ECLI:NL:RBROT:2022:8345

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/637650 / HA ZA 22-371
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de verkoopopbrengst van een gezamenlijk verworven stacaravan na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak gaat het om de verdeling van de opbrengst van een stacaravan die door twee ex-samenlevers is aangeschaft tijdens hun relatie. De man heeft de aankoopprijs van € 45.000,- betaald, maar de stacaravan stond op naam van de vrouw. Na de beëindiging van hun relatie heeft de vrouw de stacaravan verkocht voor € 43.000,-. De man vordert de helft van de verkoopopbrengst, omdat hij stelt dat de stacaravan gezamenlijk is verworven en dat de vrouw ongerechtvaardigd is verrijkt door de verkoop. De rechtbank oordeelt dat de stacaravan inderdaad gezamenlijk is verworven, ondanks dat de vrouw de koopovereenkomst heeft ondertekend. De rechtbank concludeert dat de man de kosten heeft gedragen voor de stacaravan ten behoeve van hun gezamenlijke gezin. De rechtbank wijst de vordering van de man toe en veroordeelt de vrouw om € 19.162,60 aan de man te betalen, wat de helft van de netto verkoopopbrengst is. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/637650 / HA ZA 22-371
Vonnis van 5 oktober 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. T.A. Bouman te Almere,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.M.J. Bos te Dordrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 april 2022, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de akte aanvulling rechtsgronden en nadere producties van [eiser] , met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2022. [eiser] en [gedaagde] zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben ongeveer twintig jaar een affectieve relatie gehad. Zij waren niet getrouwd of geregistreerd als partners en hadden evenmin een samenlevingsovereenkomst gesloten. De relatie is in 2021 beëindigd. Uit deze relatie zijn drie, nu nog minderjarige, kinderen geboren.
2.2.
In 2016 heeft [gedaagde] een schriftelijke koopovereenkomst ondertekend voor de aankoop van een stacaravan (type Muller Chalet, jaarplaats nummer [nummer] ) op de camping [naam camping] te Renesse. Ook de schriftelijke huurovereenkomst betreffende de jaarlijks verschuldigde huursom voor de staplaats, -in 2016 bedroeg de huur € 3,557,90-, staat op naam van [gedaagde] . De koopsom van € 45.000,- voor de stacaravan is door [eiser] betaald. Hij heeft daarvoor een lening afgesloten, die in 2017 volledig door hem is afgelost. [eiser] heeft ook de jaarlijkse huursommen voor de staplaats betaald.
2.3
[eiser] heeft de volgende WhatsApp correspondentie overgelegd.
[gedaagde] schrijft op 7 maart 2022 aan [eiser] : “
Even iets over de caravan. De advocaat zegt dat de caravan mij eigenlijk toebehoort. Ik wil overleggen wat gaan we doen? Het campinggeld moet deze week echt betaald worden omdat dit op 31 januari al gedaan moest worden. Ik kan het niet betalen. Wat gaan we doen? Betaal jij het en wil je die caravan op jouw naam gezet hebben, dan moeten we daar een afspraak over maken met de campingbeheerder. Of gaat ie de verkoop in?
Op 9 maart 2022 schrijft [gedaagde] aan [eiser] :
“Kan je een antwoord geven? Moet ik een afspraak maken om die caravan op jouw naam te zetten want de campingbeheerder vraagt om zijn stageld? Moet deze week betaald zijn. Anders ga ik ‘m te koop zetten want ik kan het niet betalen.”
Op 9 maart 2022 schrijft [eiser] aan [gedaagde] :
“Als je de caravan verkoopt krijg je een vordering binnen van mij. Je advocaat zal je vast wel verteld hebben hoe het zit.”
Op 10 maart 2022 schrijft [eiser] aan [gedaagde] :
“De betalingstermijn is verzet naar 21 maart. Je kan een mail sturen naar de camping met daarin het verzoek huurcontract jaarplaatsnummer [nummer] op naam [eiser] k. De chalet heb ik gekocht en betaald het huurcontract staplaats staat op jouw naam.”
2.4.
Op 25 maart 2022 heeft [gedaagde] de stacaravan, met bemiddeling van camping [naam camping] , verkocht aan een derde voor een verkoopprijs van € 43.000,-. Camping [naam camping] heeft hiervoor een provisie van € 4.300,- in rekening gebracht. Na aftrek van deze provisie en de kosten voor het taxatie/veiligheidsrapport en de energienota heeft [gedaagde] een bedrag van € 38.325,20 ontvangen voor de stacaravan. De huurovereenkomst met betrekking tot de jaarplaats is sinds deze datum eveneens overgedragen aan de koper. Een en ander blijkt uit de als productie 3 door [gedaagde] overgelegde koopovereenkomst en afrekening van Camping [naam camping] .
2.5
Op 28 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant aan [eiser] verlof verleend om conservatoir beslag te leggen ten laste van [gedaagde] op de stacaravan. Op 29 maart 2022 heeft [eiser] beslag laten leggen op de stacaravan. Dit beslag heeft vanwege de verkoop van de caravan geen doel getroffen.
2.6
Op 31 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam aan [eiser] verlof verleend om conservatoir derdenbeslag te leggen op de bankrekeningen van [gedaagde] bij Coöperatieve Rabobank U.A. Op 31 maart 2022 heeft de deurwaarder, rekening houdend met de beslagvrije voet, beslag gelegd op de bankrekeningen van [gedaagde] bij de Rabobank. Dit beslag heeft doel getroffen tot een bedrag van € 1.932,11.

