ECLI:NL:RBROT:2022:8405

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
9740119 CV EXPL 22-7612
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van pensioenbijdragen door pensioenuitvoerders en stichtingen aan werkgever

In deze zaak vorderen vier stichtingen, te weten Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek, Stichting Wij Techniek, Stichting Sociaal Fonds Metaal en Techniek en Stichting Private Aanvulling WW en WGA Metaal en Techniek, betaling van facturen door Spero Services B.V. De vorderingen zijn gebaseerd op de verplichtingen van Spero als werkgever in de metaal en techniek om pensioenpremies en bijdragen af te dragen. Spero heeft zich niet afgemeld bij de pensioenuitvoerders en heeft niet aangetoond dat zij elders is aangemeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Spero vanaf 1 januari 2020 verplicht deelneemt aan de pensioenregelingen en dat de vorderingen van de stichtingen toewijsbaar zijn. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de hoofdsommen, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten toegewezen. Daarnaast is Spero veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9740119 CV EXPL 22-7612
datum uitspraak: 7 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1..Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek,

vestigingsplaats: Den Haag,
2. Stichting Wij Techniek,
vestigingsplaats: Woerden,

3. Stichting Sociaal Fonds Metaal en Techniek

vestigingsplaats: Den Haag,
4. Stichting Private Aanvulling WW en WGA Metaal en Techniek,
vestigingsplaats: Den Haag
eisers,
gemachtigde: GGN Mastering Credit,
tegen
Spero Services B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.J.C. van Bemmel.
De partijen worden hierna respectievelijk ‘SPMT’, ‘SWT’, ‘SSFMT’, ‘SPAWWMT’ (gezamenlijk: ‘eisers’) en ‘Spero’ genoemd.

1..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 maart 2022;
  • het antwoord, met bijlage;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de dupliek.

2..De feiten

2.1.
Spero drijft een onderneming waarvan de activiteiten tot 1 januari 2020 voornamelijk bestonden uit het uitzenden en detacheren van personeel.
2.2.
Op 11 maart 2020 heeft Spero een e-mail gestuurd aan het administratiekantoor van eisers, waarin – voor zover relevant – staat:
2.3.
Bij brief van 9 april 2020 heeft het administratiekantoor van eisers aan Spero bevestigd:

[Afbeelding met hierin de naam van personen vermeld]

