ECLI:NL:RBROT:2022:8588

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
10094244 / VV EXPL 22-371
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in kort geding met betrekking tot huurovereenkomst en ontruiming

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een kort geding aangespannen tegen Stichting Woonplus Schiedam. De eisers vroegen om schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder gewezen vonnis van 9 september 2022, waarin de kantonrechter had besloten tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De mondelinge uitspraak vond plaats op 15 september 2022, waarbij de kantonrechter de belangen van de partijen tegen elkaar afwoog. De eisers stelden dat zij, met hun twee honden, op straat zouden komen te staan als de ontruiming doorging, en dat zij geen andere woonruimte hadden. Bovendien werd tijdens de zitting bekend dat een van de eisers in verwachting was, een feit dat niet in de eerdere procedure was meegenomen. De kantonrechter oordeelde dat het belang van de eisers bij het behoud van hun woning zwaarder woog dan het belang van Woonplus Schiedam bij de uitvoering van het vonnis. De kantonrechter concludeerde dat er sprake was van een kennelijke misslag in de eerdere beslissing om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daarom werd de schorsing van de tenuitvoerlegging toegewezen, totdat er in hoger beroep uitspraak was gedaan of de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt was verstreken. Daarnaast werd Woonplus Schiedam veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die in totaal op € 584,00 werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10094244 / VV EXPL 22-371
datum: 15 september 2022
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ex artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van

1..[eiser 1],

2. [eiser 2],
beiden wonende in [woonplaats eisers],
eisers,
gemachtigde: mr. I. Car te Rotterdam,
tegen
Stichting Woonplus Schiedam,
gevestigd in Schiedam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.W. Kox te Amsterdam.
De partijen worden hierna ‘[eisers]’ en ‘Woonplus Schiedam’ genoemd.
Aanwezig is mr. A.M. van Kalmthout, kantonrechter, bijgestaan door mr. R.W.H. van Rijkom, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • [eiser 1] en [eiser 2] in persoon, bijgestaan door hun gemachtigde;
  • namens Woonplus Schiedam [naam 1] (regisseur leefbaarheid) en [naam 2] (senior medewerker), bijgestaan door de gemachtigde van Woonplus Schiedam en [naam 3] (een kantoorgenote van de gemachtigde van Woonplus Schiedam).
De kantonrechter gaat over tot de bij mondelinge dagbepaling van 13 september 2022 bepaalde mondelinge behandeling.
De zaak is met partijen besproken. Daarbij hebben partijen vragen van de kantonrechter beantwoord, hun standpunten (nader) toegelicht en over en weer op elkaars standpunten gereageerd. De kantonrechter heeft de zitting daarna geschorst tot later die dag om 17:00 uur. Na hervatting van de zitting verschijnen:
  • [eiser 1] en [eiser 2] in persoon, bijgestaan door hun gemachtigde;
  • namens Woonplus Schiedam [naam 3] (een kantoorgenote van de gemachtigde van Woonplus Schiedam).
Vervolgens heeft de kantonrechter - zoals voor de schorsing al was aangekondigd - op de voet van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in aanwezigheid van beide partijen mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1..De gronden van de beslissing

