ECLI:NL:RBROT:2022:8891

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
9674080
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en herroepingsrecht bij maatwerkproducten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [persoon A] en [bedrijf B] over een overeenkomst tot levering en montage van sloten. [persoon A] vorderde ontbinding van de overeenkomst op basis van het wettelijke herroepingsrecht, terwijl [bedrijf B] zich verweerde met de stelling dat het herroepingsrecht niet van toepassing was omdat de sloten op maat waren gemaakt. De procedure begon met een dagvaarding waarin [persoon A] zijn vorderingen uiteenzette, waaronder de terugbetaling van de betaalde prijs van € 1.460,- en de terugname van de sloten. [bedrijf B] voerde aan dat de overeenkomst geen consumentenkoop betrof, omdat de factuur op de bedrijfsnaam van [persoon A] was gesteld en dat de sloten niet geprefabriceerd waren, maar specifiek voor [persoon A] waren vervaardigd. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juli 2022 was [persoon A] niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst wel degelijk onder de consumentenregels viel, maar dat het herroepingsrecht niet van toepassing was omdat de sloten op maat waren gemaakt. De rechter concludeerde dat [persoon A] voldoende was geïnformeerd over het vervallen van het herroepingsrecht en wees de vorderingen van [persoon A] af. Tevens werd [persoon A] veroordeeld tot betaling van de proceskosten en verletkosten aan [bedrijf B].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9674080 \ CV EXPL 22-3871
datum uitspraak: 21 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[persoon A] ,
woonplaats: [woonplaats A] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. C.I. Zaad,
tegen
[persoon B], die handelt onder de naam [bedrijf B] ,
woonplaats: [woonplaats B] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘ [persoon A] ’ en ‘ [bedrijf B] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding, met bijlagen;
  • het antwoord van [bedrijf B] met een eis in reconventie (tegeneis) van 23 maart 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de rolzitting met daarin eveneens het antwoord van [bedrijf B] ;
  • de brief van 25 april 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 12 juli 2022 namens [persoon A] , met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van [bedrijf B] met eiswijziging van 22 juli 2022, met bijlagen.
1.2.
Op 22 juli 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Namens [persoon A] was aanwezig mr. C.I. Zaad. Verder was aanwezig de heer [persoon C] , samen met zijn collega de heer [persoon D] . [persoon A] zelf was niet aanwezig.

2.De feiten

2.1.
Op 17 september 2021 is, bij [persoon A] thuis, een overeenkomst tot stand gekomen waarbij [bedrijf B] voor de woning van [persoon A] sloten zou leveren en monteren. De prijs voor het leveren en monteren van deze sloten was € 1.460,-.
2.2.
Op de door [persoon A] ondertekende factuur is opgenomen:

Middels ondertekening van deze overeenkomst:
1. Bent u ervan op de hoogte dat het recht van ontbinding van consumenten niet op deze overeenkomst van toepassing is en dat u ervan op de hoogte bent dat de bestelling betrekking heeft op zaken die volgens uw specificaties werden vervaardigd of besteld en dat deze overeenkomst niet kan worden ontbonden.
2. Verklaart u de algemene voorwaarden (vermeld achterop deze overeenkomst) in ontvangst te hebben genomen en akkoord te hebben bevonden.”
2.3.
In de algemene voorwaarden van [bedrijf B] is opgenomen:

Artikel 5 Uitsluiting van het recht van ontbinding
De consument heeft geen recht van ontbinding bij:
1. een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte tot de uitvoering van werkzaamheden, na nakoming van de overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte, indien:
2. de nakoming is begonnen met uitdrukkelijke voorafgaande instemming van de consument; en
3. de consument heeft verklaard afstand te doen van zijn recht van ontbinding zodra [bedrijf B] de overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte is nagekomen.
