ECLI:NL:RBROT:2022:8454

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
21-6166
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-aanvraag wegens laattijdigheid en overgangsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J. Oversluizen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. C. Nobel. Eiseres had een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, maar deze werd afgewezen op basis van een laattijdige aanvraag en de toepassing van nieuw overgangsrecht. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet kon aantonen dat zij op haar achttiende verjaardag arbeidsongeschikt was, wat een vereiste is voor de toekenning van de Wajong-uitkering. De rechtbank baseerde haar oordeel op rapportages van verzekeringsartsen die concludeerden dat er onvoldoende bewijs was voor arbeidsongeschiktheid op de relevante datum. Eiseres had aangevoerd dat haar persoonlijke omstandigheden, zoals taalbarrières en druk vanuit haar schoonfamilie, niet voldoende waren meegewogen door verweerder. De rechtbank oordeelde echter dat de medische rapportages zorgvuldig waren opgesteld en dat er geen nieuwe medische informatie was ingediend die de eerdere conclusies kon weerleggen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de Wajong-aanvraag door verweerder terecht was. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/6166

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. J. Oversluizen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: mr. C. Nobel.

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015) geweigerd.
Bij besluit van 1 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2022. Eiseres en haar gemachtigde zijn met kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiseres, geboren op 7 juli 1979, heeft op 27 mei 2021 een ‘Aanvraag Beoordeling arbeidsvermogen’ bij verweerder ingediend.
1.2.
In verband met deze aanvraag is eiseres op 14 juli 2021 op het spreekuur van een arts verschenen. In zijn rapportage van 20 juli 2021 heeft de arts geconcludeerd dat er niet genoeg aanwijzingen zijn om aan te nemen dat eiseres op haar achttiende verjaardag al beperkingen had als gevolg van ziekte of gebrek.
1.3.
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
1.4.
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapportage van 25 oktober 2021 de conclusie van de primaire arts onderschreven. Hierbij heeft de verzekeringsarts gemotiveerd aangegeven dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de bij eiseres vastgestelde aandoeningen al aanwezig waren op haar achttiende verjaardag. Daarnaast acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep de gewrichtsklachten niet zodanig ernstig dat die in die tijd tot arbeidsongeschiktheid zouden hebben geleid. Het feit dat eiseres al tien jaar een ontheffing van de arbeidsverplichting op grond van de Participatiewet heeft, zegt niets over de vraag of zijarbeidsongeschikt was op haar achttiende verjaardag. Tot slot heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep er op gewezen dat het hebben van artrose niet betekent dat zij ook aan reumatoïde artritis leidt, omdat dit twee losstaande aandoeningen zijn en van artrose bekend is dat dit zonder trauma in de voorgeschiedenis, niet op jonge leeftijd voorkomt.
1.5.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat eiseres op haar achttiende verjaardag beperkingen had als gevolg van een ziekte of gebrek, zodat zij niet aangemerkt kan worden als jonggehandicapte. Verweerder verwijst hiervoor naar de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
2. Eiseres stelt in beroep - samengevat - dat onvoldoende rekening is gehouden met de situatie waarin zij verkeerde rond haar achttiende jaar. Eiseres was toen net in Nederland, sprak de taal niet en zij stond onder zware druk van haar schoonfamilie. Tijdens haar eerste zwangerschap is zij door de huisarts naar het ziekenhuis verwezen, maar eiseres herinnert zich hier nauwelijks iets van omdat haar schoonfamilie en echtgenoot alles regelden en het woord voerden. Daarom heeft zij toen haar langer bestaande klachten niet medisch laten onderzoeken. In het kader van haar uitkering op grond van de Participatiewet heeft zij steeds vrijstelling van de arbeidsverplichtingen gekregen. Vanwege haar medische klachten heeft zij geen arbeidsverleden opgebouwd. Dit is onvoldoende meegewogen door verweerder zodat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen.
Het juridische kader
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de aanvraag van eiseres moet worden beoordeeld aan de hand van bepalingen van Hoofdstuk 1a van de Wajong. Dat betekent dat eerder overgangsrecht voor laattijdige aanvragen, zoals die van eiseres, niet meer van toepassing is. De rechtbank legt dit hierna uit.
3.2.
Op de aanvraag van eiseres is van toepassing de Wet van 27 mei 2020 tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes (Wet vereenvoudiging Wajong 2020). In artikel II van deze wet is nieuw overgangsrecht opgenomen voor aanvragen die zijn ingediend na de inwerkingtreding van deze wet. Op grond van artikel VI van de Wet vereenvoudiging Wajong 2020 treedt artikel II in werking zes maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst. De wet is op 18 juni 2020 in het staatsblad gepubliceerd. Dat betekent dat artikel II in werking is getreden op 18 december 2020. Nu eiseres de aanvraag op 27 mei 2021 heeft ingediend, is dit artikel op haar aanvraag van toepassing.
3.3.
