ECLI:NL:RBROT:2022:8574

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
623944 / HA ZA 21-748
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en ontbinding van overeenkomst in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers [persoon A] en [persoon B] (hierna: [persoon A] c.s.) een schadevergoeding gevorderd van gedaagde Latbouw B.V. naar aanleiding van de ontbinding van een overeenkomst. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 22 juni 2022 geoordeeld dat Latbouw op grond van artikel 6:277 BW verplicht is om de schade te vergoeden die [persoon A] c.s. heeft geleden door de ontbinding van de overeenkomst. In het vonnis van 19 oktober 2022 heeft de rechtbank de omvang van de schade beoordeeld, waarbij [persoon A] c.s. heeft gesteld dat hij extra kosten heeft gemaakt door derden in te schakelen voor werkzaamheden die oorspronkelijk door Latbouw zouden worden uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat [persoon A] c.s. een bedrag van € 62.192,62 aan manuren heeft betaald aan derden, en na aftrek van een bedrag van € 29.028,00 dat hij aan Latbouw verschuldigd zou zijn geweest, komt de schadevergoeding uit op € 29.637,12. Daarnaast heeft de rechtbank Latbouw veroordeeld tot betaling van € 5.207,19 en € 5.275,00 voor respectievelijk onverschuldigde betaling en kosten van herstel, wat het totaal op € 40.119,31 brengt. De rechtbank heeft ook wettelijke rente toegewezen vanaf 9 mei 2020 en buitengerechtelijke kosten van € 1.176,19. In reconventie heeft de rechtbank de vorderingen van Latbouw afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat [persoon A] c.s. onrechtmatig heeft gehandeld.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/623944 / HA ZA 21-748
Vonnis van 19 oktober 2022
in de zaak van

1..[persoon A] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.[persoon B],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie
hierna samen te noemen: [persoon A] c.s.
advocaat: mr. S. Arakelyan te Schiedam,
tegen
LATBOUW B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie
hierna te noemen: Latbouw,
advocaat: mr. T.P. Boer te Arnhem.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 juni 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de akte van [persoon A] c.s. met producties;
  • de akte van Latbouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De verdere beoordeling

In conventie
2.1.
Bij tussenvonnis van 22 juni 2022 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank onder meer geoordeeld dat Latbouw op grond van artikel 6:277 BW verplicht is om de schade te vergoeden die [persoon A] c.s. heeft geleden als gevolg van ontbinding van de overeenkomst. Partijen hebben zich na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld bij akte uitgelaten over de omvang van de door [persoon A] c.s. geleden schade.
Extra kosten derden die werkzaamheden hebben uitgevoerd.
2.2.
[persoon A] c.s. stelt dat de offertes en facturen die zijn overgelegd als productie 20 (bij dagvaarding) alleen zien op de door derden gewerkte manuren. Dat is relevant omdat in de opdracht tussen [persoon A] c.s. en Latbouw een prijs exclusief materiaal is overeengekomen. Deze offertes en facturen zien volgens [persoon A] c.s. op werkzaamheden die aanvankelijk met Latbouw zijn overeengekomen. Als gevolg van de ontbinding van de overeenkomst heeft [persoon A] c.s. hier derden voor ingeschakeld.
Een groot deel van de werkzaamheden dat aanvankelijk door Latbouw zou worden uitgevoerd, is uiteindelijk door RA Isolatie en Montage Bedrijf B.V. (hierna: RA) verricht. Een specificatie van de offertes en facturen van RA - ter onderbouwing van zijn standpunt dat [persoon A] c.s. alleen de manuren (en niet ook het materiaal) heeft meegenomen in zijn schadeberekening - is door faillissement van RA niet meer te verkrijgen.