4. een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte waarbij de consument [bedrijf B] verzocht heeft hem te bezoeken om daar dringende herstellingen of onderhoud te verrichten, met uitzondering van:
5. aanvullende dienstverlening waar de consument niet uitdrukkelijk om heeft verzocht;
6. de levering van andere zaken dan die noodzakelijk zijn om het onderhoud of de herstellingen uit te voeren.
7. een consumentenkoop betreffende:
8. de levering van volgens specificaties van de consument vervaardigde producten, die niet geprefabriceerd zijn en die worden vervaardigd op basis van een individuele keuze of beslissing van de consument, of die duidelijk voor een specifieke persoon zijn bestemd;
(…)”
2.4.
Op 17 september 2021 heeft [persoon A] een betaling van € 1.460,- aan [bedrijf B] gedaan voor het leveren en instaleren van een viertal deursloten en cilinders. Op 5 november 2021 zijn de sloten door [bedrijf B] geleverd en gemonteerd in de woning van [persoon A] .
2.5.
Bij brief van 8 november 2021 is namens [persoon A] de ontbinding van de overeenkomst ingeroepen.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[persoon A] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen partijen, rechtsgeldig en met een beroep op het wettelijke herroepingsrecht, is ontbonden;
  • [bedrijf B] te veroordelen om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan [persoon A] te betalen een bedrag van € 1.460,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
  • [bedrijf B] te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis sloten/cilinders terug te nemen, een en ander op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 100,- voor iedere dag dan wel gedeelte daarvan dat gedaagde niet tijdig en volledig voldoet aan deze veroordeling met een maximum van € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de diverse vervaldata tot aan de dag der algehele voldoening;
  • dat [bedrijf B] aan [persoon A] dient te voldoen, de buitengerechtelijke incassokosten van € 219,- te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van betekening van deze dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
  • dat [bedrijf B] wordt veroordeeld in de (proces)kosten van deze procedure, waaronder ook een salaris voor de gemachtigde van [persoon A] ; en
  • dat [bedrijf B] in de nakosten ad € 120,- wordt veroordeeld.
3.2.
[persoon A] baseert zijn eis op het volgende. [persoon A] is niet tevreden over de prijs/kwaliteitverhouding van de sloten. Nu [persoon A] de sloten heeft gekocht voor zijn gezins-/privéwoning, is sprake van een consumentenkoop. Omdat de overeenkomst is gesloten buiten de verkoopruimte, komt aan [persoon A] een herroepingsrecht toe, in die zin dat hij de overeenkomst binnen 14 dagen zonder verdere explicitering van redenen kan ontbinden (artikel 6:230o BW). Van dit herroepingsrecht heeft [persoon A] gebruik gemaakt door te bellen op 5 of 6 november 2021. Zijn gemachtigde heeft op 8 november 2021 bij brief de overeenkomst (nogmaals) herroepen en aangeboden de sloten terug te sturen. [bedrijf B] weigerde echter de sloten te ontvangen. [persoon A] stelt voorts dat het herroepingsrecht niet kan worden uitgesloten via algemene voorwaarden. Voor zover de algemene voorwaarden van [bedrijf B] van toepassing zijn, zijn deze niet ter hand gesteld. Het ‘uitsluiten’ van de algemene voorwaarden leidt ertoe dat [persoon A] niet goed is voorgelicht over het herroepingsrecht, waarmee de termijn voor herroeping wordt verlengd tot en met ten hoogste 12 maanden. Voorts heeft [persoon A] aangevoerd dat de artikelen 5.2 en 5.3 van de algemene voorwaarden te algemeen en onredelijk bezwarend zijn en dat de artikelen 5.4 en 5.8 (zie onder 2.3) niet van toepassing zijn.
3.3.