Het overgangsrecht zoals geregeld in artikel II van de Wet vereenvoudiging Wajong 2020 komt erop neer dat een aanvraag van iemand die geboren is vóór 1 januari 1980 en die nog niet eerder een AAW/Wajong-aanvraag indiende, wordt beoordeeld aan de hand van bepalingen van Hoofdstuk 1a van de Wajong. De wetgever heeft hiermee de toegang tot de oude Wajongregeling bij zeer laattijdige aanvragen afgesloten. In de Memorie van Toelichting is dit als volgt toegelicht:
“ Met dit wetsvoorstel wordt de mogelijkheid voor personen geboren vóór 1980 om een aanvraag de doen voor de Wajong afgesloten. Personen geboren vóór 1980 kunnen op basis van oud overgangsrecht nog steeds een aanvraag doen tot de Wajong. Met deze aanpassing wordt ook voor personen die geboren zijn vóór 1 januari 1980 en op wie het overgangsrecht Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) sinds 1998 van toepassing is, de toegang tot de oude Wajong afgesloten. Het gaat om personen die voor 1980 geboren zijn en die niet voor 1 januari 1998 – de datum van inwerkingtreding van de Wajong – een AAW-aanvraag hadden ingediend. Hiermee wordt de toegang tot de Wajong voor personen die geboren zijn vóór 1 januari 1980 gelijk aan die voor personen die geboren zijn vanaf 1 januari 1980. Bij de invoering van de Participatiewet is afgesproken dat de Wajong alleen nog toegankelijk is voor jonggehandicapten die duurzaam geen mogelijkheden hebben tot arbeidsparticipatie. Jonggehandicapten met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie vallen sinds 2015 onder de verantwoordelijkheid van gemeenten, jonggehandicapten die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, komen in aanmerking voor de Wajong 2015. Bijkomend voordeel is dat het voor UWV een vereenvoudiging van de beoordeling van Wajongers met zich mee brengt. Bij een beoordeling die ziet op een lang verstreken datum kan ook de functieduiding voor UWV problematisch zijn waardoor de gebruikelijke zorgvuldigheid niet kan worden gehandhaafd. Het ligt daarnaast in de risicosfeer van de aanvrager dat de exacte gegevens over functies in een ver verleden niet meer traceerbaar zijn. Om mensen nog voldoende kans te bieden gebruik te maken van dit overgangsrecht treedt artikel II, waarmee dit overgangsrecht wordt gewijzigd, eerst zes maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst in werking. (Kamerstukken II, 2018/2019, 35 213, nr. 3 p. 15)
3.4.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Op grond van het vierde lid wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Mocht verweerder aan eiseres een Wajong-uitkering weigeren?
4.1.
Om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering dient vast te staan dat eiseres op haar 18e verjaardag arbeidsongeschikt was. Hierop heeft het onderzoek van de verzekeringsarts zich gericht.
4.2.
Eiseres is op 8 juli 1999 achttien jaar geworden en heeft in mei 2021 een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen gedaan. Dat betekent dat sprake is van een zogenaamde laattijdige aanvraag. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) ligt bij een laattijdige aanvraag de bewijslast en dus ook het bewijsrisico bij de aanvrager. Het is daarom aan eiseres om haar standpunt dat zij op haar achttiende verjaardag door ziekte arbeidsongeschikt was, met stukken te onderbouwen. Voor zover onvoldoende gegevens beschikbaar zijn over de gezondheidstoestand van eiseres op de van belang zijnde data en het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen, komen deze omstandigheden voor risico van eiseres (zie onder meer de uitspraak van de Raad van 30 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1678).
4.3.
Verweerder mag zijn besluiten baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moeten de rapporten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, mogen deze geen tegenstrijdigheden bevatten en moeten de rapporten conclusies bevatten die logisch voortvloeien uit de (onderzoeks)bevindingen. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zoals neergelegd in het rapport van 25 oktober 2021 voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Daarbij is van belang dat deze arts kennis heeft genomen van het rapport van de eerste verzekeringsarts van 20 juli 2021, het medisch dossier van eiseres waaronder de informatie van haar eigen artsen heeft bestudeerd en eiseres telefonisch heeft gesproken bij gelegenheid van de hoorzitting in bezwaar. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts aspecten van de gezondheidstoestand van eiseres heeft gemist dan wel dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest.
4.5.
De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht. De stelling van eiseres dat zij op haar achttiende verjaardag arbeidsongeschikt was, maar door persoonlijk omstandigheden voor die klachten pas later in Nederland een arts heeft bezocht, is onvoldoende om het medisch oordeel van de verzekeringsarts terzijde te kunnen stellen. Alleen de beperkingen die uit medische stukken blijken en daarmee objectief zijn vast te stellen, kunnen worden meegenomen in de beoordeling of eiseres op haar achttiende arbeidsongeschikt was.
Dat eiseres al lang is vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen door de gemeente heeft verweerder voor de beoordeling terecht niet van belang geacht. De ontheffing van de arbeidsverplichtingen op grond van de Participatiewet kent immers een ander toetsingskader en zegt niets over de (duurzame) arbeidsongeschiktheid vanaf het achttiende jaar.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht aan eiseres geen Wajong-uitkering heeft toegekend. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van E. van den Doel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2022.
Griffier
Rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.