[persoon A] c.s. heeft daarom facturen overgelegd van het materiaal dat door hemzelf is gekocht. [persoon A] c.s. stelt dat hieruit blijkt dat de materiaalkosten niet in de offertes en facturen (productie 20) zijn inbegrepen, want de materiaalkosten zijn los van deze offertes en facturen door [persoon A] c.s. betaald. Ook heeft [persoon A] c.s. foto’s overgelegd van voor en na de verbouwing waaruit blijkt dat de door derden geoffreerde en betaalde werkzaamheden ook daadwerkelijk zijn verricht.
[persoon A] c.s. heeft zelf materiaal gekocht om de kosten van verbouwing zo laag mogelijk te houden, soms waren dat restpartijen of aankopen via Marktplaats. Ook heeft [persoon A] c.s. kennissen ingeschakeld om hem te helpen aan goedkoop materiaal/hulpmiddelen. Verder stelt [persoon A] c.s. dat hij werkzaamheden zelf heeft verricht en kennissen heeft ingeschakeld om tegen een vriendenprijs werkzaamheden te verrichten. om de verbouwingskosten - en daarmee ook de schade - zo laag mogelijk te houden.
[persoon A] c.s. heeft in zijn akte een achttiental werkzaamheden opgesplitst en de situatie voor ieder werk afzonderlijk besproken. [persoon A] c.s. heeft tot slot zijn schade opnieuw berekend, waarbij hij uitgaat van een totaalbedrag van € 62.192,62 aan kosten voor de manuren die hij aan derden heeft betaald.
2.3.
Latbouw heeft in haar akte verwezen naar de door haar in haar conclusie van antwoord gevoerde verweren en erop gewezen dat [persoon A] c.s. door het faillissement van RA niet kan aantonen hoe hoog de schade is die [persoon A] c.s. heeft geleden, terwijl op hem wel de bewijslast van de schade rust. Een overzicht van de manuren die door derden aan [persoon A] c.s. in rekening zijn gebracht ontbreekt, terwijl de manuren (voor een uurtarief hoger dan met Latbouw overeengekomen) nu juist de grote schadepost zou zijn volgens [persoon A] c.s. Latbouw betwist dat de kosten die [persoon A] c.s. stelt te hebben gemaakt voor het inhuren van derden zien op werkzaamheden die anders door haar zouden zijn verricht.
2.4.
Voor het bepalen van de omvang van de schade dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de situatie waarin [persoon A] c.s. thans verkeert en de situatie waarin hij verkeerd zou hebben indien de overeenkomst niet was ontbonden.
2.5.
Ten aanzien van de situatie waarin [persoon A] c.s. zou hebben verkeerd indien de overeenkomst niet was ontbonden stelt [persoon A] c.s. dat in dat geval alle geoffreerde werkzaamheden waren uitgevoerd én hij voor de nog uit te voeren werkzaamheden aan Latbouw een bedrag van € 29.028,00 verschuldigd zou zijn geweest. Hierbij heeft [persoon A] c.s. rekening gehouden met de (20 uur) aan werkzaamheden die in de eerste week door Latbouw zijn verricht. Latbouw heeft deze stelling van [persoon A] c.s. niet gemotiveerd betwist, zodat de rechtbank van de juistheid van de stelling van [persoon A] c.s. uitgaat.
2.6.
Ten aanzien van de situatie waarin [persoon A] c.s. thans verkeert heeft Latbouw wel verweren gevoerd. De bewijslast ten aanzien van deze situatie rust op Quick c.s. nu het aan hem is om de door hem geleden schade te bewijzen. [persoon A] c.s. dient dus met een redelijke mate van zekerheid aan te tonen dat hij thans verkeerd in de door hem gestelde situatie. Ten aanzien van dit te leveren bewijs acht de rechtbank van belang dat het [persoon A] c.s. vrij staat om zelf te bepalen op welke wijze hij dit bewijs levert. Dat volgt ook uit artikel 152 Rv. In zijn akte heeft [persoon A] c.s. aangegeven dat hij heeft geprobeerd om van derden facturen te krijgen, maar dat dit door het faillissement van RA niet mogelijk was en dat ook sommige werkzaamheden zwart zijn uitgevoerd, zodat ook daar geen factuur van kan worden overgelegd. Latbouw heeft dit niet betwist. De rechtbank zal bij de waardering van de door [persoon A] c.s. overgelegde bewijsstukken rekening houden met de beperkingen waar [persoon A] c.s. tegenaan is gelopen.
