3.1.Vervangende toestemming tot verhuizing en tot inschrijving in de Basisregistratie Personen
3.1.1.De vrouw verzoekt vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige te verhuizen naar [plaatsnaam 2] en om de minderjarige aldaar in te schrijven in de Basisregistratie Personen.
3.1.2.De man voert gemotiveerd verweer tot afwijzing van de verzoeken
3.1.3.Op grond van artikel 1:253a BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van de betreffende minderjarige wenselijk voorkomt.
Bij de beantwoording van de vraag of een ouder vervangende toestemming moet krijgen om met een minderjarige te verhuizen, staan de belangen van de minderjarige weliswaar voorop, maar naar vaste rechtspraak moet de rechter bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen (zie ook HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901). 3.1.4.Tegenover het belang van een ouder bij wie de minderjarige hoofdverblijfplaats heeft om de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, kunnen andere belangen van de minderjarige of van de andere ouder staan. In de afweging van alle belangen betrekt de rechtbank onder andere de volgende omstandigheden:
- de noodzaak om te verhuizen;
- het aanbieden van alternatieven of compensatie voor de verminderingen van de contactmogelijkheden met de andere ouder;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de mate waarin ouders in staat zijn tot overleg.
3.1.5.Uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling komt naar voren dat de vrouw sinds begin vorig jaar een nieuwe partner heeft (hierna ook: [naam 2]) en dat zij op 1 juni van dit jaar met [naam 2] is gehuwd. [naam 2] woont in [plaatsnaam 2] en heeft daar een aannemersbedrijf. De vrouw is in februari van dit jaar met de minderjarige naar [plaatsnaam 2] verhuisd om bij [naam 2] in te trekken. Na de uitspraak van 14 april 2022 van de voorzieningenrechter in kort geding is de vrouw terugverhuisd naar [plaatsnaam 1], waar zij – net zoals voor de verhuizing – met de minderjarige inwoont bij haar ouders.
3.1.6.Vooropgesteld wordt dat de vrouw het recht heeft om met de minderjarige en [naam 2] in [plaatsnaam 2] een nieuw gezinsleven en een toekomst op te bouwen. De rechtbank is echter van oordeel dat de belangen van de minderjarige en de man onaanvaardbaar worden geschaad bij een verhuizing naar die plaats. De rechtbank legt hierna uit waarom.
3.1.7.Allereerst acht de rechtbank de noodzaak voor de vrouw om met de minderjarige naar [plaatsnaam 2] te verhuizen onvoldoende aanwezig. De vrouw stelt dat zij niet bij haar ouders kan blijven wonen en dat zij geen woning in de omgeving van [plaatsnaam 1] kan vinden gelet op haar korte inschrijfduur bij de woningcorporatie.
De rechtbank kan zich voorstellen dat de situatie waarbij de vrouw en de minderjarige bij de ouders van de vrouw inwonen, niet de meest ideale situatie is. De man heeft echter betwist dat de vrouw geen woning kan vinden in de (directe) omgeving van [plaatsnaam 1]. Hij voert aan dat de vrouw in aanmerking zou kunnen komen voor een urgentieverklaring en dat de vrouw niet heeft aangetoond dat zij heeft geprobeerd om die te verkrijgen. Gezien deze betwisting had het op de weg van de vrouw gelegen om aan te tonen dat zij niet in aanmerking komt voor urgentie. Dat heeft zij nagelaten. Daarbij komt dat partijen tijdens hun huwelijk woonachtig waren in [plaatsnaam 3]. De vrouw heeft evenmin aangetoond dat in die omgeving ook geen woning te verkrijgen zou zijn.
3.1.8.Verder heeft de vrouw gesteld dat het bedrijf van [naam 2] is gevestigd in [plaatsnaam 2], dat [naam 2] in die buurt zijn klantenkring heeft, dat [naam 2] in [plaatsnaam 2] een relatief goedkope huurwoning heeft en dat de familie van [naam 2] in [plaatsnaam 2] woont.
