In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 september 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De moeder van [naam kind] verkeert in een onzekere verblijfssituatie, aangezien zij en haar kind geen recht hebben op een verblijfsvergunning in Nederland. De moeder heeft eerder verblijf gehad in Griekenland, maar wil daar niet terugkeren vanwege een gewelddadige ex-partner. De Raad heeft gesteld dat de situatie van de moeder een ernstige bedreiging vormt voor de ontwikkeling van [naam kind], en heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij ook een tolk aanwezig was vanwege de taalbarrière van de moeder.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is die een ondertoezichtstelling rechtvaardigt. De moeder en [naam kind] ontvangen ondersteuning van Stichting Rotterdamse Ongedocumenteerden Steunpunt (Stichting ROS) en de moeder houdt zich aan de afspraken met de hulpverlening. De kinderrechter concludeert dat de opvoedvaardigheden van de moeder niet in twijfel worden getrokken en dat er geen zorgen zijn over de ontwikkeling van [naam kind]. De belangrijkste doelen van de ondertoezichtstelling, zoals het verkrijgen van duidelijkheid over de verblijfstatus van de moeder, vallen buiten de wettelijke taak van de gecertificeerde instelling (GI).
De kinderrechter heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.