Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest;
- verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen ter hoogte van
4..Waardering van het bewijs
De rechtbank stelt vast dat de verdachte op specifieke vragen van de verbalisanten heeft geantwoord dan wel vrijwillig toestemming gaf en op andere specifieke vragen weigerde te antwoorden dan wel zijn toestemming weigerde. Hij begreep dus kennelijk wat de verbalisanten hem vroegen. Gelet op zijn toestemming voor het openen van zijn broek en onderbroek op straat en gelet op zijn opmerkingen over het in zijn onderbroek aanwezige geld, zag hij kennelijk ook geen bezwaren tegen fouillering door de verbalisanten.
Dit alles maakt dat de rechtbank tot de conclusie komt dat uit de gedragingen van de verdachte blijkt dat hij toestemming heeft verleend voor de fouillering. Dat de verdachte toestemming heeft verleend, wordt bovendien nog bevestigd door de verbalisanten in het tweede proces-verbaal van bevindingen dat later is opgemaakt. Het ontbreken van die vermelding in het eerste proces-verbaal moet dan ook als een kennelijk abuis worden beschouwd waar geen gevolg aan hoeft te worden verbonden.
hij, op 15 juni 2022, te Rotterdam, een (groot) geldbedrag (van ongeveer 30.000 euro), voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
hij, op 15 juni 2022, te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1260 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, ;
5..Strafbaarheid feiten
1..witwassen;
witwassen;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straffen
15 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8..In beslag genomen voorwerpen
9..Toepasselijke wettelijke voorschriften
10..Bijlagen
11..Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
hij, op of omstreeks 15 juni 2022, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (van) een (groot) geldbedrag (van ongeveer 24.000 euro), althans een of meer voorwerpen
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of
- gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
hij, op of omstreeks 15 juni 2022, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (van) een (groot) geldbedrag (van ongeveer 30.000 euro), althans een of meer voorwerpen
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of
- gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
hij, op of omstreeks 15 juni 2022, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 1260 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;