ECLI:NL:RBROT:2022:8659

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
8289572 \ CV EXPL 20-3068
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake gebreken aan laminaatvloer en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, vertegenwoordigd door DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., en een gedaagde, een besloten vennootschap. De eiseres vorderde vervangende schadevergoeding wegens gebreken aan de door haar aangekochte Krono laminaatvloer. De procedure volgde na een deskundigenonderzoek dat op verzoek van de kantonrechter was uitgevoerd. De deskundige concludeerde dat de vloer gebreken vertoonde, waaronder schoteling en een onregelmatige ondervloer, en dat deze gebreken het gevolg waren van legfouten. De kantonrechter oordeelde dat de gebreken aan de vloer inderdaad waren ontstaan door een combinatie van een onregelmatige ondervloer en legfouten. De kosten voor vervanging van de vloer werden door de deskundige geraamd op € 3.298,-, en de kantonrechter heeft de herstelkosten voor de Krono vloer vastgesteld op € 2.500,-. Daarnaast werden verhuiskosten van € 943,80 toegewezen, terwijl de vordering voor herstel van muren werd afgewezen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 4.011,75 aan de eiseres, inclusief wettelijke rente, en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 8289572 \ CV EXPL 20-3068
datum uitspraak: 7 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 17 januari 2020,
gemachtigde: mevrouw [naam01] namens DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde01] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats01] [plaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. drs. P.A. Visser te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres01] ’ respectievelijk ‘ [gedaagde01] ’.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • Het tussenvonnis van 5 november 2021 van de kantonrechter van deze rechtbank, en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de brief van 13 mei 2022 van de deskundige, met als bijlage het deskundigenbericht;
  • de akte uitlaten expertiserapport van de zijde van [eiseres01] ;
  • de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van [gedaagde01] , met producties 4 tot en met 10.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Verwezen wordt naar hetgeen in de tussenvonnissen van 30 juli 2021 en van 5 november 2021 is overwogen en beslist. Dit wordt hier als overgenomen beschouwd. Hierbij wordt opgemerkt dat de kantonrechter geen aanleiding ziet om, in afwijking van hetgeen [eiseres01] in haar akte uitlaten expertiserapport heeft gesteld, haar beslissing ten aanzien van de Quick Step vloer te herzien.
vervangende schadevergoeding
2.2.
In het tussenvonnis van 30 juli 2021 heeft de kantonrechter overwogen dat een deskundigenonderzoek noodzakelijk is. Bij tussenvonnis van 5 november 2021 is de
heer [naam02] , verbonden aan Van Beek Expertise, tot deskundige benoemd en zijn aan hem de in r.o. 3.1 van dat tussenvonnis vermelde vragen ter beantwoording voorgelegd.
2.3.
De deskundige heeft op 13 mei 2022 een deskundigenbericht uitgebracht ter beantwoording van de vragen. In antwoord op vraag 1 of de Krono vloer gebreken bevat en zo ja, wat de aard en omvang van die gebreken is, heeft de deskundige voor zover thans van belang het volgende verklaard:
“(…) De Krono vloer bevat gebreken:
A– verspreid over de vloer zijn laminaattegels met lichte schoteling waarneembaar, dit is een vervorming van het product waardoor een laminaattegel hol- of bol is getrokken.
B– laminaattegels zijn hier en daar uit het kliksysteem gekomen, waardoor de onderlinge verbinding niet meer intact is en hoogteverschillen tussen tegels zijn ontstaan.
C– op- en rondom kopse aansluitingen van laminaattegels is op veel plekken vering voelbaar bij het belopen van de vloer.
D– diverse banen laminaattegels in de vloer verspringen niet voldoende tegenover de naastgelegen banen: de laminaatvloer is gelegd in een zogenaamd 'wild verband', dit betekent dat de laminaattegels niet in een patroon zijn gelegd (zoals bijvoorbeeld 'halfsteens') maar willekeurig.
Bij het leggen in wild verband met laminaattegels zijn 2 zaken van belang:
  • ten eerste de technische kant; de kopse naden van tegels mogen niet te dicht bij een naastgelegen kopse naad liggen, omdat de laminaatvloer ter plekke instabiel wordt, omdat de onderlinge tegels elkaar niet in verband houden,
  • ten tweede de optische kant; een vloer moet niet onrustig ogen, het is tenslotte gekocht met decoratieve motieven en dus ter verfraaiing van het interieur.
(…)
Ter plekke is bij 4 banen een afwijking vastgesteld, waarbij het onderling verspringen rond de 8 tot 10 cm. ligt: dit is extreem klein.