2.5.
Het administratiekantoor van eisers en de gemachtigde van eisers hebben diverse aanmaningen aan Spero gestuurd.

3..Het geschil

3.1.
Eisers eisen samengevat:
  • Spero te veroordelen aan SPMT te betalen € 106.342,43, met rente over € 104.143,78;
  • Spero te veroordelen aan SWT te betalen € 5.924,30, met rente over € 5.801,81;
  • Spero te veroordelen aan SSFMT te betalen € 1.393,96, met rente over € 1.365,14;
  • Spero te veroordelen aan SPAWWMT te betalen € 2.787,94, met rente over € 2.730,30;
  • Spero te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Eisers baseren hun eis op het volgende.
Ten aanzien van SPMT: Spero is een werkgever in de metaal en techniek. Zij is daarom op grond van artikel 8 van de Wet Bpf 2000 verplicht om premie onderdomspensioen en ANW-pensioen te betalen aan SPMT. Spero heeft facturen van in totaal € 103.886,02 onbetaald gelaten. Daarover is een boete verschuldigd die is vastgesteld op 10%. Omdat Spero in verzuim is, is ook wettelijke rente verschuldigd. Op de verschuldigde bedragen strekt in totaal € 9.697,65 in mindering.
Ten aanzien van SWT: Spero is werkgever in de bedrijfstak als bedoeld in de cao Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Technisch Installatiebedrijf. Zij is jaarlijks aan de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Technisch Installatiebedrijf een bijdrage verschuldigd op basis van de loonsom. Spero heeft de facturen voor deze bijdrage van in totaal € 5.791,50 onbetaald gelaten. SWT maakt ook aanspraak op buitengerechtelijke kosten, omdat zij incassowerkzaamheden heeft (laten) verricht(en). Omdat Spero in verzuim is, is ook wettelijke rente verschuldigd. Op de verschuldigde bedragen strekt € 540,25 in mindering.
Ten aanzien van SSFMT: Spero is werkgever in de metaal en techniek als bedoeld in artikel 1 van de cao Werkgeversbijdrage Sociaal Fonds Metaal en Techniek. Spero is op grond van het bijdragereglement van de Stichting Sociaal Fonds Metaal en Techniek een bijdrage verschuldigd aan SSFMT. Spero heeft facturen van in totaal € 1.362,71 onbetaald gelaten. SSFMT maakt ook aanspraak op buitengerechtelijke kosten, omdat zij incassowerkzaamheden heeft (laten) verricht(en). Omdat Spero in verzuim is, is ook wettelijke rente verschuldigd. Op de verschuldigde bedragen strekt € 127,12 in mindering.
Ten aanzien van SPAWWMT: Spero is werkgever in de metaal en techniek als bedoeld in artikel 3 sub D van de cao Private Aanvulling WW en WGA Metaal en Techniek. Op grond van artikel 7 van deze cao en artikel 24 lid 1 en 25 van het Aanvullingsreglement moet Spero een bijdrage inhouden op het loon van haar werknemers en die bijdrage afdragen aan SPAWWMT. Spero heeft facturen van in totaal € 2.725,45 onbetaald gelaten. SPAWWMT maakt ook aanspraak op buitengerechtelijke kosten, omdat zij incassowerkzaamheden heeft (laten) verricht(en). Omdat Spero in verzuim is, is ook wettelijke rente verschuldigd. Op de verschuldigde bedragen strekt € 254,24 in mindering.
3.3.
Spero is het niet eens met de eis en voert het volgende aan.
Ten aanzien van SPMT: Spero is geen werkgever in de metaal en techniek en hoeft daarom geen premies aan SPMT te betalen. De normale bedrijfsactiviteiten bestaan uit het uitzenden van personeel, alleen in 2020 zijn ook andere activiteiten verricht in verband met een tijdelijk project. Het verzoek van 11 maart 2020 om werknemers onder te brengen bij PMT mag niet worden aangemerkt als een verzoek om blijvend aansluiting te zoeken, maar hooguit voor het jaar 2020. Vanaf 2021 wil Spero weer aansluiten bij STIPP; de herbeoordeling daarvan moet worden afgewacht. Als Spero al iets moet betalen, dan is er geen grondslag voor de gevorderde boete, althans kan naar redelijkheid geen boete worden vastgesteld. SPMT heeft zelf geen aanspraak op de boete gemaakt.
Ten aanzien van SWT: Spero is geen werkgever in de metaal en techniek, zodat zij de cao Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Technische Installatiebedrijf niet hoeft toe te passen.
Ten aanzien van SSFMT: Spero betwijfelt of zij onder de cao Werkgeversbijdrage Sociaal Fonds Metaal en Techniek valt.
Ten aanzien van SPAWWMT: Spero betwist dat de cao Private Aanvulling WW en WGA Metaal en Techniek van toepassing is.
Ten aanzien van alle vordering geldt dat als al rente moet worden betaald, niet de wettelijke rente van artikel 6:119a BW van toepassing is, omdat geen sprake is van een handelsovereenkomst.

