ECLI:NL:RBROT:2022:870

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
9067339 CV EXPL 21-8736
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van leaseachterstand en ontbinding leaseovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [bedrijf A] en [bedrijf B] over een leaseovereenkomst. [bedrijf A] vorderde betaling van achterstallige leasetermijnen van [bedrijf B], die in gebreke was gebleven met de betalingen. De leaseovereenkomst betrof een multifunctionele printer die door [bedrijf A] aan [bedrijf B] was verhuurd via [bedrijf E]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de leaseovereenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen, ondanks de betwisting van [bedrijf B]. De kantonrechter oordeelde dat [bedrijf B] voldoende op de hoogte was van de voorwaarden van de overeenkomst en dat de algemene voorwaarden van [bedrijf A] van toepassing zijn. De vordering van [bedrijf A] tot betaling van de achterstallige bedragen werd toegewezen, terwijl de vordering van [bedrijf B] in reconventie werd afgewezen. De kantonrechter heeft [bedrijf B] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 11.679,31, inclusief rente en kosten, en heeft de proceskosten aan beide partijen toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9067339 CV EXPL 21-8736
uitspraak: 4 februari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[bedrijf A]
,
gevestigd te [vestigingsplaats A] (gemeente [gemeente A] ), kantoorhoudende te [plaats A] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. O.J.W. Reijnders te Eindhoven,
tegen
[persoon B],
handelend onder de naam [bedrijf B],
wonende te [woonplaats B] (gemeente [gemeente B] ),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. drs. P.A. Visser te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [bedrijf A] ” en “ [bedrijf B] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 26 februari 2021, met producties;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [bedrijf B] , met producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident tot oproeping in vrijwaring van [bedrijf A] ;
  • het vonnis van 25 juni 2021 in het incident tot oproeping in vrijwaring;
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, tevens eis in reconventie, met producties;
  • het tussenvonnis van 27 september 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van [bedrijf A] overgelegde conclusie van antwoord in reconventie, met een productie.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 november 2021. Namens [bedrijf A] is verschenen [persoon C] , bedrijfsjurist, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Aan de zijde van [bedrijf B] is verschenen mevrouw [persoon D] (hierna: [persoon D] ), bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.
In voormeld vonnis in het incident van 25 juni 2021 heeft de kantonrechter [bedrijf B] toegestaan om [bedrijf E] (hierna: [bedrijf E] )
in vrijwaring te doen oproepen.
De zitting in de onderhavige zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de mondelinge behandeling in de vrijwaringsprocedure tussen [bedrijf B] en [bedrijf E] (zaaknummer: 9371867 CV EXPL 21-25928).
Partijen hebben hun standpunten tijdens de zitting (nader) doen toelichten door hun respectieve gemachtigden. Van hetgeen ter mondelinge behandeling is verhandeld heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1
Op 6 maart 2020 heeft een vertegenwoordiger van [bedrijf E] (“ [persoon F] ”) een bezoek gebracht aan [bedrijf B] . Op diezelfde datum heeft [persoon D] namens [bedrijf B] een leaseaanvraag getekend met betrekking tot de multifunctional printer (printen, scannen en kopiëren in één apparaat) van het merk “Develop” type “Ineo+ 258” inclusief toebehoren (hierna: de printer).
Deze aanvraag is door [bedrijf A] , na een creditcheck van [bedrijf B] , geaccepteerd.
2.2
In de door [bedrijf B] getekende leaseaanvraag is het volgende - voor zover thans van belang - vermeld:
“(…)[bedrijf A]
CLASSIC LEASE
Leasecontract voor ondernemers
Klant/Lessee Dealer/leverancier van het (…) leaseobject
(…) (…) Let op: de dealer/leverancier is niet bevoegd om Lessor te vertegenwoordigen
[bedrijf B] [bedrijf E]
(…)
Leaseobject (…) Maandelijkse netto huurprijs 140 EUR
Ineo 258 (…) Vooruit te betalen op de eerste dag van elk kalender kwartaal
Basishuurperiode 72 maanden
(…)
Alle bedragen zijn exclusief (…) BTW
(…)
SEPA machtiging automatische incasso
[bedrijf A] , [adres A] , [postcode A] [plaats A]
(…)
Door ondertekening van dit machtigingsformulier, geeft u toestemming aan [bedrijf A] (…) om doorlopend incasso opdrachten te sturen naar uw bank (…).