(…)
Het optisch effect bij deze vloer is onrustig en in ernst te benoemen als opvallend.
(…)
E– op diverse plekken rondom de laminaatvloer is een zodanig geringe zwelruimte aanwezig, dat die geen ruimte laat voor uitzetting van de vloer. (…)”
2.4.
In reactie op vraag 3 om, indien de gebreken zijn ontstaan door (een) andere oorza(a)k(en) (dan productiefouten), toe te lichten ten gevolge waarvan de gebreken zijn ontstaan, heeft de deskundige het volgende verklaard:
“Bij vraag 1 is in het antwoord vermeld als punt A, B en C dat er schoteling aanwezig is in enkele laminaat-tegels, dat tegels uit het kliksysteem zijn gekomen en dat er vering in de laminaatvloer zit: deze punten zijn een gevolg van een oorzaak, geen oorzaak an sich.
Een productfout die de oorzaak zou kunnen zijn van 1 of meerdere punten is zeer onwaarschijnlijk, omdat schoteling is ontstaan (er zijn geen geschotelde laminaattegels uit een pak gekomen) en tegels zaten eerst in het kliksysteem maar lieten later los.
Vering in de laminaatvloer zit ook niet in een product zelf.
In de klikverbinding van de 2 meegenomen zaagstukken werd door ondergetekende geen defect geconstateerd.
Wat bij deze punten van belang is, is dat er tijdens het onderzoek is vastgesteld dat de gelegde ondervloer op gecontroleerde plekken aan het verpulveren is.
De ondervloer bestaat uit een foam-achtige rubber, met een zogenaamde aluminiumlaag.
(…)
Bij het controleren van deze ondervloer onder de laminaatvloer bij de entree, het gat bij verwarmingsbuizen en langs enkele randen is waargenomen dat het foam-achtige rubber los is gekomen van de aluminiumlaag.
De oorzaak lijkt vochtinwerking te zijn, gezien de reactie van dit rubber.
Op de plekken waar de ondervloer is onderzocht, zijn vochtmetingen gedaan; deze gaven een ietwat hoge uitslag (…). Dit vochtpercentage is niet zodanig hoog dat er van een extreme situatie sprake is; een normale dampwerkende ondervloer heeft hier dan ook geen hinder van.
Ter controle is met een houtvochtmeter in de HDF-kern van een laminaattegel geprikt, om na te gaan of de meter een indicatie zou geven dat er een vochtprobleem aanwezig was. (…) De meting gaf geen enkele indicatie van een vochtprobleem, net als de meting van de ondergrond.
(…)
Kijkend naar de legwijze van de ondervloer: de aluminiumlaag is vochtongevoelig en het rubber niet; dan is het raadzaam, zo niet verplicht, om de ondervloer te leggen op een zodanige wijze dat deze zijn functie kan uitvoeren, zónder zelf aangetast te worden.
Dit kan op 2 manieren:
1- dampwerende folie naar de kant van de ondergrond,
2- dampwerende folie onder de gebruikte ondervloer, als men deze per se met de folie naar boven gelegd wenst te hebben.
De relatie met de vering, schoteling en gebrekkig kliksysteem, samen met de ondervloer is te vinden in het feit dat de ondervloer klaarblijkelijk aangetast is en deze daardoor verpulverd.
De dikte van de ondervloer zal daardoor verminderen op plekken waar veel gelopen wordt, tegenover plekken waar nauwelijks gelopen wordt.
Daar zit de crux: als de ondervloer niet overal van een gelijke dikte is, ontstaat vering, schoteling en zal het kliksysteem langzamerhand zijn werking verliezen.
Punten
A,
Ben
Ckunnen echter ook door het vastliggen van de vloer komen, of in combinatie met een onregelmatige ondervloer.
Door het vastliggen, ook al is dit maar op enkele plekken) ontstaat druk in de onderlinge panelen, die alleen kan ontsnappen door ruimte te zoeken naar boven; gevolg is frictie in het kliksysteem, schoteling en vering.
Vaststaat dat de vloer in ieder geval vast heeft gelegen tegen verwarmingsbuizen, maar zeer aannemelijk is dat de vloer op de plekken waar nauwelijks zwelruimte aanwezig is ook heeft vastgelegen.
Dit kan als een aanname worden gezien, echter acht ik het vrijwel uitgesloten dat een vloer met zo weinig zwelruimte in een droge periode (winter) niet vast komt te liggen in een vochtige periode (zomer).
(…)
Tijdens het onderzoek is bij enkele deurposten waar onderdoor is gelegd de aangebrachte kit verwijderd en nadien onderzocht.
De verwijderde kit is een weliswaar flexibele kit, maar heeft wel een echte uitharding.