2.7.
De verweren die door Latbouw zijn gevoerd zijn de volgende:
  • [persoon A] c.s. heeft bij het berekenen van de kosten die hij heeft gehad in de situatie waarin hij thans verkeert ook de materiaalkosten meegenomen;
  • betwist wordt dat de facturen die zijn verzonden ook door [persoon A] c.s. zijn voldaan;
  • betwist wordt dat de overgelegd offertes uiteindelijk hebben geleid tot een opdracht, uitvoering van die opdracht en een door [persoon A] c.s. aan de derde te betalen factuur;
  • de werkzaamheden - uitgevoerd door derden - zijn andere werkzaamheden dan de werkzaamheden die Latbouw voor [persoon A] c.s. zou hebben verricht op grond van de - inmiddels ontbonden - overeenkomst.
De rechtbank zal hierna de verweren van Latbouw behandelen. Daar waar een verweer van Latbouw van toepassing is op een specifiek (genummerd) werk zal dit per werk aan bod komen. Voor zover de genummerde werkzaamheden niet afzonderlijk zijn genoemd in dit vonnis zijn de door Latbouw gevoerde verweren onvoldoende gemotiveerd onderbouwd ten aanzien van dat afzonderlijke werk.
2.8.
[persoon A] c.s. heeft in zijn akte de werkzaamheden die aan de woning zijn uitgevoerd ingedeeld in 18 onderdelen. Voor de werkzaamheden die zijn genoemd als nummer 2, 8, 9, en 11 blijkt uit de als productie 20 overgelegde offertes en facturen dat niet alleen de manuren maar ook het materiaal in de offerte of op de factuur is opgenomen. Uit het door [persoon A] c.s. overgelegde overzicht blijkt dat hij van deze offertes en facturen alleen dat bedrag in zijn berekening heeft meegenomen dat ziet op de manuren en niet het deel dat ziet op het materiaal. Dus ten aanzien van deze werkzaamheden gaat het eerste verweer van Latbouw niet op.
2.9.
In zijn akte heeft [persoon A] c.s. vervolgens als producties 25 tot en met 37 facturen, betaalbewijzen en Whatsappberichten overgelegd waaruit volgt dat materiaal voor het uitvoeren van de werkzaamheden door hem is aangeschaft via een leverancier, marktplaats of buurman. De rechtbank is van oordeel dat voor zover niet al uit de offerte of factuur (overgelegd als productie 20) blijkt dat alleen de manuren in rekening zijn gebracht aan [persoon A] c.s. dit volgt uit de door [persoon A] c.s. overgelegde facturen, betaalbewijzen en Whatsappberichten die als producties zijn overgelegd. Latbouw voert ook niet aan dat [persoon A] c.s. dubbel heeft betaald voor het benodigde materiaal. Het is ook niet waarschijnlijk dat [persoon A] c.s. dubbel zou hebben willen betalen voor het materiaal. Uit alle producties – en meer in het bijzonder uit producties 36 en 37 – volgt juist een bevestiging van het standpunt van [persoon A] c.s. dat hij zo veel mogelijk de kosten wilde drukken.
2.10.
Bij de berekening van de door hem geleden schade is [persoon A] c.s. ten aanzien van alle achttien werkzaamheden dus uitgegaan van een vergelijking tussen hetgeen hij aan manuren aan Latbouw zou hebben moeten betalen in de situatie zonder ontbinding van de overeenkomst en hetgeen hij uiteindelijk aan manuren aan derden betaald heeft.
2.11.