Aanvraag/verklaring van de lessee/algemene leasevoorwaarden
Ik/wij stem(men) hiermee in met bovenvermelde bepalingen, de garantievoorwaarden van de dealer/leverancier (…) ingeval van gebreken aan het LO[leaseobject; toevoeging kantonrechter]
en de toepasselijkheid van de Algemene Leasevoorwaarden. De Algemene Leasevoorwaarden zijn te raadplegen en te downloaden op (…)
Voorts vraag/vragen ik/wij [bedrijf A] (in hoedanigheid van Lessor) dit leasecontract te sluiten.
Door ondertekening van dit document verklaart/verklaren Lessee(s) kennis te hebben genomen van de Algemene Leasevoorwaarden. (…)
[bedrijf A]
[adres A] , [postcode A] [plaats A] . Tel. (…) E-mail (…)
KvK nr. (…) BTW nr. (…)”
2.3
De vertegenwoordiger van [bedrijf E] heeft daarnaast een gespreksverslag opgesteld
d.d. 6 maart 2020. Het verslag is door [persoon D] namens [bedrijf B] ondertekend. In dat gespreksverslag is het volgende - voor zover thans van belang - vermeld:
“(…)
Naam Klant [bedrijf B]
(…)
Tarief [bedrijf E] per maand 10
Tarief [bedrijf A] per maand (factureren per kwartaal) 140
[bedrijf E] contract 72 maanden uitgelegd Ja
[bedrijf A] lease Contract 72 maanden uitgelegd Ja
Verzekering [bedrijf A] uitgelegd Ja
Automatische Incasso Ja
(…)
Scannen Ja
(…)”
2.4
[bedrijf E] heeft de printer op 23 maart 2020 bij [bedrijf B] geplaatst en geïnstalleerd. [bedrijf E] heeft in dat verband een werkbon opgesteld, die door [persoon D] namens [bedrijf B] is ondertekend.
2.5
[bedrijf B] heeft de, per kwartaal in rekening gebrachte, termijnen van € 140,00 (exclusief btw) per maand over de periode van april 2020 tot oktober 2020 telkens aan [bedrijf A] betaald. Vanaf de maand oktober 2020 heeft [bedrijf B] niets meer betaald.
2.6
Bij brieven van 12 oktober en 10 november 2020 heeft [bedrijf A] [bedrijf B] gesommeerd om de betalingsachterstand te voldoen. In laatstgenoemde brief heeft [bedrijf A] tevens meegedeeld dat indien het verschuldigde bedrag niet zou worden betaald uiterlijk op 20 november 2020, de leaseovereenkomst met betrekking tot de printer wordt ontbonden en dat in dat geval aanspraak wordt gemaakt op (onder andere) de op dat moment openstaande leasetermijnen en de nog resterende leasetermijnen.
2.7
Bij brief van 27 november 2020 heeft de gemachtigde van [bedrijf B] de leaseovereenkomst, voor zover deze tot stand is gekomen, (buitengerechtelijk) ontbonden omdat (samengevat weergegeven) zij de overeenkomst is “ingerommeld” en dat deze tot stand is gekomen onder een onjuiste voorstelling van zaken en dat er sprake is van een gebrek aan de scanner van de printer dat niet kan worden hersteld.
2.8
Bij brief van 18 januari 2021 heeft [bedrijf A] de overeenkomst (buitengerechtelijk) ontbonden en aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van € 10.896,35 met betrekking tot (onder andere) de op dat moment openstaande leasetermijnen en de nog resterende leasetermijnen.

