbare mogelijkheden is opgetreden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de beperking op duwen en trekken opgeheven en een nieuwe FML opgesteld op 16 juni 2020, geldig per 18 februari 2019.
2.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 8 juni 2020 een eerder geselecteerde functie laten vervallen, omdat deze functie de belastbaarheid van eiser overschrijdt op het aantal te werken uren per week. De andere functies zijn volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nog steeds passend en ook heeft hij twee aanvullende functies geselecteerd. Met deze functies heeft de arbeidsdeskundige vastgesteld dat eiser 38,86% arbeidsongeschikt is.
2.3.
Naar aanleiding van een aanvullend bezwaarschrift heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 21 juli 2020 geconcludeerd dat er op basis van de aanwezige medische informatie geen aanleiding is om eisers belastbaarheid gewijzigd vast te leggen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 21 juli 2020 toegelicht dat en waarom de geselecteerde functies nog steeds passend zijn en heeft geen aanleiding gezien om een ander standpunt in te nemen. Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen.

Het beroep van eiser

3. Eiser voert in beroep aan dat hij meer arbeidsongeschikt is dan verweerder heeft vastgesteld. Het medisch onderzoek is niet zorgvuldig verricht en er is onvoldoende rekening gehouden met zijn beperkingen. Er zijn ten onrechte geen beperkingen aangenomen voor eisers triggerfinger waar eiser geruime tijd, in ieder geval voor de datum in geding, last van heeft. Er zijn slechts beperkingen opgenomen voor bol- en cilindergrepen, terwijl eiser voor meerdere grepen (en repetitieve vingerbewegingen) is beperkt. Eiser betoogt verder dat een urenbeperking dient te worden aangenomen vanwege medicatie en het daaruit volgende energieverlies. Eiser kan niet ’s ochtends werken.
Eiser betoogt verder dat hij de geselecteerde functies niet kan verrichten. Eisers vingers komen geregeld vast te zitten en de functies overschrijden eisers belastbaarheid ten aanzien van de knijp- en grijpkrachten.

Standpunt verweerder

4. Tijdens de beroepsprocedure heeft verweerder laten weten nader onderzoek te willen laten doen naar de belastbaarheid van eiser per 20 augustus 2020 (de datum waarop de WGA-vervolguitkering van eiser na de herziening van het primaire besluit is ingegaan). Vervolgens heeft verweerder aanvullende rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 25 mei 2022 en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 22 juni 2022 ingediend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat eisers belastbaarheid per 20 augustus 2020 is gewijzigd. In augustus 2020 had eiser last van een ‘triggerfinger’, waarvoor aanvullende beperkingen moeten worden aangenomen. Over de reumaklachten van eiser heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat geen aanvullende beperkingen nodig zijn, omdat eiser in 2020 is gestart met het gebruik van medicatie (biologicals) met goed resultaat. Eisers situatie is voor die reumaklachten daarom niet verslechterd ten opzichte van de eerdere beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder aanleiding gezien om aanvullende beperkingen op te nemen omdat eiser een verhoogde vatbaarheid heeft voor infecties. De nieuwe FML is vastgesteld op 25 mei 2022, geldig vanaf 20 augustus 2020. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op basis van de nieuwe FML twee functies laten vervallen, de resterende functies passend geacht en daarnaast een aanvullende functie geselecteerd. Met deze functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geconcludeerd dat eiser 47,8% arbeidsongeschikt is.

Beoordeling door de rechtbank

5.1.
De rechtbank dient te beoordelen of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht heeft vastgesteld naar een mate tussen de 35% en 80% op de datum in geding van 20 augustus 2020.
5.2.
De rechtbank overweegt dat het onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig is verricht, nu dat heeft bestaan uit dossieronderzoek, lichamelijk onderzoek, een anamnese, wat in bezwaar en in beroep is aangevoerd, als ook op informatie van de behandelend sector. De grond dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is verricht, slaagt daarmee niet.
5.3.
Over de grond dat eiser meer beperkt is dan verweerder heeft vastgesteld overweegt de rechtbank dat zij geen aanleiding ziet om te twijfelen aan verweerders beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inmiddels (in de rapportage van 25 mei 2022) op basis van lichamelijk onderzoek vastgesteld en inzichtelijk toegelicht dat eiser op de datum in geding beperkingen heeft vanwege zijn triggerfinger. In de FML zijn beperkingen aangenomen voor dynamisch handelen. Eiser heeft niet met (nadere) medische stukken aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep meer beperkingen had moeten aannemen.
Voor wat betreft de urenbeperking overweegt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, in de rapportage van 24 februari 2021, gemotiveerd heeft uiteengezet dat gekozen is voor een inhoudelijke aanpassing van de passende arbeid in plaats van een urenbeperking. Dit omdat er met name (reumatische) klachten en beperkingen zijn aan eisers bewegingsapparaat. Hierbij is rekening gehouden met eisers vermoeidheidsklachten en is overwogen dat eiser slechts fysiek en energetisch lichte arbeid kan verrichten. De grond dat eiser meer beperkt is dan verweerder heeft vastgesteld, slaagt daarmee niet.
5.4.
Over de grond dat eiser de geselecteerde functies niet kan verrichten overweegt de rechtbank het volgende. Voor wat betreft de beperking op knijp- en grijpkrachten (beperking 4.3.6 in de FML) is in de resultaat functiebeoordeling van 22 juni 2022 te zien dat een aantal functies een kenmerkende belasting op dit punt heeft. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft inzichtelijk toegelicht dat en waarom de geselecteerde functies geschikt zijn en eisers belasting op dit punt niet wordt overschreden. De grond dat eiser de geselecteerde functies niet kan verrichten slaagt daarmee niet.

Conclusie en gevolgen

6. Door de gewijzigde motivering in beroep is eisers mate van arbeidsongeschiktheid per 20 augustus 2020 gewijzigd naar 47,8%. Uit rechtspraak van de Raad [1] volgt dat wanneer het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt en daarmee een wijziging in de resterende verdiencapaciteit ontstaat, dit een wijziging van de rechtspositie van een betrokkene tot gevolg heeft. De wijziging van verweerders standpunt gedurende het beroep ten aanzien van de resterende verdiencapaciteit per 20 augustus 2020 en de gewijzigde motivering maakt dat het bestreden besluit in zoverre onrechtmatig is. Daarom is het beroep gegrond en zal het bestreden besluit worden vernietigd. Verweerder heeft de gewijzigde motivering niet vastgelegd in een nieuwe beslissing op het bezwaar. De rechtbank ziet daarom aanleiding de mate van arbeidsongeschiktheid per 20 augustus 2020 zelf vast te stellen op 47,8% en de resterende verdiencapaciteit op € 1.308,68 per maand. De rechtbank zal dus in zoverre zelf in de zaak voorzien. [2]
7. Omdat het beroep gegrond is, dient verweerder het griffierecht aan eiser te vergoeden.
8. Verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten die eiser in beroep heeft gemaakt. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 759,-. De totale vergoeding voor proceshandelingen in beroep bedraagt € 1.518,- (voor het indienen van een beroepschrift en het deelnemen aan de zitting).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover de mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 20 augustus 2020 is vastgesteld op 35 tot 45%;
- stelt de mate van arbeidsongeschiktheid en van eiser met ingang van 20 augustus 2020 vast op 47,8% en de resterende verdiencapaciteit op € 1.308,68 per maand en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Dielemans-Goossens, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 28 oktober 2022.
De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor het beroep relevante wet- en regelgeving

Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4243.
2.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.