Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[naam eiseres 1] ,
[naam gedaagde 2],
1..De procedure
- het incidenteel vonnis van 16 maart 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de brief van deze rechtbank van 18 juli 2022 aan partijen met daarin een zittingsagenda;
- de akte overlegging producties tevens wijziging eis;
- de spreekaantekeningen van partijen voor de mondelinge behandeling op 30 augustus 2022, van welke behandeling geen proces-verbaal is opgemaakt.
2..De feiten
1..Looptijd
2..Rente
3..Opeisbaarheid
ad. € 285.000,--, direct opeisbaar.
7..Vervroegde aflossing door de schuldenaar
3..Het geschil
4..De beoordeling
Eiswijziging en volgorde behandeling
Zilver Wonen termijn” en “
[naam gedaagde 1] termijn zilverwonen III”. Omdat ook eerdere rentebetalingen in het kader van de Leningsovereenkomst die omschrijving, of een soortgelijke omschrijving kennen en dezelfde omvang hebben, volgt hieruit dat de drie betalingen, rentebetalingen zijn in het kader van de Leningsovereenkomst, aldus [naam gedaagde 1] . Dat de betalingen zijn verricht door [naam 2] en niet door [naam gedaagde 1] , doet hieraan niet af, aldus [naam gedaagde 1] onder verwijzing naar artikel 6:30 BW.
schuldig” is. Wat betreft de door [naam eiseres 1] betaalde € 40.000,00 heeft [naam gedaagde 1] in haar conclusie aangevoerd dat dit bedrag door [naam eiseres 1] is overgemaakt als “
extra bedrag” naast de € 285.000,00 die al op basis van de Leningsovereenkomst was betaald, maar dat “
dit (…) niet [is] vastgelegd in een Leningsovereenkomst (…)”. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam gedaagde 1] aangevoerd dat beide betalingen van € 40.000,00 toch ook onder de Leningsovereenkomst zouden vallen. Dit is door [eiseressen] gemotiveerd betwist. Zij hebben er op gewezen dat de Leningsovereenkomst een leningsbedrag van € 285.000,00 vermeldt en dat vaststaat dat dit bedrag ook is uitgeleend aan [naam gedaagde 1] . Het daarbovenop door [eiseressen] betaalde bedrag van € 80.000,00 is daarom onverschuldigd. [eiseressen] hebben er in dit kader op gewezen dat de betalingen destijds met behulp van [naam 2] hebben plaatsgevonden en dat het [naam eiseres 1] destijds niet helemaal duidelijk is geweest hoe en wat er precies is betaald. In hoeverre [naam 2] betrokken is geweest bij de betalingen staat niet vast (zie hiervoor onder 4.2), maar [naam gedaagde 1] heeft haar betwisting van de onverschuldigdheid van beide betalingen van € 40.000,00 niet nader toegelicht of onderbouwd. Zij heeft niet gesteld of toegelicht op grond waarvan zou blijken dat deze bedragen onder de Leningsovereenkomst zouden vallen, of op grond van welke feiten en omstandigheden zij hierop gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen. Mede ook gezien haar eerdere stellingname op dit punt in haar processtuk, staat daarom in rechte als onvoldoende betwist vast, dat [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] aan [naam gedaagde 1] ieder € 40.000,00 onverschuldigd hebben betaald.
6.227,50(2,5 punten × tarief € 2.402,00)