Dit type kit is niet geschikt om naden mee te vullen, maar ter plekke is vastgesteld dat de kit niet in de zwelruimte is aangebracht, maar zeer dun tussen de deurpost en de laminaatvloer.
De dikte van de kitlaag is ongeveer 3 mm. en is op alle gecontroleerde plekken losgekomen van de laminaatvloer of van de deurpost; een logisch gevolg van het bewegen van de zwevende laminaatvloer bij het belopen ervan.
Deze afwerking is geen enkele belemmering voor het vrijelijk werken van de laminaatvloer, noch kan dit zijn geweest.
Punt
Den
Ezijn legfouten en derhalve bij vraag 1 als gebrek benoemd in het antwoord.
Het niet goed laten verspringen is onzorgvuldig en mag niet voorkomen bij laminaattegels met nota bene een geaccentueerde V-groef.
Het niet aanbrengen van voldoende zwelruimte bij een laminaatvloer in het algemeen is een recept voor ellende: het is niet de vraag of er een probleem komt, maar wanneer.
In de leginstructie van Krono wordt aangegeven dat er 12 tot 15 mm. als zwelruimte aangehouden dient te worden.”
2.5.
[eiseres01] heeft bij akte uitlaten expertiserapport gesteld dat op basis van het deskundigenrapport vaststaat dat er gebreken zijn aan de Krono vloer die zijn veroorzaakt door legfouten, te weten dat er onvoldoende zwelruimte is aangehouden. De gebreken zijn niet veroorzaakt door het onder de deurpost doorleggen van de vloer of het gebruik van kit, vochtschade of een te hoge of lage relatieve luchtvochtigheid. [eiseres01] stelt dat haar vordering voor toewijzing gereed ligt.
2.6.
Door [gedaagde01] is bij conclusie na deskundigenbericht aangevoerd dat het deskundigenbericht niet voldoet aan de daarvoor gestelde eisen, nu niet op de opmerkingen en verzoeken van [gedaagde01] is gereageerd, maar deze slechts zijn gevoegd als bijlage bij het deskundigenbericht. [gedaagde01] kan zich daarnaast op een groot aantal punten niet verenigen met de conclusies van de deskundige. Samengevat kan op de meest basale wijze niet worden nagegaan welke apparatuur is gebruikt en of deze geschikt is voor het doel; mist de observatie van de deskundigen ten aanzien van de onrustig ogende vloer doel; is de beoordeling van een enkel zaagstuk onvoldoende nu het om een gehele plank gaat; volgt uit de vochtmeting onder de vloer van 2,5% dat er sprake is geweest van een waterschade die niet, althans niet naar behoren is verholpen waarvan de gevolgen tot op heden doorwerken; is geen correcte vochtmeetmethodiek gevolgd; wordt betwist dat dat dampwerkend folie op twee manieren gelegd kan worden; hanteert de deskundige een onjuiste uitzetruimte; is de luchtvochtigheid in de ruimte op locatie niet gemeten door de deskundige; is geen uitleg gegeven over de gevolgde werkmethodiek en de parameters, waardoor het deskundigenbericht als zodanig niet of nauwelijks toetsbaar of verifieerbaar is en zijn geen plinten verwijderd om al dan niet vast te stellen dat de vloer klem zou liggen. Volgens [gedaagde01] kan het deskundigenrapport niet bijdragen tot bewijs en geen standhouden.
2.7.
Vooropgesteld wordt dat de gemachtigde van [gedaagde01] bij brief van 13 april 2022 heeft gereageerd op het concept deskundigenbericht (bijlage 4 van het deskundigenbericht). Vast staat dat de inhoud van punt 3 tot en met 30 van voornoemde brief wordt herhaald onder punt 12 tot en met 60 van de conclusie na deskundigenbericht.
2.8.
De bezwaren die [gedaagde01] tegen de conclusies van de deskundige heeft ingebracht, zijn naar het oordeel van de kantonrechter door de deskundige in zijn rapport afdoende weerlegd. Anders dan [gedaagde01] stelt, heeft de deskundige op pagina 34 tot en met 46 van het deskundigenbericht puntsgewijs gereageerd op de door [gedaagde01] aangevoerde bezwaren. [gedaagde01] heeft zijn standpunt in het licht van de gemotiveerde onderbouwing van de deskundige naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende (nader) onderbouwd, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van de in r.o. 2.3 en 2.4 vermelde conclusies van de deskundige.
2.9.