3..De vordering en de stellingen van partijen in conventie

De vordering
3.1
[bedrijf A] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [bedrijf B] te veroordelen tot betaling aan [bedrijf A] van een bedrag van € 11.809,81 aan hoofdsom, verschenen rente en kosten, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW althans artikel 6:119 BW over € 10.915,68 vanaf 26 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [bedrijf B] in de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2
Aan haar vordering heeft [bedrijf A] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
[bedrijf B] is vanaf de maand oktober 2020 in gebreke gebleven met betaling van de op grond van de, door tussenkomst van de leverancier [bedrijf E] , tussen [bedrijf A] en [bedrijf B] tot stand gekomen leaseovereenkomst door haar verschuldigde facturen van in totaal € 1.016,40 met betrekking tot de periode van oktober 2020 tot en met maart 2021. Aangezien [bedrijf B] die facturen niet tijdig heeft voldaan, is zij in verzuim geraakt. Omdat betaling, ook na sommatie, uitbleef, heeft [bedrijf A] de overeenkomst op 18 januari 2021 ontbonden. Op grond van artikel 11 van de op de overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden van [bedrijf A] is [bedrijf B] de resterende termijnen voor de duur van de overeenkomst van in totaal € 8.071,12 (exclusief BTW) verschuldigd. Daarbij is reeds rekening gehouden met de bespaarde rente.
Omdat betaling uitbleef, heeft [bedrijf A] haar vordering ter incasso uit handen moeten geven en is zij incassokosten van € 894,13 aan haar gemachtigde verschuldigd. Deze kosten komen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW voor rekening van [bedrijf B] . Voorts maakt [bedrijf A] aanspraak op vergoeding van de wettelijke (handels)rente en op vergoeding van administratiekosten van € 100,00.
3.3
Op hetgeen verder nog door [bedrijf A] is aangevoerd, voor zover althans van belang voor de uitkomst van de procedure, wordt hierna teruggekomen.
Het verweer
3.4
[bedrijf B] heeft de vordering van [bedrijf A] betwist en heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van [bedrijf A] in haar vordering dan wel deze af te wijzen dan wel [bedrijf A] deze vordering te ontzeggen dan wel de vordering te matigen, met veroordeling van [bedrijf A] in de proceskosten.
Daartoe heeft [bedrijf B] het volgende - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd.
3.5
Het klopt dat de leaseaanvraag door [persoon D] is getekend namens [bedrijf B] . [bedrijf B] kent [bedrijf A] echter niet. [bedrijf B] betwist dat zij de leaseovereenkomst met [bedrijf A] is aangegaan. De overeenkomst bevat niet de partijnamen en daarin is ook geen KvK-nummer van [bedrijf A] vermeld. [bedrijf B] is de overeenkomst “ingerommeld”. [bedrijf A] is niet naar behoren geïntroduceerd bij [bedrijf B] en zij is niet gewezen op de essentialia van de overeenkomst en op de consequenties en de inhoud van de overeenkomst. De overeenkomst is onvoorstelbaar summier. Pas na het defect raken van de printer en het aanbod tot koop van een nieuwe printer is [bedrijf B] meegedeeld wat de inhoud van de overeenkomst is en heeft zij moeten constateren dat zij niet naar behoren is voorgelicht. Ook heeft [bedrijf B] geen redelijke kans gehad om de algemene voorwaarden van [bedrijf A] door te nemen en zij is evenmin gewezen op het bestaan van algemene voorwaarden. Deze voorwaarden zijn dan ook niet van toepassing. Verder wordt een beroep gedaan op de zogeheten reflexwerking. De algemene voorwaarden zijn vernietigbaar.
3.6
[bedrijf B] heeft gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst in de zin van artikel 6:228 BW. Indien [bedrijf B] naar behoren was voorgelicht, had zij de overeenkomst niet ondertekend. De nalatigheid van [bedrijf E] moet worden toegerekend aan [bedrijf A] . Voorts is sprake van wanprestatie en onrechtmatig handelen door [bedrijf E] . Ook deze nalatigheden moeten worden toegerekend aan [bedrijf A] . [bedrijf B] wenst daarom over te gaan tot vernietiging van de overeenkomst.
3.7
De kwaliteit van het scanapparaat van de printer was abominabel. Het defect kon niet gerepareerd worden door [bedrijf E] . [bedrijf B] is op 27 november 2020 op goede gronden tot ontbinding van de overeenkomst overgegaan.
3.8
Op hetgeen verder nog door [bedrijf B] is aangevoerd, voor zover althans van belang voor de uitkomst van de procedure, wordt hierna teruggekomen.

