In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een kort geding aangespannen tegen Stichting Woonplus Schiedam. De eisers vroegen om schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder gewezen vonnis van 9 september 2022, waarin de kantonrechter had besloten tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De mondelinge uitspraak vond plaats op 15 september 2022, waarbij de kantonrechter de belangen van de partijen tegen elkaar afwoog. De eisers stelden dat zij, met hun twee honden, op straat zouden komen te staan als de ontruiming doorging, en dat zij geen andere woonruimte hadden. Bovendien werd tijdens de zitting bekend dat een van de eisers in verwachting was, een feit dat niet in de eerdere procedure was meegenomen. De kantonrechter oordeelde dat het belang van de eisers bij het behoud van hun woning zwaarder woog dan het belang van Woonplus Schiedam bij de uitvoering van het vonnis. De kantonrechter concludeerde dat er sprake was van een kennelijke misslag in de eerdere beslissing om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daarom werd de schorsing van de tenuitvoerlegging toegewezen, totdat er in hoger beroep uitspraak was gedaan of de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt was verstreken. Daarnaast werd Woonplus Schiedam veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die in totaal op € 584,00 werden vastgesteld.