4..De beoordeling

4.1.
In deze procedure staat vast dat Spero zich op 11 maart 2020 heeft aangemeld bij (het administratiekantoor van) eisers en dat deze aanmelding is verwerkt. Spero heeft zelf doorgegeven vanaf 2020 een tweede bedrijfsactiviteit te hebben (elektrotechnische werkzaamheden), die qua omvang de eerste activiteit (het uitzenden en detacheren van personeel) overstijgt. Deze aanmelding is verwerkt. Het administratiekantoor van eisers heeft op 9 april 2020 bevestigd dat Spero vanaf 1 januari 2020 (verplicht) deelneemt aan het Pensioenfonds Metaal en Techniek, het Sociaal Fonds Metaal en Techniek, het derde jaar WW/WGA en O&O voor het Technisch Installatiebedrijf.
4.2.
Met het voorgaande acht de kantonrechter voldoende vast komen te staan dat Spero met ingang van 1 januari 2020 heeft te gelden als werkgever in de metaal en techniek, zoals bedoeld in de door eisers aangehaalde cao’s. Spero’s betwisting staat haaks op haar eigen aanmelding en is daarom niet geloofwaardig. Bovendien heeft Spero haar betwisting vrijwel niet onderbouwd. De opmerking dat Spero niet weet uit welke documenten de door eisers overgelegde delen van de Verplichtstellingsbeschikking, de cao Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Technisch Installatiebedrijf, de cao Werkgeversbijdrage Sociaal Fonds Metaal en Techniek en de cao Private Aanvulling WW en WGA Metaal en Techniek geldt niet als deugdelijke onderbouwing voor haar betwisting. De enkele mededeling van Spero dat haar activiteiten sinds 2021 weer hoofdzakelijk bestaan uit het uitzenden en detacheren van personeel, is ook onvoldoende. Niet is gebleken dat Spero zich per 1 januari 2021 heeft afgemeld bij (het administratiekantoor van) eisers. De juistheid van de stelling dat de activiteiten sinds 1 januari 2021 zijn gewijzigd, volgt verder ook nergens uit. Dat Spero (nog) niet in staat is om stukken over te leggen waaruit dit blijkt, komt voor haar eigen rekening en risico.
4.3.
Spero heeft niet betwist dat een werkgever in de metaal en techniek op grond van de door eisers genoemde cao’s de in rekening gebrachte bedragen verschuldigd is. Nu de kantonrechter van oordeel is dat Spero een werkgever in de metaal en techniek is, staat daarmee de verschuldigdheid van de gevorderde premies en bijdragen vast. De gevorderde hoofdsommen zijn daarom toewijsbaar. Er is geen reden om te wachten met het toewijzen van deze bedragen totdat duidelijk is of Spero per 1 januari 2021 (kennelijk met terugwerkende kracht) weer is aangesloten bij Stipp. Spero zal zo nodig zelf voor een verrekening moeten zorgen als deze aansluiting wordt gerealiseerd.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.4.
De door SWT, SSFMT en SPAWWMT gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar. Uit de door hen overgelegde correspondentie blijkt dat sprake is van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden, die toewijzing van deze kosten rechtvaardigen. De hoogte van de gevorderde kosten is door Spero niet betwist. De gevorderde bedragen zullen worden toegewezen.
4.5.
Ten aanzien van de door SPMT gevorderde buitengerechtelijke kosten van 10% beroept Spero zich erop dat in de conclusie van repliek is vermeld dat deze kosten vanwege het coronavirus niet door SPMT zijn opgelegd. Daarom zou SPMT nu geen aanspraak op deze kosten mogen maken. SPMT heeft in de conclusie van repliek echter ook verwezen naar de laatste aanmaning die aan Spero is gestuurd en dat daarin vermeld staat dat de gemachtigde van SPMT deze kosten wel in rekening zou brengen. Op de overgelegde aanmaning(en) van het administratiekantoor van eisers staan de buitengerechtelijke kosten ook vermeld. De kantonrechter is van oordeel dat de (aanvankelijke) beslissing van SPMT om geen buitengerechtelijke kosten in rekening te brengen vanwege het coronavirus niet kan worden gekwalificeerd als afstand van haar recht op die kosten. Het stond SPMT daarom vrij om, toen Spero de facturen nog steeds onbetaald liet, op een later moment deze kosten wel in rekening te brengen. Spero heeft niet betwist dat op grond van de toepasselijke cao de buitengerechtelijke kosten 10% van de hoofdsom bedragen. Het door SPMT gevorderde bedrag blijft onder die 10% en is daarom toewijsbaar.
4.6.
Omdat Spero in verzuim is, is zij ook de wettelijke rente over de openstaande hoofdsommen verschuldigd. Omdat geen sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW, wordt de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW toegewezen. De door eisers berekende rente is niet hoger dan de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW, zodat de door eisers gevorderde vervallen rente toewijsbaar is. De door eisers in het petitum van de dagvaarding genoemde bedragen waarover de wettelijke rente met ingang van 1 maart 2022 wordt gevorderd zijn berekend inclusief de buitengerechtelijke kosten (minus het bedrag dat in mindering strekt); voor zover de wettelijke rente over die buitengerechtelijke kosten wordt gevorderd, wordt deze afgewezen, nu niet gesteld of gebleken is dat deze kosten reeds door eisers zijn voldaan.
proceskosten
4.7.
Spero krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van eisers tot vandaag vast op € 131,06 aan dagvaardingskosten, € 1.384,- aan griffierecht en € 1.744,- aan salaris voor de gemachtigde 2 punten × € 872 tarief). Dit is totaal € 3.259,06. Voor kosten die eisers maken na deze uitspraak moet Spero ook een bedrag betalen van € 124,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.8.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Spero om aan SPMT te betalen € 106.342,43 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 103.958,71 vanaf 1 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Spero om aan SWT te betalen € 5.924,30 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 5.791,50 vanaf 1 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt Spero om aan SSFMT te betalen € 1.393,96 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.362,71 vanaf 1 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt Spero om aan SPAWWMT te betalen € 2.787,94 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.725,45 vanaf 1 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt Spero in de proceskosten, aan de kant van eisers tot vandaag vastgesteld op € 3.259,06;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
51909