De rechtbank ziet echter niet in waarom [naam 2] enkel in de omgeving van [plaatsnaam 2] zijn bedrijf kan uitoefenen. Er is in heel Nederland immers veel vraag naar werk in de bouwsector. Ook ziet de rechtbank niet in waarom, als de bouwprojecten zich in en rond [plaatsnaam 2] bevinden, [naam 2] niet heen en weer zou kunnen reizen. Verder kan [naam 2] dan wel in [plaatsnaam 2] geboren en getogen zijn en daar een goed betaalbare huurwoning hebben, maar dat betekent niet dat verhuizen onmogelijk is. De rechtbank heeft in elk geval geen reden om aan te nemen dat [naam 2] zich geen duurdere huurwoning in (de omgeving van) [plaatsnaam 1] of [plaatsnaam 3] kan veroorloven. Bovendien woont de familie van de vrouw in de omgeving van [plaatsnaam 1].
3.1.9.Tot slot stelt de vrouw dat zij fulltime moet werken als zij in [plaatsnaam 1] moet blijven. [naam 2] is echter op grond van het huwelijk met de vrouw verplicht haar het nodige te verschaffen, ook in financieel opzicht, ongeacht waar de vrouw woont. In het licht daarvan is niet zonder meer te begrijpen dat de vrouw fulltime moet werken als zij in [plaatsnaam 1] blijft wonen. Het nadeel dat [naam 2] dubbele lasten zal hebben als hij naast zijn eigen lasten ook (een deel van) de lasten van de vrouw voor zijn rekening moet nemen, vervalt als hij samen met de vrouw in (de omgeving van) [plaatsnaam 1] of [plaatsnaam 3] een woning betrekt.
Frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing, en compensatie voor de vermindering van de contactmogelijkheden met de andere ouder
3.1.10.Als de vrouw met de minderjarige naar [plaatsnaam 2] verhuist, dan zullen de man en de minderjarige elkaar minder vaak kunnen zien. De afstand tussen het woonadres van de man en het woonadres in [plaatsnaam 2] waar de vrouw naartoe wil verhuizen, is voor een enkele reis 105 kilometer. Weliswaar staat die afstand de huidige zorgregeling niet in de weg, maar dat verandert als de minderjarige over een jaar naar school gaat en in [plaatsnaam 2] opgroeit. In dat geval is reguliere omgang tussen de man en de minderjarige enkel nog in de weekenden mogelijk, en niet ook nog doordeweeks zoals nu in de tussenweken het geval is van donderdag tot zaterdag. Voor dat verminderde contact heeft de vrouw geen reële compensatie aangeboden. Het voorstel van de vrouw dat de man en de minderjarige dan doordeweeks met elkaar kunnen videobellen – wat dus een contact op afstand is – is van fors minder betekenis en waarde dan een fysiek contactmoment tussen vader en zoon. Door de afstand is het voor de man niet goed meer mogelijk om intensief bij de minderjarige betrokken te zijn en van zijn leven deel uit te blijven maken. Zo kan de man de minderjarige dan niet naar school brengen en geen schoolactiviteiten en andere (sport)activiteiten van de minderjarige bezoeken en meemaken. Daar komt bij dat de minderjarige nog zeer jong is en dat, gelet op die jonge leeftijd, beide ouders erg belangrijk zijn voor de hechting, het opgroeien en de ontwikkeling van de minderjarige.
De mate waarin ouders in staat zijn tot overleg
3.1.11.Uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat er tussen de man en de vrouw een slechte communicatie is. De vrouw geeft aan dat zij geen direct contact met de man wil, omdat zij ervaart dat de man haar manipuleert en lastigvalt, dat zij zich door hem overweldigd voelt en verbaal niet tegen hem op kan. Om strijd, discussies en stress bij zichzelf te voorkomen, heeft de vrouw bij de man aangegeven dat hij met [naam 2] over de minderjarige kan communiceren, en dat [naam 2] dat dan overbrengt naar de vrouw. Verder heeft de vrouw een speciaal emailadres aangemaakt waarmee zij met de man kan mailen over zaken betreffende de minderjarige, en heeft zij een telefonisch noodnummer dat de man kan bellen in geval van noodsituaties met betrekking tot de minderjarige. Wanneer de vrouw de minderjarige ophaalt bij of terugbrengt naar de man wil zij de man niet zien en blijft zij in de auto zitten.