1.1.
In dit kort geding gaat het om de vraag of de tenuitvoerlegging van het op 9 september 2022 onder zaaknummer 9743840 CV EXPL 22-7953 door de kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis al dan niet moet worden geschorst.
1.2.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling gedurende de looptijd van een hoger beroep uitvoerbaar dient te zijn. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Bij de toepassing van die maatstaf moet in dit kort geding worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken (zie Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026).
1.3.
Dit toetsingskader betekent dat de standpunten van [eisers] met betrekking tot het inhoudelijke oordeel van de kantonrechter in de bodemprocedure - zowel ten aanzien van de door hem vastgestelde feiten, als ten aanzien van de motivering van zijn beslissing om de door Woonplus Schiedam gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning toe te wijzen - buiten beschouwing moeten worden gelaten. Een oordeel daarover is voorbehouden aan de rechter in het hoger beroep.
1.4.
De kantonrechter heeft voornoemd vonnis van 9 september 2022 uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Daarbij heeft de kantonrechter overwogen dat, nu [eisers] geen feiten of omstandigheden hebben gesteld op grond waarvan het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad zou kunnen worden verklaard, er naar zijn oordeel onvoldoende redenen zijn om hiervan af te zien.
1.5.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben [eisers] desgevraagd bevestigd dat hun stellingen in dit kort geding zo moeten worden begrepen dat de kantonrechter bij de beoordeling van de vordering om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, ten onrechte hun verweer tegen de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning niet heeft meegewogen en dat in zoverre sprake is van een kennelijke misslag.
1.6.
De kort gedingrechter deelt dit standpunt. Een (gedwongen) ontruiming, gevolgd door verhuur van het gehuurde aan derden (dat ligt in dit geval wel in de rede) leidt feitelijk immers tot een onomkeerbare situatie. In het verweer van [eisers] tegen de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming ligt dan ook besloten dat zij er groot belang bij hebben dat een eventuele toewijzende uitspraak niet ten uitvoer wordt gelegd in het geval zij daartegen hoger beroep instellen, temeer nu zij hebben aangevoerd dat zij niet over andere woonruimte beschikken en dus, met hun twee honden, op straat komen te staan. Het valt daarom niet in te zien dat dit belang van [eisers] bij de beoordeling van de vordering om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren niet is benoemd én dat niet is gemotiveerd waarom dit minder zwaar weegt dan het belang van Woonplus Schiedam. Naar het oordeel van de kort gedingrechter berust het vonnis van 9 september 2022, voor zover het gaat om de beslissing om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, daarom op een kennelijke misslag.
1.7.
Dat brengt mee dat in dit kort geding alsnog een belangenafweging zal worden gemaakt mét inachtneming van hetgeen [eisers] tegen de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning hebben aangevoerd. Daartoe is het volgende van belang.
1.8.
[eisers] hebben onweersproken gesteld dat zij, met hun twee honden, op straat komen te staan als de op maandag 19 september 2022 om 08:00 uur geplande ontruiming van de woning doorgang vindt. Daar komt bij dat Arslan tijdens de mondelinge behandeling onweersproken heeft gesteld dat zij sinds vorige week weet dat zij in verwachting is. Met deze omstandigheid heeft de kantonrechter in de bodemprocedure geen rekening kunnen houden. Verder is van belang dat een ontruiming, zoals hiervoor overwogen, feitelijk onomkeerbaar is. Het belang van Woonplus Schiedam - het stoppen van de naar haar zeggen explosieve situatie in de flat - legt daar tegenover onvoldoende gewicht in de schaal. Daarbij weegt mee dat [eisers] tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard open te staan voor een tijdelijk (gedurende het hoger beroep) verblijf in een andere (logeer)woning van Woonplus Schiedam.
1.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door [eisers] gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het gewezen vonnis wordt toegewezen, met dien verstande dat de tenuitvoerlegging van het vonnis wordt geschorst totdat in het tegen dat vonnis in te stellen hoger beroep uitspraak is gedaan óf totdat de termijn om hoger beroep tegen dat vonnis in te stellen ongebruikt is verstreken. Aan de schorsing wordt geen dwangsom verbonden, omdat Woonplus Schiedam tijdens het aanhoren van deze uitspraak heeft verklaard - behoudens in het geval in een tegen deze uitspraak in te stellen hoger beroep anders wordt beslist - zich te conformeren aan deze uitspraak.
1.10.
Woonplus Schiedam krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kort gedingrechter stelt deze kosten aan de kant van [eisers] tot vandaag vast op € 86,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 584,00. [eisers] hebben geen dagvaarding hoeven uitbrengen, omdat Woonplus Schiedam vrijwillig in de procedure is verschenen. Voor kosten die [eisers] maken na deze uitspraak moet Woonplus Schiedam ook een bedrag betalen van € 124,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In deze uitspraak hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de proceskosten wordt ook toegewezen.

2..De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
2.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het op 9 september 2022 onder zaaknummer 9743840 CV EXPL 22-7953 door de kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis, totdat in het tegen dit vonnis in te stellen hoger beroep uitspraak is gedaan óf totdat de termijn om hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen ongebruikt is verstreken;
2.2.
veroordeelt Woonplus Schiedam in de proceskosten, aan de kant van [eisers] tot vandaag vastgesteld op € 584,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
2.3.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de kantonrechter is ondertekend.
38671