4..De vordering en de stellingen van partijen in reconventie

De vordering
4.1
[bedrijf B] heeft in reconventie gevorderd bij vonnis om voor recht te verklaren dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen, althans dat, indien en voor zover een overeenkomst tot stand is gekomen, op deze overeenkomst geen algemene voorwaarden van toepassing zijn, met veroordeling van [bedrijf A] in de proceskosten.
4.2
Aan haar vordering in reconventie heeft [bedrijf B] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is aangevoerd, is de overeenkomst niet tot stand gekomen en, voor zover dat wel het geval is, zijn daarop de algemene voorwaarden van [bedrijf A] niet van toepassing. [bedrijf B] is pas na de dagvaarding bekend geworden met [bedrijf A] en het beroep op haar algemene voorwaarden.
4.3
Op hetgeen verder nog door [bedrijf B] is aangevoerd, voor zover althans van belang voor de uitkomst van de procedure, wordt hierna teruggekomen.
Het verweer
4.4
[bedrijf A] heeft de vordering van [bedrijf B] betwist en heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van [bedrijf B] in haar vordering dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van [bedrijf B] in de proceskosten. Daartoe heeft [bedrijf A] het volgende - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd.
4.5
De overeenkomst is wel degelijk tot stand gekomen en daarop zijn ook de algemene voorwaarden van [bedrijf A] van toepassing. [bedrijf B] heeft ook uitvoering gegeven aan de overeenkomst, doordat zij de door [bedrijf A] in rekening gebrachte facturen tot oktober 2020 heeft voldaan. De overeenkomst is duidelijk en ook is daarin bepaald dat de algemene voorwaarden van [bedrijf A] van toepassing zijn. [persoon D] heeft daar ook voor getekend namens [bedrijf B] .
[bedrijf A] betwist dat [bedrijf B] heeft gedwaald bij het sluiten van de overeenkomst, dat [bedrijf A] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst of dat sprake is van onrechtmatig handelen. Ook wordt betwist dat een eventuele wanprestatie of onrechtmatige daad van [bedrijf E] aan [bedrijf A] dient te worden toegerekend. In de overeenkomst is uitdrukkelijk vermeld dat [bedrijf E] niet bevoegd is om [bedrijf A] te vertegenwoordigen. Op grond van artikel 7 van de algemene voorwaarden van [bedrijf A] is aansprakelijkheid voor eventuele gebreken aan de printer uitgesloten en zijn de rechten op [bedrijf E] met betrekking tot gebreken/non-conformiteit overgedragen aan [bedrijf B] . Mocht [bedrijf B] van mening zijn dat er sprake is van een gebrek aan de printer, dan dient [bedrijf B] [bedrijf E] aan te spreken.
4.6
Op hetgeen verder nog door [bedrijf A] is aangevoerd, voor zover althans van belang voor de uitkomst van de procedure, wordt hierna teruggekomen.

5..De beoordeling van de vorderingen

In conventie en reconventie
5.1
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie ziet de kantonrechter aanleiding deze gezamenlijk te behandelen.
5.2
Het meest verstrekkende verweer van [bedrijf B] in conventie is dat de leaseovereenkomst niet tot stand is gekomen. Daarop is ook de eis in reconventie gericht. De kantonrechter oordeelt daarover als volgt.
5.3
Uit de hiervoor (deels) geciteerde leaseaanvraag blijkt dat bovenaan de overeenkomst met grote, dikgedrukte, letters is vermeld “ [bedrijf A] ”, “Leasecontract voor ondernemers” en dat de dealer/leverancier van de printer [bedrijf E] is. Daarbij is ook vermeld dat [bedrijf E] niet bevoegd is om [bedrijf A] te vertegenwoordigen. Alle gegevens van [bedrijf A] , waaronder het KvK-nummer, zijn in de leaseaanvraag opgenomen. In de aanvraag is verder uitdrukkelijk vermeld dat de maandelijkse netto huurprijs € 140,00 exclusief btw bedraagt (vooruit te betalen per kwartaal) en dat de huurperiode 72 maanden is. Ook is uitdrukkelijk vermeld dat [bedrijf B] door ondertekening van het formulier toestemming geeft aan [bedrijf A] om doorlopend incasso opdrachten te sturen naar de bank van [bedrijf B] .