3.1.12.De rechtbank is, met de raad, van oordeel dat deze manier van communiceren niet in het belang van de minderjarige is. De man en de vrouw zijn de ouders van de minderjarige. Zij moeten met elkaar over de minderjarige communiceren en overleggen. [naam 2] staat daar buiten. Verder is het in het belang van de minderjarige dat de vrouw en de man persoonlijk en op normale en respectvolle wijze met elkaar communiceren. Dit hoort tot de verantwoordelijkheid van iedere ouder en ouders hebben bovendien ook een voorbeeldfunctie naar hun kind. Het is voor de ontwikkeling van een kind belangrijk dat ouders hun kind laten zien hoe je met elkaar moet omgaan en communiceren, zodat hun kind hiervan kan leren en dit zelf ook gaat toepassen.
3.1.13.De man is tijdens de mondelinge behandeling bereid gebleken om met de vrouw in mediation te gaan of hulpverlening in te schakelen om de communicatie en verstandhouding met de vrouw te verbeteren. De vrouw is daartoe niet bereid gebleken. De rechtbank acht dat een gemiste kans van de vrouw. De rechtbank heeft onvoldoende vertrouwen in de enkele toezegging van de vrouw tijdens de mondelinge behandeling dat zij vanaf nu bereid is en haar best gaat doen om de communicatie met de man te herstellen en te verbeteren. Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding op 31 maart jongstleden bleek al dat de communicatie tussen de vrouw en de man slecht was, dat de vrouw weigerde rechtstreeks met de man te communiceren en dat hun onderlinge communicatie moest worden verbeterd. Ook toen heeft de vrouw toegezegd dat zij dit zou verbeteren. Na het kort geding is echter niet gebleken dat die communicatie is verbeterd, want de vrouw weigerde tot voor kort nog steeds rechtstreeks en in persoon met de man over de minderjarige te communiceren.
3.1.14.Daar komt bij dat, hoe verder je als ouders uit elkaar woont, des te beter de communicatie tussen de ouders moet zijn om bepaalde dingen voor de minderjarige te regelen en af te spreken. Als de vrouw dus naar [plaatsnaam 2] verhuist, zou dat maken dat partijen alleen maar beter met elkaar moeten gaan communiceren. De rechtbank heeft er nu onvoldoende vertrouwen in dat dit partijen zal lukken. Onder deze omstandigheden is het goed denkbaar dat de man onvoldoende betrokken zal worden in het leven van de minderjarige als hij naar [plaatsnaam 2] verhuist. Het risico is dan dat de man en de minderjarige van elkaar verwijderd zullen raken. Dat is niet in het belang van de minderjarige. Daartegenover staat dat als de minderjarige in (de omgeving van) [plaatsnaam 1] of [plaatsnaam 3] woont, de man beter in staat zal zijn om bij de minderjarige betrokken te zijn en van zijn leven deel uit te maken, ook als de communicatie met de vrouw nog niet verbeterd is. De man kan de minderjarige dan immers vaker zien, naar school brengen en schoolactiviteiten en andere (sport)activiteiten van de minderjarige bezoeken en meemaken.
3.1.15.Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het belang van de vrouw om met de minderjarige te verhuizen naar [plaatsnaam 2] niet opweegt tegen het belang van de minderjarige en de man om de situatie te houden zoals die nu is, en daarmee te waarborgen dat de man een actieve rol blijft spelen in het leven van de minderjarige.
Het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming om met de minderjarige naar [plaatsnaam 2] te verhuizen, zal dan ook worden afgewezen.
Daarmee samenhangend zal ook het verzoek worden afgewezen tot het verlenen van vervangende toestemming om de minderjarige in te schrijven in de Basisregistratie Personen van de gemeente [plaatsnaam 2].