ECLI:NL:RBROT:2022:8579

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
9821999 CV EXPL 22-12183
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen tot woningruil tussen huurders van dezelfde verhuurder

In deze zaak vorderden twee huurders van dezelfde verhuurder, Stichting Woonstad Rotterdam, een machtiging om elkaar in hun plaats als huurder te stellen. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen, omdat een van de huurders, [eiser 2], geen zwaarwichtig belang had bij de woningruil. De procedure begon met een dagvaarding op 11 april 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 31 augustus 2022. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. A. Rhijnsburger, stelden dat de woningruil noodzakelijk was voor hun welzijn. [persoon A] had een zwaarwegend belang vanwege een nare periode in haar huidige woning, terwijl [eiser 2] dichter bij familie wilde wonen. Woonstad, vertegenwoordigd door mr. E. Boot, wees de verzoeken af, stellende dat beide huurders geen zwaarwegend belang hadden en dat de woningruil het verdeelsysteem voor sociale huurwoningen zou omzeilen. De kantonrechter oordeelde dat de belangen van [eiser 2] niet voldoende waren om de vordering te rechtvaardigen, en dat de afwijzing van zijn vordering automatisch leidde tot de afwijzing van die van [persoon A]. De proceskosten werden toegewezen aan Woonstad, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9821999 CV EXPL 22-12183
datum uitspraak: 14 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1..[eiser 1] , in hoedanigheid van

bewindvoerder over de goederen van [persoon A] ,
vestigingsplaats: Rotterdam,

2. [eiser 2]

woonplaats: [woonplaats] ,
3. [eiser 3],
woonplaats: [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger,
tegen
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E. Boot.
Eiseres sub 1 wordt hierna ‘de bewindvoerder’ genoemd. Eisers sub 2 en 3 worden gezamenlijk in enkelvoud ‘ [eiser 2] ’ genoemd. Gedaagde wordt ‘Woonstad’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 april 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de door de gemachtigde van eisers op 23 augustus, 24 augustus en 29 augustus 2022 toegestuurde aanvullende producties.
1.2.
Op 31 augustus is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig namens eisers mevrouw [persoon A] en de heer [eiser 3] , bijgestaan door mr. Rhijnsburger. Namens gedaagde was aanwezig de heer [persoon C] , bijgestaan door mr. Boot.

2..De feiten

2.1.
[persoon A] huurt van Woonstad de zelfstandige woonruimte aan de [adres 1] in Rotterdam. [eiser 2] huurt van Woonstad de zelfstandige woonruimte aan het [adres 2] in Rotterdam.
2.2.
Op 1 oktober 2021 hebben [persoon A] en [eiser 2] een overeenkomst gesloten, waarin zij hebben afgesproken met elkaar van woonruimte te ruilen. [persoon A] en [eiser 2] hebben Woonstad gevraagd om hieraan medewerking te verlenen. Woonstad heeft medegedeeld geen medewerking te willen verlenen.

3..Het geschil

3.1.
De bewindvoerder eist dat hij (in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [persoon A] ) wordt gemachtigd om [eiser 2] in de plaats van [persoon A] te stellen als huurder van de [adres 1] in Rotterdam. [eiser 2] eist dat hij wordt gemachtigd om [persoon A] in zijn plaats te stellen als huurder van het [adres 2] in Rotterdam. Eisers vorderen de veroordeling van Woonstand in de proceskosten en ook om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De bewindvoerder baseert de eis op het volgende. [persoon A] heeft een zwaarwegend belang bij de gevorderde woningruil. Zij heeft een nare periode achter de rug in de woning aan de [adres 1] . Een verhuizing naar het [adres 2] zal haar rust geven. Ook is de woning aan het [adres 2] goedkoper, wat haar meer financiële ruimte geeft.
3.3.
[eiser 2] baseert de eis op het volgende. [eiser 2] heeft familie die dichter bij de woning aan de [adres 1] woont. De woningruil zal zijn welzijn vergroten, als hij meer sociale contacten heeft in de directe omgeving van de nieuwe woning.
3.4.
Woonstad is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [persoon A] en [eiser 2] hebben beiden geen zwaarwegend belang bij de gevorderde woningruil. Als de vordering van een van hen wordt afgewezen, geldt automatisch dat de vordering van de ander dan ook moet worden afgewezen. [persoon A] heeft een huurachterstand en Woonstad verwacht dat na de woningruil een nieuwe achterstand zal ontstaan. Woonstad heeft bezwaar tegen de woningruil omdat [persoon A] en [eiser 2] op deze manier het verdeelsysteem voor sociale huurwoningen omzeilen. [persoon A] komt op grond van de regels voor passend toewijzen niet in aanmerking voor de woning aan het [adres 2] . Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Woonstad aangevoerd dat [persoon A] momenteel niet op basis van een huurovereenkomst in de [adres 1] verblijft. De huurovereenkomst is ontbonden wegens een huurachterstand. Pas als [persoon A] de nadien overeengekomen betalingsregeling helemaal is nagekomen, herleeft de huurovereenkomst.