De kantonrechter acht de bevindingen en de conclusies van de deskundige, die daarop zijn gegrond, overtuigend en zal deze dan ook overnemen. Op grond daarvan wordt als vaststaand aangenomen dat de gebreken aan de Krono vloer zijn ontstaan doordat er sprake is van een onregelmatige ondervloer of door het vastliggen van de vloer, dan wel door een combinatie van beide. Daarnaast is er sprake van legfouten, wat als zodanig als een gebrek moet worden aangemerkt.
2.10.
De deskundige heeft in zijn rapport geconcludeerd dat de gebreken kunnen worden opgelost door de Krono vloer volledig te vervangen. De kosten voor vervanging van de vloer zijn door de deskundige geraamd op een bedrag van € 3.298,-, inclusief het verwijderen van de huidige plinten, vloer en ondervloer en het afvoeren van het afval. Daarnaast heeft de deskundige de kosten voor het in- en uitruimen van de ruimten, waarbij de meubels in de woning blijven, begroot op € 300,- en voor verlies in tijd en verzekering op € 200,-. Indien een verhuisbedrijf de ruimten moet uit- en inruimen en de meubels opgeslagen moeten worden, dan dient een offerte bij een plaatselijk verhuisbedrijf opgevraagd te worden. Voorts dient, als bij het verwijderen van de plinten muren worden beschadigd, een offerte opgevraagd te worden bij een stukadoor en/of schilder.
2.11.
[eiseres01] heeft bij akte uitlaten expertiserapport met betrekking tot de herstelkosten gesteld dat de verwachting is dat de begane grond leeg moet zijn op het moment van herstel en dat haar woning te klein is om de inboedel in de woning zelf op te slaan. De door haar gevorderde vergoeding van verhuis- en opslagkosten van € 943,80 dienen daarom toegewezen te worden, aldus [eiseres01] . Daarnaast moet er rekening worden gehouden met het feit dat de muren zeer waarschijnlijk beschadigd zullen worden bij het verwijderen van de plinten, omdat de plinten verlijmd zijn. De door de expert van PEB geschatte kosten voor herstel van de muren bedragen € 750,-.
2.12.
[gedaagde01] heeft bij conclusie na deskundigenbericht aangevoerd dat de kostenopgaaf van de deskundige onjuist is. De kosten voor het verwijderen van de vloer bedragen maximaal € 250,-. Voor de kosten voor het leggen van een nieuwe vloer dient de oorspronkelijke prijs aangehouden te worden, met een indexering van 10%.
2.13.
Bij de beoordeling van de vraag welk bedrag toewijsbaar is, moet rekening gehouden worden met het feit dat de vordering van [eiseres01] ziet op herstel van zowel de Krono vloer als de Quick Step vloer, maar dat de vordering ter zake de Quick Step vloer bij tussenvonnis van 30 juli 2021 reeds is afgewezen. Voorts dient rekening gehouden te worden met het feit dat een aftrek dient plaats te vinden vanwege nieuw voor oud. Artikel 6:100 BW bepaalt dat als een zelfde gebeurtenis voor de benadeelde naast schade tevens voordeel heeft opgeleverd, dit voordeel – voor zover dit redelijk is – bij de vaststelling van de te vergoeden schade in rekening worden gebracht. Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, is de kantonrechter van oordeel dat de herstelkosten voor de Krono vloer begroot dienen te worden op een bedrag van € 2.500,-.
2.14.
Met betrekking tot de door [eiseres01] gevorderde verhuiskosten van € 943,80 (ook wel: opslagkosten) wordt het volgende geoordeeld. Nu [gedaagde01] in reactie op de (nadere) stelling van [eiseres01] dat de verwachting is dat de begane grond leeg moet zijn op het moment van herstel van de vloer en dat haar woning te klein is om de inboedel in de woning zelf op te slaan, geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd, wordt het gevorderde bedrag van € 943,80 toegewezen.
2.15.
Het gevorderde bedrag van € 750,- voor herstel van de muren wordt afgewezen, nu op voorhand niet vastgesteld kan worden dat bij het verwijderen van de plinten de muur beschadigd wordt en de herstelkosten van de muur € 750,- zullen bedragen.
2.16.
Een en ander leidt tot het oordeel dat de vordering onder a van [eiseres01] tot vervangende schadevergoeding bestaande uit de herstelkosten van de Krono-vloer en de daarmee samenhangende kosten voor opslag van meubilair tot een bedrag van € 3.443,80 wordt toegewezen.
2.17.
Met betrekking tot de mede onder a gevorderde wettelijke rente over voornoemd bedrag wordt het volgende overwogen. [gedaagde01] is bij brief van 27 februari 2019 in gebreke gesteld en in de gelegenheid gesteld de gebreken binnen twee weken na dagtekening van de brief kosteloos te herstellen. Omdat [gedaagde01] dat heeft nagelaten, verkeert zij vanaf 14 maart 2019 in verzuim. De door [eiseres01] gevorderde wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 14 maart 2019.
expertisekosten PEB
2.18.
