ECLI:NL:RBROT:2022:8581

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
8815411 / VZ VERZ 20-18321
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om dwangsom in het kader van voorlopig getuigenverhoor met betrekking tot verschoningsrecht en partijgetuige

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot het opleggen van een dwangsom in het kader van een voorlopig getuigenverhoor. Het verzoek is ingediend door [verzoeker01], vertegenwoordigd door mr. S. van Buuren, tegen [belanghebbende01], vertegenwoordigd door mr. S. Scheimann. Het voorlopig getuigenverhoor vond plaats op 21 juli 2022, naar aanleiding van een eerdere beschikking van 25 maart 2021.

Tijdens het getuigenverhoor heeft [belanghebbende01] geweigerd de namen van medewerkers te onthullen die zich in hun goede naam en eer aangetast voelden door de tweets van [verzoeker01]. [verzoeker01] heeft daarop verzocht om een hoofdelijke dwangsom van € 500,- per dag op te leggen aan [belanghebbende01] en Stichting JBRR, zolang de namen niet worden verstrekt. [belanghebbende01] heeft het verzoek afgewezen.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat een getuige verplicht is om te getuigen, tenzij er een beroep op het verschoningsrecht wordt gedaan. De rechter heeft ook aangegeven dat een partijgetuige niet kan worden gegijzeld en dat het opleggen van een dwangsom aan een partijgetuige niet is toegestaan. Gezien deze juridische kaders heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoeker01] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van [belanghebbende01]. De proceskosten zijn begroot op € 75,00 aan salaris voor de gemachtigde.

De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. A.M. van Kalmthout.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 8815411 / VZ VERZ 20-18321
datum uitspraak: 7 oktober 2022
Beschikking van de kantonrechter
op het verzoek van
[verzoeker01],
wonende in [woonplaats01] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. S. van Buuren te ‘s-Gravendeel,
in het kader van het op 21 juli 2022 gehouden voorlopig getuigenverhoor, ingevolge de beschikking van 25 maart 2021.
Belanghebbende is
[belanghebbende01],
wonende in [woonplaats02] ,
gemachtigde: mr. S. Scheimann te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘ [verzoeker01] ’ en ‘ [belanghebbende01] ’ genoemd.

1 ..Het verzoek

1.1.
[belanghebbende01] heeft op 21 juli 2022 als getuige onder meer het volgende verklaard:

Ik hoor de heer [verzoeker01] vragen wie de medewerkster in alinea 2 van pagina 2 van de aangifte is en wie de andere medewerkers zijn die zich, volgens de aangifte, in hun goede naam en eer aangetast voelden. Ik heb aangifte gedaan namens Stichting JBRR. Dat is mijn bevoegdheid als bestuurder. Daarom geef ik de naam van de individuele medewerkers niet die bij mij melding hebben gedaan. Ik heb aangifte gedaan omdat in mijn ogen de goede naam en eer van Stichting JBRR werden aangetast door de tweets van de heer [verzoeker01] . Daarom geef ik niet de namen.”.
1.2.
[verzoeker01] heeft, na daartoe op zijn verzoek in de gelegenheid te zijn gesteld, bij “akte uitlating, tevens houdende eiswijziging” verzocht om zowel [belanghebbende01] als Stichting Jeugdbescherming Rotterdam-Rijnmond (hierna: Stichting JBRR) een hoofdelijke dwangsom à € 500,- per dag (met een maximum van 1.000 dagen) op te leggen, dan wel een bedrag en maximum naar redelijkheid, zolang zij de naam/namen van de medewerkers zoals genoemd in de aangifte d.d. 5 augustus 2019 niet verstrekt/verstrekken, zulks uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
1.3.
[belanghebbende01] heeft bij antwoordakte verzocht het verzoek van [verzoeker01] af te wijzen.

2 ..De beoordeling van het verzoek

2.1.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. Een getuige is verplicht tot het afleggen van een getuigenis, tenzij met recht een beroep wordt gedaan op een verschoningsrecht (art. 165 Rv). Als een getuige weigert een verklaring af te leggen, kan de rechter op verzoek van de belanghebbende partij bevelen dat de getuige op zijn kosten in gijzeling zal worden gesteld totdat hij aan zijn verplichting zal hebben voldaan (art. 173 Rv). Aangenomen wordt dat de getuige als alternatief (voor gijzeling) in een (kort) geding op vordering van een partij die hem wil horen, kan worden veroordeeld tot betaling van een dwangsom totdat hij aan zijn getuigplicht heeft voldaan (HR 18 mei 1980, NJ 1980/213). De verplichting om te getuigen geldt ook voor de partijgetuige (art. 164 Rv), maar een partijgetuige kan niet worden gegijzeld als hij niet aan zijn getuigplicht voldoet (art. 173 lid 1, tweede zin Rv). Ook het opleggen van een dwangsom aan een weigerachtige partijgetuige is niet toelaatbaar (ECLI:NL:HR:2012:BV3403). De bepalingen omtrent het getuigenverhoor zijn op het voorlopig getuigenverhoor van overeenkomstige toepassing (art. 189 Rv). Tegen deze achtergrond oordeelt de kantonrechter als volgt.
2.2.
In het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor (hierna: het oorspronkelijke verzoek) heeft [verzoeker01] gesteld dat hij overweegt “
om één of meerdere procedure(s) aanhangig te maken tegen [belanghebbende01]” en verzoekt hij om te bepalen dat [belanghebbende01] als getuige wordt gehoord. Dit verzoek is, na zowel [verzoeker01] als [belanghebbende01] te hebben gehoord, toegestaan bij beschikking van 25 maart 2021 en [belanghebbende01] is vervolgens gehoord.
2.3.
De artikelen die van toepassing zijn op de partijgetuige (waaronder de bepaling dat een partijgetuige niet kan worden gegijzeld en de daarmee samenhangende jurisprudentie waaruit volgt dat aan de partijgetuige ook geen dwangsom kan worden opgelegd als hij niet aan zijn getuigplicht voldoet) gelden evenzeer voor [belanghebbende01] in het aan deze procedure voorafgaande voorlopig getuigenverhoor (art. 193 Rv). Daarop strandt het onderhavige verzoek voor zover dat ertoe strekt aan [belanghebbende01] een dwangsom op te leggen.
2.4.
Voor zover het verzoek ertoe strekt om aan Stichting JBBR een dwangsom op te leggen komt dit (alleen al) niet voor toewijzing in aanmerking omdat het oorspronkelijke verzoek niet tegen Stichting JBBR is gericht en er - dus - geen voorlopig getuigenverhoor heeft plaatsgevonden met het oog op een eventueel door [verzoeker01] tegen Stichting JBBR aanhangig te maken procedure.
2.5.
Gelet op het bepaalde in art. 289 Rv wordt [verzoeker01] in de proceskosten van [belanghebbende01] veroordeeld. Deze worden begroot op € 75,00 aan salaris gemachtigde.
2.6.
Nu zowel [verzoeker01] als [belanghebbende01] na afloop van het voorlopig getuigenverhoor zoals gehouden op 21 juli 2022 desgevraagd hebben verklaard geen (aanvullende) getuigen te willen horen, stelt de kantonrechter vast dat het voorlopig getuigenverhoor is gesloten.

3 ..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst het verzoek af;
3.2.
veroordeelt [verzoeker01] in de proceskosten van [belanghebbende01] , tot aan deze beschikking aan de zijde van [belanghebbende01] begroot op een bedrag van € 75,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.