ECLI:NL:RBROT:2022:9023

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/641594 / JE RK 22-1670
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd voor een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 september 2022 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar kind, [naam kind01], geboren op [geboortedatum01] 2015. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering als voogd aan te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam kind01] sinds 2018 in een pleeggezin verblijft en dat de moeder niet in staat is gebleken om voldoende zorg en structuur te bieden. De vader is al lange tijd niet betrokken bij de opvoeding van [naam kind01]. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van [naam kind01] is om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat er geen perspectief meer is op een thuisplaatsing. De rechtbank heeft de GI benoemd tot voogd, omdat deze organisatie de belangen van [naam kind01] kan behartigen en de nodige begeleiding kan bieden aan de moeder in haar rol als ouder zonder gezag. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugd
Zaaknummer: C/10/641594 / JE RK 22-1670
Datum uitspraak: 6 september 2022

Beschikking van de rechtbank over de gezagsbeëindiging

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2015 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. G.E. van der Pols,

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] ,

[naam03] ,

hierna te noemen: de pleegmoeder, wonende te [woonplaats03] ,
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 15 juli 2022, ingekomen bij de griffie op 15 juli 2022.
Op 6 september 2022 heeft de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. De zaak is gelijktijdig behandeld met de behandeling van de zaak betreffende het zusje van [naam kind01] , met het zaaknummer C/10/643289 / JE RK 22-1950. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. G.E. van der Pols;
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam04] ;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam05] en [naam06] .
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de pleegmoeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 26 oktober 2018 is [naam kind01] onder toezicht gesteld. Sinds 9 augustus 2018 is [naam kind01] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst, sindsdien verblijft hij in een pleeggezin. De maatregelen duren nog steeds voort en zijn voor het laatst verlengd tot 22 oktober 2022.
De GI heeft zich bij brief van 12 juli 2022 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

Het verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes over [naam kind01] te benoemen.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind01] is in 2018 in een zorgwekkende toestand in het pleeggezin geplaatst. [naam kind01] heeft een grote zorgvraag en hij is gebaat bij duidelijkheid. In het pleeggezin reageert [naam kind01] goed op de zorg en aandacht die hij krijgt. De samenwerking tussen de moeder en de pleegmoeder is goed en hierdoor is [naam kind01] goed terecht gekomen. Binnen de ondertoezichtstelling is het de moeder helaas niet gelukt om voldoende mee te werken en blijvend te profiteren van de hulpverlening. Er is geen perspectief meer op thuisplaatsing van [naam kind01] bij de moeder. De vader heeft al langer de rol van ouder op afstand. Intussen is de aanvaardbare termijn voor [naam kind01] verlopen en heeft hij duidelijkheid nodig over de plek waar hij mag opgroeien. De Raad verzoekt de GI te belasten met de voogdij over [naam kind01] om hem de duidelijkheid te geven en de moeder te begeleiden in haar rol als ouder zonder gezag. Op termijn kan worden gekeken om de voogdij over te dragen naar de pleegmoeder.