Ten aanzien van het verweer van Latbouw dat zonder betalingsbewijs niet vaststaat dat [persoon A] c.s. heeft betaald voor de door derden uitgevoerde werkzaamheden overweegt de rechtbank als volgt. Uitgangspunt is dat facturen voor verrichtte werkzaamheden worden voldaan. Quick c.s. had ook financieel budget beschikbaar voor de verbouwing, zoals kan worden afgeleid uit het door [persoon A] c.s. als productie 22 overgelegde overzicht van zijn bouwdepot. Tegen deze achtergrond lag het op de weg van Latbouw om feiten en omstandigheden te stellen waaruit kan worden afgeleid dat [persoon A] c.s. facturen onbetaald zou hebben gelaten. Dit heeft zij niet gedaan. De rechtbank neemt daarom als vaststaand aan dat [persoon A] c.s. de facturen die hem zijn gestuurd ook heeft betaald.
2.12.
Er zijn acht werkzaamheden waarvan [persoon A] c.s. als productie 20 alleen een offerte heeft overgelegd. Latbouw betwist dat deze offertes uiteindelijk hebben geleid tot een opdracht, een factuur en betaling van die factuur.
2.12.1.
Ten aanzien van de rachels voor het nieuwe plafond in de woonkamer (werkzaamheden nr. 1) heeft [persoon A] c.s. de factuur voor de aanschaf van het materiaal overgelegd als productie 25 en 26. Daarnaast heeft [persoon A] c.s. als productie 23 foto’s overgelegd van de woning waarop te zien is dat het plafond in de woonkamer is aangepast. Er zijn gipsplaten tegen het plafond aangebracht en zonder het plaatsen van rachels om de gipsplaten aan te bevestigen is een dergelijke aanpassing niet mogelijk. De rechtbank acht dan ook bewezen dat [persoon A] c.s. deze werkzaamheden heeft laten uitvoeren. Nu de geoffreerde prijs niet gemotiveerd is betwist is gaat de rechtbank er vanuit dat de uiteindelijke betaling door [persoon A] c.s. aan RA gelijk was aan het offertebedrag.
2.12.2.
Ten aanzien van het monteren van gipsplaten op het plafond in de woonkamer (werkzaamheden nr. 2) blijkt uit de foto’s van de woning die als productie 23 zijn overgelegd dat deze werkzaamheden zijn uitgevoerd. Het oude balkenplafond is op de foto’s in de nieuwe situatie niet langer zichtbaar vanwege de gipsplaten die tegen het plafond zijn aangebracht. Hiermee heeft [persoon A] c.s. bewezen dat deze werkzaamheden zijn uitgevoerd. [persoon A] c.s. heeft in zijn akte toegelicht dat hij niet de materiaalkosten, maar alleen de geoffreerde manuren heeft meegenomen in zijn schadeberekening. Nu de geoffreerde prijs niet gemotiveerd is betwist, gaat de rechtbank er vanuit dat de uiteindelijke betaling door [persoon A] c.s. aan RA gelijk was aan het offertebedrag.
2.12.3.
Ten aanzien van werkzaamheden voor het plaatsen van de steunbalk (werkzaamheden nr. 3) heeft [persoon A] c.s. bij akte alsnog de factuur voor de in rekening gebrachte werkzaamheden overgelegd als productie 27. De rechtbank acht dan ook bewezen dat deze werkzaamheden zijn uitgevoerd.
2.12.4.
Ten aanzien van de muren die zijn geplaatst in de aanbouw (werkzaamheden nr. 5) en het plaatsen van gipswanden op de eerste verdieping (werkzaamheden nr. 6) heeft [persoon A] c.s. - ondanks de daartoe geboden gelegenheid - geen nadere onderbouwing aangeleverd waaruit blijkt dat deze werkzaamheden, die door Latbouw zijn betwist, ook zijn uitgevoerd. Uit het enkele feit dat [persoon A] c.s. met Latbouw was overeengekomen dat Latbouw deze werkzaamheden zou uitvoeren volgt niet dat [persoon A] c.s. ook aan een derde opdracht heeft gegeven om deze werkzaamheden te verrichten en die derde de werkzaamheden ook heeft uitgevoerd. Dat [persoon A] c.s. het gestelde bedrag van € 3.527,50 voor werkzaamheden 5 en 6 heeft betaald aan RA acht de rechtbank dan ook niet bewezen.