Voor zover de vertegenwoordiger van [bedrijf E] gebruik heeft gemaakt van een “doorschrijfblocnote”, die hij met pen invulde, kan dat niet afdoen aan de rechtsgeldigheid van dat stuk, voor zover [bedrijf B] zich op dat standpunt heeft gesteld. De leaseaanvraag is zonder enig voorbehoud door [persoon D] ondertekend namens [bedrijf B] .
Ook staat vast dat [bedrijf B] telkens de facturen van [bedrijf A] heeft ontvangen. Die facturen zijn over de periode van april 2020 tot oktober 2020 ook aan [bedrijf A] betaald. Daarnaast heeft [bedrijf E] een gespreksverslag ingevuld op 6 maart 2020. Ook dat verslag is op diezelfde datum door [persoon D] ondertekend namens [bedrijf B] . Uit dat verslag blijkt dat alle relevante zaken met betrekking tot de leaseovereenkomst en de serviceovereenkomst die [bedrijf B] heeft afgesloten met [bedrijf A] respectievelijk [bedrijf E] zijn uitgelegd aan [persoon D] . [persoon D] heeft tijdens de zitting weliswaar aangevoerd dat zij het gespreksverslag alvast had getekend voordat het was ingevuld door [bedrijf E] , omdat [persoon D] toen met wintersportvakantie vertrok, maar voor zover dat al het geval is (dat blijkt niet uit het verslag) komt dat voor rekening en risico van [persoon D] en dus van [bedrijf B] . Bovendien heeft [persoon D] tijdens de zitting aangevoerd dat een medewerkster van haar kopieën had gemaakt van het volledig ingevulde verslag voordat de vertegenwoordiger vertrok. [bedrijf B] heeft dat verslag ook zelf in het geding gebracht. Gesteld noch gebleken is dat zij op dat moment of nadien bezwaar heeft gemaakt tegen de inhoud daarvan, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid daarvan.
5.4
Gelet op dit alles kan het verweer van [bedrijf B] dat zij [bedrijf A] tot de dagvaarding niet kende en dat zij pas na de dagvaarding bekend is geworden met [bedrijf A] (zeker) niet slagen. Het moet voor [bedrijf B] voldoende duidelijk zijn geweest dat zij de leaseovereenkomst met [bedrijf A] (nadat [bedrijf A] de aanvraag had geaccepteerd) aanging tegen de in de leaseaanvraag genoemde voorwaarden en dat [bedrijf E] de leverancier van de printer was. Dit geldt temeer nu [bedrijf B] een professionele partij is (met een vijftal medewerkers) die reeds sinds 2001 actief is en volgens haar eigen website gespecialiseerd is in “het vastleggen van al uw financiële feiten”. [bedrijf B] moet dus (geacht worden te) weten waarvoor zij tekende. Bij dit alles komt nog dat [persoon D] tijdens de mondelinge behandeling zelf heeft gesteld dat het gesprek met de vertegenwoordiger van [bedrijf E] op 6 maart 2020 (maar liefst) twee uur heeft geduurd en dat [persoon D] al 20 jaar leaseovereenkomsten sluit (“normaal gesproken voor vijf jaar” volgens [persoon D] ). [persoon D] is dus niet over één nacht ijs gegaan bij het ondertekenen van de overeenkomst en zij heeft kennelijk ook de nodige ervaring op dit gebied. In het midden kan blijven hoe die eerdere leaseovereenkomsten (ook die met betrekking tot een koffiemachine) er precies uitzagen en wat de exacte aanleiding was voor het gesprek over het leasen van de onderhavige printer. Ook kan in het midden blijven of [bedrijf B] de, door [bedrijf A] overgelegde, welkomstbrief van [bedrijf A] van 26 maart 2020 met betrekking tot de leaseovereenkomst al dan niet heeft ontvangen.
5.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de leaseovereenkomst tussen [bedrijf A] en [bedrijf B] tot stand is gekomen. De in reconventie gevorderde verklaring voor recht dat dat niet zo is, wordt dan ook afgewezen.
