ECLI:NL:RBROT:2022:8339

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/641904 / KG ZA 22-636
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot intrekking gunningsbesluit en heraanbesteding in aanbestedingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Levent Group B.V. en Stedin Groep Services B.V. Levent vorderde de intrekking van een gunningsbesluit dat Stedin op 15 juli 2022 had genomen in het kader van een meervoudige onderhandse aanbestedingsprocedure voor het verzorgen van Pre- en In-employment screening. Levent stelde dat de beoordelingssystematiek te streng was en dat Stedin niet de juiste procedure had gevolgd. De rechtbank oordeelde dat Levent haar bezwaren tegen de beoordelingssystematiek niet tijdig had ingediend, waardoor zij haar recht om te klagen had verwerkt. De rechtbank concludeerde dat de gunningsbeslissing voldoende was gemotiveerd en dat er geen sprake was van evidente onjuistheden in de beoordeling. De vorderingen van Levent werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/641904 / KG ZA 22-636
Vonnis in kort geding van 6 oktober 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEVENT GROUP B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.G. Bruinsma te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN GROEP SERVICES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. S.G. Tichelaar te Rotterdam.
Partijen worden hierna Levent en Stedin genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 juli 2022, met producties 1 tot en met 20 en de op 20 september 2022 overgelegde aanvullende producties 21 en 22
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 3
  • de mondelinge behandeling van 22 september 2022
  • de pleitnota van mr. Bruinsma namens Levent
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Stedin is de moedervennootschap van onder meer de netbeheerders Stedin en Enduris en van infrastructuurbedrijf DNWG Infra. Stedin voorziet de vennootschappen binnen de groep van onder meer arbeidskrachten en andere (administratief) ondersteunende diensten.
2.2.
Levent is een onderneming die Security Risk Management diensten aanbiedt, waaronder het screenen van werknemers en bedrijven. Sinds 2011 verricht Levent deze diensten voor Stedin en haar rechtsvoorganger. Daartoe zijn in 2012, 2016, 2018 en 2021 raamovereenkomsten gesloten. De laatste raamovereenkomst is gesloten nadat Levent de opdracht gegund had gekregen na een meervoudig onderhandse aanbestedingsprocedure. De raamovereenkomst van 2021 heeft een looptijd tot 30 juni 2022 en een, door Stedin niet gebruikte, optie om te verlengen tot 30 juni 2023.
2.3.
Op 18 mei 2022 heeft Stedin in het kader van een meervoudig onderhandse aanbestedingsprocedure aan onder meer Levent een offerteaanvraag gezonden voor het verzorgen van Pre- en In-employment screening voor nieuwe werknemers binnen de Stedin Groep.
2.4.
Aan de uitgenodigde partijen zijn documenten gestuurd die deel uitmaken van de aanbestedingsprocedure. In het document ‘Gunningscriteria’ is vermeld dat de gunning plaatsvindt op basis van de ‘beste prijs-kwaliteitsverhouding’, waarbij zowel het criterium prijs als het criterium kwaliteit een waarde krijgen in punten. Voor het criterium kwaliteit waren in totaal 700 punten te verdienen, onderverdeeld in de subcriteria:
K1. Kandidaat beleving (300 punten)
K2. Implementatie (100 punten)
K3. Ontzorgen (200)
K4. Screeningsproces (100 punten)
De subgunningscriteria zijn in hetzelfde document nader uitgewerkt. De kwalitatieve onderdelen voor de subgunningscriteria worden beoordeeld volgens het onderstaande beoordelingskader.
2.5.
In 3.6 van het document ‘Gunningscriteria’ is bepaald:

3.6 BEOORDELING
De beoordeling van de kwalitatieve (sub-)Gunningscriteria vindt per individueel criterium als volgt plaats:
STAP 1:Iedere beoordelaar kent op basis van zijn/haar oordeel een voorlopige score toe conform de waardering en scoretabellen in dit deel, gebaseerd op de inschrijving.
STAP 2:De individuele voorlopige scores per (sub-)Gunningscriterium worden besproken in een plenaire bijeenkomst van de gehele beoordelingscommissie. Daarbij gaan de beoordelaars in gesprek over de eventuele verschillen in de individuele scores om in consensus gezamenlijk tot één (1) waardebepaling per (sub-) Gunningscriterium te komen voor de gehele beoordelingscommissie.’
STAP 3:De definitieve gezamenlijke score wordt vervolgens per sub-Gunningscriterium, conform de scoretabel, omgezet naar een gewogen score.’
2.6.
Voor het prijscriterium konden maximaal 300 punten worden behaald, waarbij het aantal te behalen punten werd berekend op basis van de door de inschrijver ingediende prijzen voor de verschillende screeningsprocessen en een vastgelegde formule.
