In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 oktober 2022 een beschikking gegeven in een geschil tussen verzoeker en de zorgaanbieder Antes Zorg B.V. Verzoeker had een klacht ingediend tegen de zorgverantwoordelijke over het toedienen van depotmedicatie zonder zijn toestemming, wat volgens hem een inbreuk op zijn lichamelijke integriteit vormde. De klachtencommissie had de klacht gegrond verklaard, maar het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelde dat de klachtencommissie de beslissing over de klacht moest eerbiedigen, aangezien partijen geen verweer hadden gevoerd tegen deze beslissing. De rechtbank richtte zich vervolgens op het verzoek om schadevergoeding. Op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) oordeelde de rechtbank dat verzoeker recht had op schadevergoeding, omdat de zorgverantwoordelijke de wet niet had nageleefd bij het toedienen van de medicatie.
De rechtbank kende verzoeker een schadevergoeding toe van € 600,- voor de drie keren dat depotmedicatie was toegediend, waarbij per inbreuk op de lichamelijke integriteit een bedrag van € 200,- werd vastgesteld. De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en er staat hoger beroep open tegen de uitspraak.