De standpunten

De GI staat achter het verzoek. [naam kind01] verblijft ruim vier jaar bij de pleegmoeder en ontwikkelt zich naar zijn mogelijkheden. Het is van belang dat hij zich in die stabiele opvoedomgeving kan blijven ontwikkelen. De moeder heeft onvoldoende kunnen voldoen aan de basiseisen en het perspectief ligt al een lange tijd niet meer bij de moeder. [naam kind01] vraagt of hij bij de pleegmoeder kan blijven en hij heeft behoefte aan duidelijkheid. Bij [naam kind01] is er sprake van onderliggende problematiek waarvoor hij wordt onderzocht. Hij ontwikkelt zich goed, maar hij heeft een hoge mate van structuur en duidelijkheid nodig. De GI acht het van belang dat de GI betrokken blijft om ook de komende periode nog de ontwikkeling van [naam kind01] bij de pleegmoeder te monitoren.
Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat het verzoek zeer gevoelig ligt. De moeder wil het liefst dat [naam kind01] weer bij haar komt wonen, maar zij begrijpt dat het nu niet mogelijk is. Het klopt dat het in het verleden niet goed ging bij de moeder. [naam kind01] is toen uit huis geplaatst en is opgegroeid in het pleeggezin. De moeder is inmiddels stabiel, maar [naam kind01] verblijft al vier jaar in het pleeggezin en hij is daar gehecht. De moeder vindt het onredelijk dat het verleden haar steeds tegengeworpen wordt, maar begrijpt het belang van het pleeggezin in het leven van [naam kind01] en ziet dat hij daar groeit en bloeit. Het contact met de pleegmoeder is goed. Indien het gezag van de moeder wordt beëindigd ziet de moeder het liefst dat de pleegmoeder wordt belast met de voogdij over [naam kind01] . De pleegmoeder heeft aangegeven dat zij belast wil worden met de voogdij en zij is een stabiel persoon voor [naam kind01] . De moeder ziet liever dat een natuurlijk persoon de voogdij krijgt dan de GI.
De vader is het niet eens met het verzoek. De moeder is een hele liefdevolle moeder en heeft tegenslag na tegenslag moeten verduren. De moeder is gewoon een hele goede moeder. [naam kind01] geeft na de bezoeken altijd aan dat hij bij papa of mama wil blijven wonen. De moeder verdient nog een kans om voor haar kind te zorgen.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind01] in 2018 uit huis is geplaatst vanwege acute zorgen in de opvoedsituatie bij de moeder. In de jaren daarna is geprobeerd om te werken aan een thuisplaatsing van [naam kind01] bij de moeder. De moeder heeft echter niet voldoende kunnen profiteren van de hulpverlening en is lang niet in staat gebleken [naam kind01] in de thuissituatie voldoende structuur, duidelijkheid en veiligheid te bieden. Ook de vader is al een lange tijd niet betrokken bij de dagelijkse verzorging en opvoeding van [naam kind01] . Inmiddels verblijft [naam kind01] al ruim vier jaar in het pleeggezin. [naam kind01] is ingegroeid in het pleeggezin en hij is gehecht aan de pleegmoeder. Bij [naam kind01] is er sprake van kindeigen problematiek, waardoor hij veel aandacht en bevestiging vraagt van zijn opvoeder. Bij de pleegmoeder krijgt hij een stabiele, voorspelbare en duidelijke opvoedingsomgeving. [naam kind01] ontwikkelt zich goed en het is niet in zijn belang om uit deze voor hem vertrouwde omgeving gehaald te worden. Het perspectief van [naam kind01] ligt in het pleeggezin en het wegplaatsen van [naam kind01] zal schadelijk zijn voor zijn verdere ontwikkeling. Er wordt niet langer gewerkt aan een thuisplaatsing van [naam kind01] en het is van belang dat [naam kind01] duidelijkheid krijgt over de plek waar hij verder mag opgroeien. De rechtbank is daarom van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
De rechtbank wil daarbij opmerken dat het moeder siert dat zij goed contact met de pleegmoeder onderhoudt en dat zij, ondanks haar wens voor [naam kind01] te zorgen, haar medewerking verleent aan de plaatsing bij de pleegmoeder. [naam kind01] heeft hierdoor op een warme manier kunnen opgroeien bij de pleegmoeder en goed contact kunnen onderhouden met zijn ouders, wat zijn ontwikkeling ten goede komt.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [naam kind01] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
Ondanks dat de pleegmoeder in staat is om de praktische zaken voor [naam kind01] te regelen en het contact tussen de moeder en de pleegmoeder goed is, acht de rechtbank het van belang dat de GI voorlopig betrokken blijft om de belangen van [naam kind01] te behartigen. De gezagsbeëindiging zal de nodige veranderingen en gevolgen met zich meebrengen. Het is wenselijk dat de GI nog betrokken blijft om het proces in goede banen te leiden en indien nodig de moeder kan begeleiden in haar rol als moeder op afstand. De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de GI, op dit moment, de meest aangewezen (rechts)persoon is om met de voogdij te worden belast.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, van het BW wordt de ouder van wie het gezag is beëindigd, ervan uitgaande dat de moeder het bewind over het vermogen van de minderjarige voerde, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in dit bewind.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam01] , geboren op [geboortedatum02] 1980 te [geboorteplaats02] over [naam kind01] ;
benoemt de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, tot voogdes over [naam kind01] ;
veroordeelt de moeder aan de voogdes rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [naam kind01] te doen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2022 door mr. A.C. Enkelaar, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Apeldoorn, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 27 september 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.