2.7.
Op 15 juli 2022 heeft Stedin bekend gemaakt de opdracht te gunnen aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid International Security Partners (hierna: ISP). De inschrijving van ISP is beoordeeld met 690 punten, waarvan 290 punten voor prijs en 400 punten voor kwaliteit. De inschrijving van Levent is op de tweede plaats geëindigd, met een beoordeling van 650 punten, waarvan 175 punten voor prijs en 475 punten voor kwaliteit.

3..Het geschil

3.1.
Levent vordert:
I. Stedin te bevelen de gunningsbeslissing van 15 juli 2022 terzake de meervoudige onderhandse aanbesteding met kenmerk [naam kenmerk] in te trekken;
II. Primair: Stedin te bevelen om de inschrijving van Levent te herbeoordelen resulterende in een hogere score op de kwaliteit zoals uiteengezet in de dagvaarding randnummers 43 tot en met 83 en de raamovereenkomst aan Levent te gunnen, indien en voor zover Stedin de aanbestedingsprocedure met kenmerk [naam kenmerk] wil afronden met het sluiten van de raamovereenkomst;
Subsidiair: Stedin te bevelen om de inschrijvingen van Levent en IPS te herbeoordelen resulterende in een (nieuw) voornemen tot gunning van de Raamovereenkomst aan één van partijen, indien en voor zover Stedin de aanbestedingsprocedure met kenmerk [naam kenmerk] wil afronden met het sluiten van de raamovereenkomst;
III. Het hiervoor onder I en II op straffe van een dwangsom, te vermeerderen met de wettelijke rente over de dwangsom vanaf het moment dat deze dwangsom wordt verschuldigd tot het moment van betaling van deze dwangsom;
IV. Stedin te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder de kosten van de deurwaarder voor de betekening van dit vonnis, alsmede in de nakosten ad EUR 164 en in geval van betekening van het vonnis EUR 248, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf de derde dag na betekening van het vonnis aan Stedin tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Levent legt aan haar vordering ten grondslag dat Stedin in haar de beoordelingssystematiek een te strenge maatstaf heeft gehanteerd, die in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, dat Stedin de door haar gekozen procedure niet heeft gevolgd en dat bij de beoordeling van de inschrijving van Levent, met name op de kwalitatieve onderdelen, evidente fouten zij gemaakt.
3.3.
Stedin voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Levent in de proceskosten en nakosten. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de procedure en is daarmee gegeven.
De beoordelingssystematiek
4.2.
Levent uit in de eerste plaats diverse bezwaren tegen de gehanteerde beoordelingssystematiek. Het betoog van Levent komt erop neer dat bij het vaststellen van de kwaliteitscriteria is aangesloten bij de bestaande werkwijze van Levent. Als gevolg daarvan is het voor Levent onmogelijk gebleken om boven zichzelf uit te stijgen en een ‘uitstekend’ op kwalitatieve onderdelen te scoren. Dat betekent dat Levent nooit het verschil kon maken op het onderdeel kwaliteit en dat feitelijk is gegund op prijs. Daarnaast is het systeem niet fijnmazig genoeg, aldus Levent.
Op grond van vaste rechtspraak (Grossman-arrest HvJEG 12 februari 2004, C230/02 en daaropvolgende jurisprudentie) mag van een inschrijver worden verwacht dat hij zich proactief opstelt bij het naar voren brengen van bezwaren tegen, bijvoorbeeld, de gunningscriteria en beoordelingssystematiek van de aanbestedingsprocedure en deze aldus in een zo vroeg mogelijk stadium naar voren brengt. Dit uitgangspunt is ook weergegeven in de bij deze aanbesteding horende Nota van Inlichtingen. Niet in geschil is dat Levent in de voorbereidende fase geen vragen heeft gesteld over of bezwaar heeft gemaakt tegen de beoordelingssystematiek. Dat maakt dat Levent haar rechten om te klagen over de beoordelingssystematiek in beginsel verwerkt heeft.
4.3.
Levent stelt dat de aanleiding om te klagen pas is ontstaan na de gunningsbeslissing. Toen (pas) bleek dat een ‘uitstekend’ scoren onmogelijk was en dat de prijs de doorslaggevende factor was. Dit argument kan Levent niet baten. De gehanteerde criteria, de puntenverdeling en de beoordelingssystematiek is voor alle inschrijvers gelijk en van tevoren kenbaar gemaakt. Het enkele feit dat met het kwaliteitscriterium meer punten behaald kunnen worden dan met het prijscriterium betekent nog niet dat de het kwaliteitscriterium per definitie de doorslag geeft. Een beoordeling op basis van prijs/kwaliteit kan zo uitpakken dat het kwaliteitsverschil tussen de inschrijvers niet groot (genoeg) is zodat uiteindelijk de prijs de doorslaggevende factor is. Andere mogelijke uitkomsten zijn dat de prijs ongeveer gelijk is en het kwaliteitscriterium de doorslag geeft, of dat op beide criteria ‘gewonnen’ wordt. Met al deze mogelijke uitkomsten had Levent vooraf rekening kunnen houden. Zij had daarover eerder kunnen klagen of vragen kunnen stellen. Dat Levent geen rekening heeft gehouden met een voor haar ongunstige uitkomst, maakt dit niet anders.