[bedrijf B] is het niet eens met de eis van [persoon A] en heeft het volgende aangevoerd. [persoon A] heeft geen recht op herroeping. Zo gaat het niet om een consumentenkoop omdat de factuur op de bedrijfsnaam, te weten [bedrijfsnaam] , van [persoon A] is gezet. Alleen bij consumentenkoop is het herroepingsrecht van toepassing. Verder zijn de sloten niet geprefabriceerd. Geprefabriceerde sloten worden uit voorraad geleverd, dat was hier niet het geval. De sloten zijn volgens specificaties van [persoon A] vervaardigd en vervolgens geleverd en gemonteerd. Nu het geen geprefabriceerde sloten betreft komt aan [persoon A] geen recht op herroeping toe. Voorts is de nakoming aangevangen na uitdrukkelijke toestemming van [persoon A] en heeft [persoon A] afstand gedaan van zijn recht van ontbinding vanaf het moment dat [bedrijf B] de overeenkomst is nagekomen. [bedrijf B] heeft betoogd dat als [persoon A] gelijk heeft in zijn standpunten, de voorrijkosten, de arbeidskosten, de kosten voor de werkopname en de installatie ter hoogte van € 662,48 inclusief btw in ieder geval wel verschuldigd zijn en niet terugbetaald hoeven te worden.
3.4.
[bedrijf B] heeft in reconventie, na eiswijziging, gevorderd dat:
  • [persoon A] wordt veroordeeld in de door [bedrijf B] geleden schade als gevolg van deze procedure ter hoogte van € 2.040,- exclusief btw;
  • [persoon A] te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis de schade te betalen, een en ander op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 100,-;
  • [persoon A] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten indien [persoon A] in gebreke blijft en de vordering niet betaald.
3.5.
[bedrijf B] baseert de tegeneis op het volgende. [bedrijf B] stelt dat [persoon A] met de instelling van de vordering in conventie onrechtmatig jegens [bedrijf B] handelt door willens en wetens onnodig tijd in beslag te nemen van [bedrijf B] .

4.De beoordeling in conventie en reconventie

4.1.
Omdat de vordering in conventie en de vordering in reconventie nauw verband met elkaar houden, zullen deze samen worden besproken.
Consumentenkoop
4.2.
De eerste vraag die beantwoord moet worden is of op de onderhavige overeenkomst de consumentenregels (uit Boek 6 titel 5, afdeling 2B, par. 3 BW), waaronder ook het herroepingsrecht van artikel 6:230o BW valt, van toepassing zijn. Hiervoor is van belang of de overeenkomst buiten de verkoopruimte is gesloten met een consument. Dat de overeenkomst is gesloten buiten de verkoopruimte houdt partijen niet verdeeld. Wel of [persoon A] heeft gehandeld als consument. Een consument is iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen (artikel 6:230g lid 1 sub a BW). Bij de beantwoording van die vraag dient te worden aangeknoopt bij de doeleinden waarvoor de overeenkomst is gesloten. Minder van belang is of de wederpartij, in het onderhavige geval [bedrijf B] , wist dat hij met een consument van doen had. Nu de sloten door [persoon A] zijn gekocht voor zijn woning in Nootdorp, een medewerker van [bedrijf B] daar ook is geweest voor inspectie van de woning en het sluiten van de overeenkomst, zijn de regels van de consumentenkoop van toepassing. Dat op de factuur de tandartspraktijk van [persoon A] vermeld staat, maakt dit niet anders. Voor [bedrijf B] was immers duidelijk of had duidelijk kunnen zijn dat [persoon A] de sloten voor zijn woning kocht en dat hij daarmee handelde als consument. Artikel 6:230o BW geldt dan ook voor de overeenkomst die is gesloten tussen [persoon A] en [bedrijf B] .
Op maatgemaakte producten
4.3.
De volgende vraag die partijen verdeeld houdt, is of de geleverde sloten op maat zijn gemaakt dan wel zijn geprefabriceerd. De vraag is van belang, om te beoordelen of een uitzondering op het herroepingsrecht van artikel 6:230o BW aan de orde is. In artikel 6:230p BW is het volgende bepaald:
“De consument heeft geen recht van ontbinding bij:
(…)
(…)
f. een consumentenkoop betreffende:
1. de levering van volgens specificaties van de consument vervaardigde zaken, die niet geprefabriceerd zijn en die worden vervaardigd op basis van een individuele keuze of beslissing van de consument, of die duidelijk voor een specifieke persoon bestemd zijn;
4.4.