De door [eiseres01] eveneens onder a gevorderde expertisekosten van € 1.043,60 van PEB worden afgewezen. Hoewel [gedaagde01] bij de inspectie door PEB aanwezig is geweest, is het deskundigenonderzoek in opdracht van [eiseres01] uitgevoerd en niet in opdracht van beide partijen. Havenmans had ervoor kunnen kiezen een verzoek in te dienen voor een voorlopig deskundigenbericht op grond van artikel 202 Rv, zodat de deskundigenkosten beperkt hadden kunnen blijven tot de kosten van één expertise. Op de kosten van het door de kantonrechter bevolen deskundigenbericht wordt hierna bij de proceskosten ingegaan.
buitengerechtelijke incassokosten
2.19.
[eiseres01] maakt onder b voorts aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dat [eiseres01] kosten heeft moeten maken voor buitengerechtelijke werkzaamheden is door [gedaagde01] niet betwist. Nu tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten geen afzonderlijk verweer is gevoerd, worden deze toegewezen met inachtneming van het volgende. Het toewijsbare bedrag aan buitengerechtelijke kosten conform het Besluit bedraagt, met inachtneming van de toewijsbare hoofdsom, € 567,95.
2.20.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar nu niet is gesteld of gebleken dat de kosten vóór dagvaarding dan wel voor de ingebrekestelling door [eiseres01] zijn betaald aan de gemachtigde.
proceskosten
2.21.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 106,47 aan dagvaardingskosten, € 236,- aan griffierecht en € 996,- aan salaris voor de gemachtigde (vier punten × € 249,- tarief). Dit is totaal € 1.338,47.
2.22.
De kosten van de door de kantonrechter benoemde deskundige bedragen volgens zijn opgave € 2.796,46. Van de zijde van [eiseres01] is ter zake de eindnota geen bericht ontvangen, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat [eiseres01] geen bezwaar heeft tegen de eindnota van de deskundige. Van de zijde van [gedaagde01] is per brief van 29 juni 2022 bezwaar gemaakt tegen de eindnota van de deskundige. Volgens [gedaagde01] wordt 9 uur in rekening gebracht voor de verwerking van het commentaar, maar zijn de reacties van beide partijen slechts gevoegd als bijlage bij het deskundigenbericht en is het deskundigenbericht niet aangepast, noch is ingegaan op de inhoudelijke reacties van partijen.
2.23.
De kantonrechter overweegt dat, anders dan [gedaagde01] aanvoert, de deskundige op pagina 33 tot en met 46 van het deskundigenbericht puntsgewijs is ingegaan op de reacties van partijen op het concept deskundigenbericht. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat de deskundige in redelijkheid 9 uur heeft gerekend voor het verwerken van de reacties van partijen op het concept deskundigenbericht. Nu [gedaagde01] voor het overige geen verweer heeft gevoerd tegen de eindnota van de deskundige, is de kantonrechter van oordeel dat de deskundige in redelijkheid een bedrag van € 2.796,46 heeft gefactureerd. De kantonrechter zal het loon van de deskundigen daarom begroten op het bedrag van de eindnota van € 2.796,46. Dit bedrag overstijgt het betaalde voorschot van € 2.445,99 dat door [eiseres01] is voldaan. De kantonrechter zal voor het restantbedrag van € 350,47 (€ 2.796,46 minus € 2.445,99) een bevelschrift in de zin van artikel 199 lid 2 Rv afgeven.
2.24.
Nu hiervoor in r.o. 2.16 reeds is overwogen dat de vordering tot vervangende schadevergoeding wordt toegewezen, dienen de kosten van de eindnota van € 2.796,46 van de deskundige voor rekening van [gedaagde01] te komen. Dit betekent dat, zoals hiervoor in r.o. 2.23 genoemd, het bevelschrift dat eveneens is gedateerd 7 oktober 2022 en apart is geminuteerd, ten laste van Weijers Voerenwinkel zal worden uitgegeven.
2.25.
Voor kosten die [eiseres01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 124,- (1/2 punt x € 249,- tarief met maximum € 124,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
2.26.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
2.27.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen € 4.011,75 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 3.443,80 vanaf 14 maart 2019 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vastgesteld:
  • € 1.338,47 aan dagvaardingskosten, griffierecht en salaris voor de gemachtigde;
  • € 2.445,99 aan kosten van het onderzoek door de deskundige (het voorschot);
met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
[46009]