4.3.1.
Het is een gegeven dat Levent, noch ISP op één van de kwalitatieve criteria een ‘uitstekend’ heeft gescoord. Hieruit kan, anders dan Levent heeft betoogd, niet de conclusie worden getrokken dat nooit een uitstekend kon worden gescoord. Dit volgt evenmin uit de omstandigheid dat de inhoud en het niveau van de dienstverlening van Levent in eerdere jaren (mede) een rol heeft gespeeld bij het opstellen van de offerteaanvraag. Het is aan Stedin om te bepalen welke aan welke eisen een inschrijver tenminste moet voldoen, en die eisen zijn voor alle deelnemers gelijk en vooraf kenbaar. Het is aan de deelnemers om de inschrijving te laten voldoen aan de eisen en te proberen om op onderdelen meer te leveren dan gevraagd om op die manier ‘de verwachting van de beoordelaar te overtreffen’. Met de eerdere (langdurige en positieve) ervaringen van Stedin met de dienstverlening van Levent kan en mag Stedin bij de beoordeling van de inschrijvingen geen rekening houden. De conclusie uit het voorgaande is dat Levent haar recht om te klagen over de beoordelingssystematiek heeft verwerkt en overigens ook achteraf niet is gebleken van een onjuiste, onzorgvuldige of oneerlijke beoordelingssystematiek.
Gevolgde procedure
4.4.
Levent stelt dat Stedin in strijd heeft gehandeld met de beoordelingsprocedure, zoals hierboven weergegeven onder 2.5. Daartoe stelt Levent dat op 20 juli 2022 een telefoongesprek heeft plaatsgevonden tussen de heer [persoon A] van Stedin en de heer [persoon B] van Levent waarin [persoon A] heeft medegedeeld dat dat de beoordelaars in een gezamenlijk overleg tot te beoordeling zijn gekomen. Dit is volgens Levent in strijd met de bepaling dat de beoordelaars eerst individueel een voorlopige score toekennen op ieder (sub-)gunningscriterium. Op grond van het genoemde artikel in het document ‘Gunningscriteria’ diende de inschrijvingen eerst individueel te worden beoordeeld. Pas daarna mag, in gezamenlijk overleg, één score worden gegeven. Stedin stelt deze procedure te hebben gevolg, onder overlegging van een tweetal (gedeeltelijk) ingevuld beoordelingsformulieren. Mede gelet op deze formulieren, is de voorzieningenrechter, anders dan Levent, van oordeel dat uit het (niet bestreden) telefoongesprek niet kan worden afgeleid dat Stedin de individuele beoordeling heeft overgeslagen en direct is overgegaan op een gezamenlijke beoordeling. Andere aanwijzingen dat Stedin de aanbestedingsprocedure niet gevolgd heeft, zijn er naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet.
Motivering gunningsbeslissing
4.5.
Levent stelt dat Stedin haar gunningsbeslissing onvoldoende heeft gemotiveerd. Hoewel Stedin terecht heeft opgemerkt dat artikel 2.130 AW niet van toepassing is op de gevolgde aanbestedingsprocedure, volgt uit het op iedere aanbesteding van toepassing zijnde transparantiebeginsel dat de uiteindelijke beslissing zodanig dient te worden gemotiveerd dat inschrijvers de wijze van beoordeling moeten kunnen toetsen en kunnen controleren of de beoordeling de gunningsbeslissing rechtvaardigt. In het verlengde daarvan is artikel 1.15 lid 2 AW van toepassing, waarin is bepaald dat de gunningsbeslissing met de relevante redenen aan alle inschrijvers moet worden medegedeeld.
4.6.