Ter zitting heeft [bedrijf B] uitvoerig en aan de hand van meegenomen sloten aangegeven waarom de sloten geen prefabricaten zijn en toegelicht dat de sloten volgens specificaties van [persoon A] zijn vervaardigd. Het gaat in het onderhavige geval om meerdere sloten die allemaal met dezelfde sleutel worden bediend. De sloten kennen als gevolg van verschillende deuren en kozijnen in de woning van [persoon A] een afgestemde maatvoering. Deze nauwkeurige afstemming is ook een vereiste om aan het politiekeurmerk te kunnen voldoen. Voorts had [persoon A] specifieke persoonlijke wensen, zoals een draaiknop aan de binnenzijde van het cilinderslot. Op de combinatie van sloten die specifiek voor [persoon A] zijn gefabriceerd, staan verder unieke codes. Gezien de combinatie van sloten met specifieke maatvoering en unieke codes, kunnen de sloten niet zomaar retour worden genomen en worden doorverkocht door [bedrijf B] . [bedrijf B] heeft het voorgaande ook nog onderbouwd met een verklaring van de heer [persoon E] ( [functie] Mul-T-Lock Nederland B.V.). Verder is het meegeleverde veiligheidscertificaat, bij terugname van de sloten, niet meer geldig. Dit maakt dat de sloten voor [bedrijf B] nagenoeg waardeloos zijn, omdat [bedrijf B] niet meer kan instaan voor de kwaliteit en veiligheid. [persoon A] is in de gelegenheid geweest op deze stellingen te reageren en deze gemotiveerd te betwisten. Dat heeft [persoon A] onvoldoende gedaan. Dat een en ander wellicht het gevolg is van het feit dat [persoon A] niet verschenen is ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt. Bij gebrek aan een gemotiveerde betwisting van de stellingen van [bedrijf B] oordeelt de kantonrechter dat sprake is van specifiek voor [persoon A] gefabriceerde sloten. Artikel 6:230o BW is daarom niet van toepassing. Aan [persoon A] komt in beginsel, als hij hierover op duidelijke en begrijpelijke wijze is geïnformeerd, met betrekking tot deze overeenkomst geen herroepingsrecht toe.
Informeren verval ontbindingsrecht en algemene voorwaarden onredelijk bezwarend
4.5.
In artikel 6:230m lid 1 sub k is het volgende bepaald:

lid 1. Voordat een consument gebonden is aan een overeenkomst op afstand of een overeenkomst buiten de verkoopruimte, dan wel aan een daartoe strekkend aanbod, verstrekt de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie:
(…)
k.
indien er niet voorzien is in het recht van ontbinding van de overeenkomst, de informatie dat de consument geen recht van ontbinding heeft of, voor zover van toepassing, de omstandigheden waarin de consument afstand doet van zijn recht van ontbinding;”
[bedrijf B] heeft op de door [persoon A] ondertekende offerte opgenomen dat het ontbindingsrecht na aanvang van de nakoming komt te vervallen (zie onder 2.2). In de algemene voorwaarden is verder onderbouwd wanneer en waarom dit herroepingsrecht is vervallen (zie artikel 5, onder 2.3). Nu de stelling dat de algemene voorwaarden aan [persoon A] niet ter hand zouden zijn gesteld voor of bij het sluiten van de overeenkomst, ter zitting is ingetrokken, staat vast dat [persoon A] op deze wijze is geïnformeerd. Dat de algemene voorwaarden van [bedrijf B] met betrekking tot de artikelen 5.2 en 5.3 onredelijk bezwarend zouden zijn, is door [persoon A] onvoldoende onderbouwd. Daarnaast is, aangezien het om niet geprefabriceerde goederen gaat, artikel 5.8 van de algemene voorwaarden in het onderhavige geval nu juist wel van toepassing en overeenkomstig de wet. Kortom, met het opnemen van de tekst onder de factuur en artikel 5 in de algemene voorwaarden voldoet [bedrijf B] aan zijn informatieverplichting omtrent het vervallen van het herroepingsrecht (in de zin van artikel 6:230m lid 1 sub k BW).