5.6
Verder is de kantonrechter van oordeel dat de algemene voorwaarden van [bedrijf A] op de overeenkomst van toepassing zijn en dat geen grond bestaat voor vernietiging van deze voorwaarden. [bedrijf B] heeft in de leaseaanvraag uitdrukkelijk ingestemd met de toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden en zij heeft verklaard kennis te hebben genomen van die voorwaarden. [persoon D] heeft daar ook voor getekend namens [bedrijf B] . In rechte wordt er dan ook van uitgegaan dat [bedrijf B] kennis heeft kunnen nemen van de algemene voorwaarden. [bedrijf B] komt geen vergelijkbare bescherming toe als een consument op grond van de zogeheten reflexwerking, zoals door [bedrijf B] is verzocht. Het betreft hier een bedrijfsmatige transactie (bovenaan de overeenkomst is ook uitdrukkelijk vermeld: “leasecontract voor ondernemers”) en een bedrijfsmatig gebruik van de professionele printer door [bedrijf B] , een professionele partij. [bedrijf B] kan daarom niet gelijk worden gesteld aan een consument. Daarbij komt nog dat, zoals hiervoor reeds is overwogen, [persoon D] zelf heeft aangevoerd dat zij al 20 jaar leaseovereenkomsten sluit en zij dus bekend moet worden verondersteld met algemene voorwaarden. Dit betekent dat de in reconventie gevorderde verklaring voor recht dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn wordt afgewezen.
5.7
Niet in geschil is dat [bedrijf A] de printer aan [bedrijf B] ter beschikking heeft gesteld en dat de printer op 23 maart 2020 op correcte wijze is geïnstalleerd door [bedrijf E] bij [bedrijf B] . Daar is ook voor getekend door [persoon D] namens [bedrijf B] . [bedrijf A] heeft dus in zoverre aan haar verplichtingen uit hoofde van de leaseovereenkomst voldaan. Op grond van artikel 7 van de algemene voorwaarden van [bedrijf A] is aansprakelijkheid voor eventuele gebreken aan de printer uitgesloten en zijn de rechten op [bedrijf E] met betrekking tot gebreken/non-conformiteit overgedragen aan [bedrijf B] . In genoemd artikel is immers vermeld:
“Lessor[ [bedrijf A] , toevoeging kantonrechter]
sluit aansprakelijkheid voor eventuele defecten aan het LO uit en in verband daarmee draagt Lessor, bij het afsluiten van het Contract, aan Lessee[ [bedrijf B] , toevoeging kantonrechter]
over de rechten op de dealer/leverancier[ [bedrijf E] , toevoeging kantonrechter]
met betrekking tot gebreken aan en non-conformiteit van het LO (…).”
5.7.1
Deze uitsluiting van aansprakelijkheid en overdracht van genoemde rechten door [bedrijf A] (als eigenaar van de printer) betekent dat voor zover sprake zou zijn van een gebrek aan (het scanonderdeel van) de printer, zoals door [bedrijf B] is gesteld, [bedrijf A] daarvoor niet aansprakelijk is en [bedrijf B] zich met die klacht diende te wenden tot [bedrijf E] .
5.7.2
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kunnen de diverse verweren van [bedrijf B] (tekortkoming, dwaling, onrechtmatig handelen) niet slagen. Dit betekent dat [bedrijf B] ten onrechte tot buitengerechtelijke ontbinding van de leaseovereenkomst is overgegaan en dat geen grond bestaat voor vernietiging van de overeenkomst.
5.8
Het voorgaande betekent dat [bedrijf B] op grond van de overeenkomst gehouden was tot betaling van de facturen van [bedrijf A] . Niet in geschil is dat [bedrijf B] de leasetermijnen vanaf oktober 2020 onbetaald heeft gelaten. In artikel 11 van de algemene voorwaarden van [bedrijf A] is bepaald:
Indien Lessee zijn verplichtingen niet volledig en/of niet op tijd voldoet/betaalt (…), is Lessee direct in verzuim en heeft Lessor het recht, zonder enige verplichting tot ongedaanmaking of vergoeding aan Lessee en onverminderd de overige rechten van Lessor, om het Contract geheel of gedeeltelijk te ontbinden of de nakoming van diens verplichtingen op te schorten.