2.12.5.
Ten aanzien van het stucwerk op de begane grond (werkzaamheden nr. 8) blijkt uit de foto’s van de woning die als productie 23 zijn overgelegd dat deze werkzaamheden zijn uitgevoerd. Nu de geoffreerde prijs niet gemotiveerd is betwist, gaat de rechtbank er vanuit dat de uiteindelijke betaling door [persoon A] c.s. aan Sero Klussenbedrijf gelijk was aan het offertebedrag.
2.12.6.
Ten aanzien van het stucwerk van de buitengevel (werkzaamheden nr. 10) heeft [persoon A] c.s. de factuur voor de aanschaf van het materiaal overgelegd als productie 29. Daarnaast blijkt uit de foto’s die als productie 23 zijn overgelegd dat de buitengevel van de woning van nieuw stucwerk is voorzien. Hiermee heeft [persoon A] c.s. bewezen dat deze werkzaamheden ook zijn uitgevoerd. Nu de geoffreerde prijs niet gemotiveerd is betwist, gaat de rechtbank er vanuit dat de uiteindelijke betaling door [persoon A] c.s. aan Sero Klussenbedrijf gelijk was aan het offertebedrag.
2.12.7.
Ten aanzien van de dakopbouw en de dakrenovatie (werkzaamheden nr. 11) blijkt zowel uit de als productie 23 overgelegde foto’s als uit de door [persoon A] c.s. als productie 30 en 31 overgelegde facturen voor de aanschaf van het materiaal dat deze werkzaamheden zijn uitgevoerd. In de akte heeft [persoon A] c.s. een toelichting gegeven op de offerte van RA die ziet op deze werkzaamheden. [persoon A] c.s. stelt dat de offerte van RA voor een bedrag van € 19.200,- ziet op manuren. Deze toelichting en de berekening die [persoon A] c.s. daaraan ten grondslag legt heeft Latbouw niet betwist, zodat de rechtbank bewezen acht dat [persoon A] c.s. voor de werkzaamheden aan de dakopbouw en dakrenovatie € 19.200,- aan manuren heeft betaald aan RA.
2.13.
Tot slot zijn er nog de gestelde werkzaamheden in verband met het vervangen van de elektra (werkzaamheden nr. 17) en het leidingwerk (werkzaamheden nr. 18). Van deze werkzaamheden is geen offerte en evenmin een factuur. Het gaat om werkzaamheden die [persoon A] c.s. zwart heeft laten verrichten. Ter onderbouwing van de uitvoering van deze werkzaamheden en de hoogte van de kosten voor deze werkzaamheden heeft [persoon A] c.s. als productie 36 en 37 de Whatsappcorrespondentie overgelegd met de aannemers evenals de facturen waaruit blijkt dat het benodigde materiaal voor deze werkzaamheden door [persoon A] c.s. zelf is aangeschaft. Latbouw heeft in haar akte deze Whatsappberichten en de daarin genoemde bedragen voor de uit te voeren opdrachten niet gemotiveerd betwist. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat [persoon A] c.s. voor de elektrawerkzaamheden (manuren)
€ 3.000,- heeft betaald en voor de werkzaamheden aan het leidingwerk (manuren) eveneens € 3.000,-.
2.14.
Latbouw voert tot slot als verweer ten aanzien van de hoogte van de schade dat de werkzaamheden die door [persoon A] c.s. worden genoemd (nr. 1 tot en met nr. 18) andere werkzaamheden zijn dan de werkzaamheden die zonder ontbinding van de overeenkomst zouden zijn verricht door Latbouw.
2.15.