3..Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – om [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen € 45.000,- aan hem te betalen, met veroordeling van [gedaagde] in alle buiten gerechtelijke kosten, onder andere die van beslaglegging en wettelijke rente. [eiser] vordert tevens om [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. Partijen hebben de stacaravan in 2016 tezamen gekocht. [gedaagde] is ongerechtvaardigd verrijkt, omdat [eiser] € 45.000,- heeft betaald voor de stacaravan en deze inmiddels door haar is verkocht. Daarnaast dient de vordering op grond van de in artikel 6:2 lid 1 BW bedoelde eisen van redelijkheid en billijkheid te worden toegewezen.
3.3.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen. Volgens [gedaagde] heeft zij de caravan gekocht en was de caravan haar eigendom. Zij ging graag met de kinderen naar de caravan, [eiser] kwam bijna nooit. [eiser] heeft destijds de koopprijs van de caravan betaald bij wijze van schenking aan haar, althans daar mocht zij gerechtvaardigd op vertrouwen. [gedaagde] heeft zich voorts geen nadeel afgewend, omdat zij de aankoop destijds niet zelf zou hebben gedaan. Ook heeft [eiser] zijn recht op terugbetaling verwerkt volgens [gedaagde] , althans is terugvordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar gelet op het tijdsverloop.

4..De beoordeling

4.1.
[gedaagde] stelt dat [eiser] bij wijze van schenking de aankoopsom van de stacaravan heeft betaald, hetgeen [eiser] betwist. Voor de beoordeling van dit geschilpunt beziet de rechtbank alle omstandigheden in samenhang. Partijen hadden een langdurige relatie waaruit drie kinderen zijn geboren. [eiser] was kostwinner, hij werkte als enige en betaalde de kosten voor het gezin. [gedaagde] was thuis bij de kinderen, volgens haar wilde [eiser] niet dat zij werkte. Zij kreeg geld van [eiser] voor het gezinsleven, ook om kleding voor zich zelf te kopen, zoals zij ter zitting onbetwist toelichtte. Kennelijk was dit de taakverdeling binnen het gezin en legden beide partijen zich neer bij ieders inbreng daarin op deze wijze. Voor de recreatie van het gezin, de kinderen, in ieder geval niet alleen voor [gedaagde] , werd een stacaravan gekocht. [gedaagde] heeft de koopovereenkomst en ook de huurovereenkomst voor de staplaats getekend. [eiser] heeft de koopprijs en alle huursommen betaald. Uit de WhatsApp berichten van [gedaagde] concludeert de rechtbank dat [gedaagde] er niet eerder, voordat haar advocaat dit suggereerde, van uit is gegaan dat de caravan van haar was, dat het destijds een gift aan haar is geweest. Dit bevestigt het standpunt van [eiser] dat het geen schenking was en weerspreekt ook dat [gedaagde] daar gerechtvaardigd op heeft vertrouwd. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het verweer van [gedaagde] dat [eiser] haar de caravan, althans de gehele koopsom daarvoor, heeft geschonken.
4.2.
De vraag rijst van wie de caravan was. De rechtsverhouding tussen informeel samenlevenden zoals partijen wordt mede beheerst door de redelijkheid en billijkheid, als voorzien in het algemene verbintenissenrecht. De afspraak om te gaan samenleven raakt in de praktijk immers onvermijdelijk ook hun vermogensrechtelijke verhouding (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 10 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:707). Gelet daarop en op alle omstandigheden als hiervoor onder 4.1 weergegeven komt de rechtbank tot het oordeel dat partijen de caravan gezamenlijk hebben verworven, waarbij [eiser] , zoals gebruikelijk tijdens hun relatie en het gezamenlijke gezinsleven, de kosten betaalde en waarbij [gedaagde] namens beiden de koopovereenkomst en daarbij feitelijk behorende huurovereenkomst heeft getekend, alles ten behoeve van beider gezin. De caravan werd aan beiden geleverd, waarbij de een wellicht optrad mede namens de ander. Er is wat de caravan betreft dus sprake van een gemeenschap in de zin van artikel 3:166 BW.
4.3
Nu de caravan van partijen gezamenlijk was, moeten zij de waarde die daarvoor in de plaats is getreden gelijkelijk verdelen. [gedaagde] heeft de caravan verkocht en daar na aftrek van kosten een bedrag € 38.325,20 voor ontvangen. Of [gedaagde] daartoe gerechtigd was, is geen geschilpunt in deze procedure. De pas ter zitting door [eiser] gezette vraagtekens bij de behaalde verkoopopbrengst van € 38.325,20 zijn door hem niet onderbouwd, zodat er op dit moment onvoldoende aanwijzingen zijn dat [gedaagde] een hogere verkoopopbrengst voor de stacaravan heeft ontvangen dan wel had moeten ontvangen. Dit betekent dat [gedaagde] zal worden veroordeeld om € 19.162,60 aan [eiser] te betalen.
4.4
Weliswaar heeft [eiser] voor de aankoop van de caravan niet alleen zijn deel, maar ook het deel van [gedaagde] betaald, maar dit geeft hem geen aanspraak op een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking. Gezien de omstandigheden als hiervoor onder 4.1 genoemd en daarbij dat partijen met betrekking tot de caravan nooit hebben gesproken over een lening, terugbetaling of verrekening, neemt de rechtbank aan dat er sprake was van een stilzwijgende afspraak tussen partijen, die inhield dat partijen de caravan tezamen kochten voor hun gezin en dat [eiser] hiervan de kosten voor zijn rekening nam. Deze afspraak is gezien de gegeven omstandigheden ook redelijk en billijk.
4.5.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de kosten, waaronder de beslagkosten, tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 19.162,60;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2022.
3120