Bij ontbinding van het Contract heeft Lessor het recht op onmiddellijke betaling door Lessee van een schadevergoeding bestaande uit de vervallen nog niet betaalde huurtermijnen en de huurtermijnen die Lessee bij het in stand houden van het Contract gehouden zou zijn te voldoen, vermeerderd met renten en kosten. (…)
In geval van ontbinding (…) van het Contract verliest Lessee onmiddellijk het recht op gebruik van het LO en dient het LO door Lessee binnen vijf werkdagen naar Lessor te worden teruggezonden. (…)”
5.8.1
Nu [bedrijf B] haar verplichtingen met betrekking tot de betaling van de leasetermijnen vanaf oktober 2020 niet is nagekomen, is zij op 1 oktober 2020 direct in verzuim geraakt. [bedrijf A] heeft [bedrijf B] overigens eerst nog aangemaand op 12 oktober en 10 november 2020 en haar in de gelegenheid gesteld om de overeenkomst alsnog deugdelijk na te komen. [bedrijf B] heeft dat echter niet gedaan. [bedrijf A] is daarom op goede gronden tot ontbinding van de overeenkomst overgegaan bij voormelde brief van 18 januari 2021. [bedrijf A] heeft geen teruggave gevorderd van de printer en ook heeft zij afgezien van de (ook in artikel
11 van de algemene voorwaarden opgenomen) boete, zodat die kwesties verder onbesproken kunnen blijven.
5.9
De conclusie is dat [bedrijf B] gehouden is tot betaling van de thans gevorderde achterstand in de leasetermijnen (over de periode van oktober 2020 tot en met maart 2021) van € 1.016,40 en de leasetermijnen die [bedrijf B] bij het in stand houden van de overeenkomst gehouden zou zijn te voldoen (exclusief de door [bedrijf A] bespaarde rente) van € 8.071,12 (exclusief BTW), waarvan de hoogte niet (afzonderlijk) door [bedrijf B] is weersproken. De in conventie gevorderde hoofdsom wordt dan ook toegewezen. Het beroep op matiging door [bedrijf B] is op geen enkele wijze onderbouwd, zodat de kantonrechter daaraan voorbij gaat. De afzonderlijk gevorderde administratiekosten van
€ 100,00 worden afgewezen. Daarvoor bestaat geen grond, naast de gevorderde en hierna nog te beoordelen buitengerechtelijke incassokosten.
5.1
De tot 18 januari 2021 verschenen wettelijke handelsrente van € 13,89 zal als onvoldoende (inhoudelijk) weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
De vanaf die datum (primair) gevorderde wettelijke handelsrente zal eveneens worden toegewezen over een bedrag van € 10.796,35, reeds omdat hiervoor is overwogen dat de gevorderde administratiekosten van € 100,00 niet toewijsbaar zijn.
5.11
Voldoende is gesteld en gebleken dat door (de gemachtigde van) [bedrijf A] buitengerechtelijke incassokosten zijn verricht. De in dat kader gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten wordt toegewezen tot een bedrag van € 882,96, passend bij de toewijsbare hoofdsom.
5.12
Hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom geen (nadere) bespreking.
5.13
[bedrijf B] zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie en reconventie. Nu de vordering in reconventie van onbepaalde waarde is, zal de kantonrechter het gemachtigdensalaris in reconventie op € 187,00 vaststellen. De door [bedrijf A] gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu gelet op het arrest van de Hoge Raad van 14 februari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:335) de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich ook vooraf laten begroten.

6..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
veroordeelt [bedrijf B] om aan [bedrijf A] tegen kwijting te betalen het bedrag van € 11.679,31 (inclusief btw) aan hoofdsom, verschenen rente en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over € 10.796,35 vanaf 18 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [bedrijf B] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [bedrijf A] vastgesteld op € 599,22 aan verschotten en € 746,00 aan salaris voor de gemachtigde;
in reconventie:
wijst de vordering van [bedrijf B] af;
veroordeelt [bedrijf B] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [bedrijf A] vastgesteld op € 187,00 aan salaris voor de gemachtigde;
in conventie en reconventie:
veroordeelt [bedrijf B] om, indien zij niet binnen veertien dagen na de datum van het onderhavige vonnis aan dit vonnis heeft voldaan, de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te voldoen over de genoemde bedragen aan proceskosten tot de dag der algehele voldoening en tevens een bedrag van € 124,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is [bedrijf B] de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
764