De rechtbank verwerpt dit verweer van Latbouw. [persoon A] c.s. heeft in zijn akte een nadere toelichting gegeven bij de werkzaamheden die hij heeft genummerd 1 tot en met 18. Al deze werkzaamheden zouden blijkens de - inmiddels ontbonden - overeenkomst tussen partijen aanvankelijk door Latbouw worden uitgevoerd. [persoon A] c.s. heeft in zijn schadeberekening dan ook alleen meegenomen de werkzaamheden verricht door derden die in de situatie zonder ontbinding van de overeenkomst door Latbouw zouden zijn verricht.
2.16.
[persoon A] c.s. heeft met het overleggen van productie 20 en producties 22 tot en met 37 bewezen dat hij een bedrag van (€ 62.192,62 verminderd met € 3.527,50, zie r.o. 2.12.4 is) € 58.665.12 heeft betaald aan manuren voor werkzaamheden die hij met Latbouw was overeengekomen, maar die door ontbinding van de overeenkomst door derden – tegen een hoger uurtarief – zijn verricht.
2.17.
De door [persoon A] c.s. geleden schade in verband met de extra kosten die zij aan derden heeft moeten betalen door de ontbinding van de overeenkomst komt daarmee op een bedrag van € 58.664,12 -/- € 29.028,- = € 29.637,12.
Onverschuldigde betaling en kosten van herstel.
2.18.
In rechtsoverweging 4.29 van het tussenvonnis heeft de rechtbank al overwogen dat Latbouw op grond van artikel 6:207 lid 2 BW gehouden is om aan [persoon A] c.s. een bedrag van € 5.207,19 terug te betalen. In verband met de kosten van herstel van de vloeren op de begane grond en de eerste verdieping heeft de rechtbank in rechtsoverweging 4.32 van het tussenvonnis overwogen dat Latbouw aan [persoon A] c.s. een schadevergoeding van € 5.275,00 verschuldigd is. In totaal wijst de rechtbank dus een bedrag van € 40.119,31 (€ 29.637,12 + € 5.207,19 + € 5.275,00) aan schadevergoeding toe aan [persoon A] c.s.
Wettelijke rente.
2.19.
[persoon A] c.s. vordert vergoeding van de wettelijke rente vanaf 9 mei 2020, zijnde de dag na het verstrijken van de veertiendagentermijn genoemd in de brief van 24 april 2020. Nu Latbouw hiertegen geen verweer heeft gevoerd zal de rechtbank de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag van € 40.119,31 toewijzen vanaf 9 mei 2020 tot aan de dag van algehele betaling.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.20.
[persoon A] c.s. heeft een bedrag van € 1.249,95 aan buitengerechtelijke kosten gevorderd wegens het voeren van correspondentie en telefoneren met diverse partijen met als doel voldoening buiten rechte te verkrijgen. Latbouw heeft als verweer gevoerd dat deze gevorderde kosten moeten worden afgewezen, omdat de hoofdvordering afgewezen dient te worden. Omdat de rechtbank de hoofdvordering van [persoon A] c.s. voor een bedrag van € 40.119,31 toewijst, komen ook de buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 1.176,19 voor toewijzing in aanmerking. Onbetwist is dat er daadwerkelijk buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht. De toegewezen kosten sluiten aan bij de tarieven van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten.
Expertisekosten
2.21.
[persoon A] c.s. vordert als schade de kosten van het inschakelen van EMN als expertisebureau. De twee facturen van EMN voor een totaalbedrag van € 2.516,80 heeft [persoon A] c.s. overgelegd als productie 21 bij dagvaarding. Latbouw voert het volgende als verweer. De deskundigenkosten staan niet in verhouding tot het door EMN geleverde werk. Wegens het ontbreken van een specificatie kan Latbouw niet controleren welke werkzaamheden er precies zijn verricht door EMN, maar nu het EMN rapport simpel, onvolledig en onjuist is kunnen deze kosten niet als schade van [persoon A] c.s. worden toegewezen.
2.22.