4.6.
Uit het bovenstaande volgt dat [persoon A] geen beroep kan doen op het ontbindingsrecht van artikel 6:230o BW. [persoon A] is met de ondertekening van de offerte en met de ter handstelling van de algemene voorwaarden op duidelijke en begrijpelijke wijze geïnformeerd over het vervallen van het herroepingsrecht (artikel 6:230m lid 1 sub k BW). Zijn vorderingen moeten dan ook worden afgewezen. De (subsidiaire) vraag wat de gevolgen van een eventuele herroeping zouden zijn voor de leverings- en montagekosten, hoeft vervolgens niet meer te worden beoordeeld.
Onrechtmatig procederen
4.7.
Met betrekking tot de aanspraak van [bedrijf B] op schade als gevolg van onrechtmatig procederen, geldt het volgende. Onrechtmatig procederen is niet snel aan de orde. Zo volgt uit vaste rechtspraak dat daarvan pas sprake is als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Dit kan het geval zijn wanneer een eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516, NJ 2007/353 en HR 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM. In de onderhavige procedure ziet de kantonrechter geen aanleiding om aan te nemen dat [persoon A] zich bewust was van evidente ongegrondheid van zijn stellingen. De kantonrechter ziet wel aanleiding om de vordering in reconventie van [bedrijf B] te beschouwen als een aanspraak op verletkosten (zie nader 4.9).
Buitengerechtelijke kosten in reconventie
4.8.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de kantonrechter gevolgde aanbevelingen van het Rapport BGK - integraal - worden afgewezen. [bedrijf B] heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [bedrijf B] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
Proceskosten en verletkosten
4.9.
Nu [persoon A] in het ongelijk is gesteld, moet hij de proceskosten van [bedrijf B] in conventie betalen. Aangezien [bedrijf B] in persoon procedeert, heeft [bedrijf B] op grond van artikel 238 Rv recht op zogenaamde noodzakelijke reis- en verblijfkosten alsmede verletkosten. Het gaat hierbij om kosten die noodzakelijk zijn in verband met het bijwonen van de zitting. De kantonrechter mag deze kosten schatten en in één bedrag toewijzen. De kantonrechter stelt de reis- en verletkosten aan de zijde van [bedrijf B] naar redelijkheid vast op een bedrag van € 350,-. De kantonrechter heeft de vordering van [bedrijf B] in reconventie opgevat als een verzoek tot veroordeling in de reis- en noodzakelijke verletkosten. Deze vordering is toegewezen en daarmee is [persoon A] ook in reconventie in het ongelijk gesteld. Nu geen extra proceshandelingen nodig zijn geweest in reconventie worden eventuele verletkosten in reconventie gesteld op nihil. De reis- en verletkosten worden in totaal, in conventie en in reconventie, dan ook begroot op € 350,- aan de zijde van [bedrijf B] .
Dwangsommen
4.10.
Aangezien dwangsommen niet kunnen worden opgelegd ten aanzien van vorderingen tot betaling van geldsommen, wordt het verzoek van [bedrijf B] om aan [persoon A] dwangsommen op te leggen met betrekking tot de reis- en verletkosten afgewezen.
5. De beslissing
De kantonrechter:
In conventie en reconventie
5.1.
wijst de vorderingen van [persoon A] in conventie af;
5.2.
veroordeelt [persoon A] in de reis-en verletkosten in conventie en in reconventie, aan de kant van [bedrijf B] tot vandaag vastgesteld op € 350,-;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde in reconventie af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Hage en in het openbaar uitgesproken.
52514