4..De beoordeling

4.1.
Uit artikel 7:270 lid 2 BW volgt dat de kantonrechter over de gevorderde woningruil beslist met inachtneming van de omstandigheden van het geval. De vordering kan slechts worden toegewezen als de huurder een zwaarwichtig belang heeft bij de ruil van woonruimte. De vordering moet worden afgewezen als de voorgestelde huurder vanuit financieel oogpunt niet voldoende waarborg biedt voor een behoorlijke nakoming van de huur.
4.2.
Uit het arrest Cousijn/Craanen (HR 19 november 2004, ECLI:NL:HR:2004: AP4500) volgt dat de kantonrechter eerst moet beoordelen of [persoon A] en [eiser 2] ieder een zwaarwichtig belang hebben bij de door hen gewenste woningruil. Als dit zwaarwichtig belang bij beiden (afzonderlijk) aanwezig is, komt de vraag aan de orde zij vanuit financieel oogpunt voldoende waarborgen bieden voor een behoorlijke nakoming van de huur. Pas als deze twee vragen positief zijn beantwoord, komt de kantonrechter toe aan een afweging van de belangen van [persoon A] en [eiser 2] enerzijds en die van Woonstad anderzijds.
Geen zwaarwegend belang [eiser 2]
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser 2] geen zwaarwichtig belang heeft bij de gevorderde woningruil. Het gevolg van het ontbreken van dit zwaarwichtig belang is dat de vorderingen van zowel [persoon A] als [eiser 2] moeten worden afgewezen. Immers, als [eiser 2] [persoon A] niet in zijn plaats mag stellen, kan er ook geen sprake meer van zijn dat [persoon A] [eiser 2] in haar plaats stelt.
4.4.
Het door [eiser 2] aangevoerde belang om dichter bij familie, de moskee en de school van de kinderen te wonen is niet aan te merken als een zwaarwegend belang in de zin van artikel 7:270 lid 2 BW. Woonstad heeft erop gewezen – en dat is door [eiser 2] niet weersproken – dat het verschil in afstand tussen de nu door [eiser 2] gehuurde woning en het door [persoon A] gehuurde niet erg groot is. De wens om dichterbij te wonen is ook niet ingegeven door objectieve omstandigheden, bijvoorbeeld medisch of financieel van aard. De omstandigheid dat [eiser 2] zich in de huidige wijk niet thuis voelt, is niet genoeg om een woningruil af te kunnen dwingen.
4.5.
Omdat de vorderingen op grond van het voorgaande moeten worden afgewezen, behoeven de overige stellingen van partijen geen bespreking meer.
Proceskosten
4.6.
[persoon A] en [eiser 2] krijgen ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonstad tot vandaag vast op € 498,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 249,- tarief). Voor kosten die Woonstad maakt na deze uitspraak moeten [persoon A] en [eiser 2] ook een bedrag betalen van € 124,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.7.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard, voor zover het de proceskostenveroordeling betreft.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [persoon A] en [eiser 2] af;
5.2.
veroordeelt [persoon A] en [eiser 2] in de proceskosten, aan de kant van Woonstad tot vandaag vastgesteld op € 498,-;
5.3.
verklaart de veroordeling onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
51909