Dat Latbouw zich niet kan vinden in de bevindingen en de conclusies die in het EMN rapport staan, maakt niet dat het rapport niet op juiste wijze tot stand is gekomen en de kosten die met het opstellen van het rapport gepaard zijn gegaan niet als schade van [persoon A] c.s. voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank is van oordeel van [persoon A] c.s. voldoende heeft aangetoond dat er € 2.516,80 aan EMN is betaald. Gelet op de discussie tussen partijen is het redelijk dat [persoon A] c.s. een ingenieur heeft ingeschakeld om de vraag te beantwoorden of de door Latbouw noodzakelijk geachte werkzaamheden ook noodzakelijk waren en om te onderzoeken of de door Latbouw in rekening gebrachte kosten redelijk zijn. Een bedrag van € 2.516,80 voor de door EMN verrichtte werkzaamheden die, zo kan worden afgeleid uit het EMN rapport, onder meer bestaan uit een bezoek aan de woning, het begroten van de herstelkosten, het doornemen en beoordelen van de facturen van Bouwmaat en het opstellen van het rapport komt de rechtbank niet bovenmatig voor. De rechtbank zal ondanks het ontbreken van een urenspecificatie als bijlage bij de facturen van EMN het totaalbedrag van € 2.516,80 toewijzen als schade die [persoon A] c.s. heeft geleden in verband met het vaststellen van aansprakelijkheid van Latbouw en de door [persoon A] c.s. geleden schade, zoals bedoeld in artikel 6:96 BW.
Proceskosten in conventie
2.23.
Latbouw zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [persoon A] c.s. op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 128,28
- griffierecht € 952,00
- salaris advocaat €
2.785,00(2,5 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 3.865,28
2.24.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de in de beslissing vermelde termijn.
2.25.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten en wettelijke rente daarover.
In reconventie
2.26.
Ten aanzien van de vorderingen in reconventie heeft de rechtbank in rechtsoverweging 4.18 van het tussenvonnis al geoordeeld dat deze zullen worden afgewezen. Niet is komen vast te staan dat [persoon A] c.s. door het ontbinden van de overeenkomst onrechtmatig heeft gehandeld jegens Latbouw. De gevorderde verklaring voor recht; de vordering tot vergoeding van de schade die Latbouw stelt te hebben geleden door de ontbinding en de vordering tot veroordeling in de proceskosten en nakosten zullen worden afgewezen.
Proceskosten in reconventie
2.27.
Zoals in rechtsoverweging 2.26 is geoordeeld, worden alle vorderingen van Latbouw in reconventie afgewezen. [persoon A] c.s. heeft geconcludeerd, voor zover de wet het toelaat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot veroordeling van Latbouw in de kosten van de procedure in reconventie, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en nakosten te rekenen vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
2.28.
Gelet op de samenhang tussen de conventie en de reconventie zal de rechtbank aan salaris van de advocaat van [persoon A] c.s. 2 keer 0,5 punt toekennen tegen het tarief van € 563,00 in verband met het opstellen van de conclusie van antwoord in reconventie en de mondelinge behandeling. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de in de beslissing vermelde termijn.
2.29.
De gevorderde veroordeling in de nakosten wijst de rechtbank af, omdat de nakosten reeds in conventie op vordering van [persoon A] c.s. zijn toegewezen en de rechtbank de nakosten slechts één keer toewijst.

3..De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt Latbouw tot betaling aan [persoon A] c.s. van een schadevergoeding van € 40.119,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 9 mei 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt Latbouw tot betaling aan [persoon A] c.s. van € 1.176,19 voor buitengerechtelijke kosten,
3.3.
veroordeelt Latbouw tot betaling aan [persoon A] c.s. van € 2.516,80 voor de expertisekosten,
3.4.
veroordeelt Latbouw in de proceskosten, aan de zijde van [persoon A] .s. tot dit vonnis vastgesteld op € 3.865,28, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na het wijzen van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
3.7.
wijst de vorderingen van Latbouw af,
3.8.
veroordeelt Latbouw in de proceskosten, aan de zijde van [persoon A] c.s. tot op heden begroot op € 563,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na het wijzen van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.9.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wijsman-van Veen en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022.
[2990/1582]