In de gunningsbrief van 15 juli 2022 heeft Stedin aan Levent medegedeeld welke scores Levent en ISP (winnaar) hebben behaald op het prijscriterium en het kwaliteitscriterium. Daarnaast heeft Stedin in een toelichting per sub-gunningscriterium uitgewerkt hoe de beoordeling van Stedin op die criteria tot stand is gekomen. Na het uitbrengen van de dagvaarding heeft Stedin nog een overzicht verstrekt van de door ISP behaalde punten per sub-gunningscriterium. Hiermee heeft Stedin naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldaan aan haar motiveringsplicht. ISP heeft slechts op één sub-gunningscriterium (K2) beter gescoord dan Levent. Stedin heeft toegelicht waarom Levent hier een ‘voldoende’ en geen ‘goed’ heeft gescoord. Uit deze toelichting, het gegeven dat IPS op dit onderdeel een ‘goed’ heeft gescoord en het beoordelingskader uit de aanbestedingsdocumentatie, kan worden afgeleid in welk opzicht ISP beter heeft gescoord op dit punt. Waar Levent naar het oordeel van Stedin bij dit sub-gunningscriterium steken heeft laten vallen, heeft ISP dat kennelijk niet. De motiveringsplicht reikt niet zover dat een verliezende inschrijver de gelegenheid moet krijgen om de aan de winnende inschrijver gegevens scores te controleren.
4.7.
In de dagvaarding heeft Levent nog opgemerkt dat de puntentoekenning terzake de prijs niet is gemotiveerd. Uit de aanbestedingsdocumenten volgt op welke wijze de ingevulde prijzen leiden tot een bepaalde scoretoekenning. Hiervoor worden vooraf vastgestelde minimum- en maximumprijzen gehanteerd en een formule om het aantal behaalde punten te berekenen. Niet valt in te zien dat hierop nog een nadere toelichting moet worden gegeven. Voor zover Levent bedoelt dat de subscores op prijs van ISP hadden moeten worden medegedeeld aan Levent wordt dit standpunt verworpen. Met die subscores kan met behulp van de gehanteerde formule immers worden teruggerekend welke prijzen ISP heeft ingevuld en deze informatie is bedrijfsvertrouwelijk.
Inhoudelijke beoordeling
4.8.
Uitgangspunt is dat enige mate van subjectiviteit inherent is aan de beoordeling van kwalitatieve criteria door een beoordelingscommissie, zoals hier aan de orde. Daarnaast geldt dat aan de voorzieningenrechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toekomt wanneer het aankomt op de beoordeling van een kwalitatief criterium. De aangewezen, deskundige, beoordelingscommissie moet daarin de nodige vrijheid worden gegund, te meer nu van de rechter niet kan worden verlangd dat hij specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Slechts wanneer sprake is van evidente – procedurele dan wel inhoudelijke – onjuistheden en/of onduidelijkheden, die met zich kunnen brengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter.
Criterium K1- Kandidaatbeleving
4.9.
Levent meent dat zij op dit sub-gunningscriterium een ‘uitstekend’ had moeten scoren in plaats van ‘goed’.
In het document ‘gunningscriteria’ is onder K1 onder meer opgenomen:
‘Ten minste de volgende punten dienen terug te komen in de beantwoording:
  • Het screeningsproces beschreven vanuit de ervaring van de kandidaat:
  • Waarborging kandidaat ervaring in relatie tot de deadline.
(…)
Dit gunningscriterium zal verder worden beoordeeld op de volgende beoordelingsaspecten:
  • Volledigheid
  • SMART uitwerking’
In de gunningsbrief heeft Stedin op dit punt (onder meer) toegelicht:
‘Vanwege het ontbreken van de waarborging van kandidaat ervaring in relatie tot de deadline voldoet uw beantwoording niet volledige aan het gevraagde, hierdoor is uw beantwoording beoordeeld met een goed en niet als uitstekend. Daarnaast worden naar mening van de beoordelaars de verwachtingen met betrekking tot de toelichting omtrent de kandidaat niet overtroffen. De beoordelaars vonden de inschrijving duidelijk en bleven slechts met een enkele vraag zitten. Zijnde, hoe wordt de kandidaat beleving gewaarborgd in relatie tot de deadline?’
Levent stelt zich op het standpunt dat de vraag die de beoordelingscommissie stelt, wordt beantwoord in haar inschrijving en dan met name in de passage:
‘Ondanks dat een screening binnen een bepaalde tijd moet worden afgerond, kunnen wij hier, wanneer nodig, van afwijken. We proberen dan vanuit een oplossingsgerichte manier te werken; waar kunnen we verder in assisteren, waar kunnen we tijd winnen of kan de informatie op een andere manier eerder worden aangeleverd. Op deze manier hebben we oog voor de kandidaat en zorgen we dat we binnen de gestelde tijd de screening kunnen afronden.’
Gelet op de inhoud van deze passage, het gevraagde in het gunningscriterium en met name de gevraagde SMART – in dit geval vooral Specifiek – uitwerking, heeft Stedin redelijkerwijs tot het oordeel goed kunnen komen. Een ‘oplossingsgerichte manier van werken’ is weinig concreet en roept daarmee niet ten onrechte een vraag op bij de beoordelingscommissie.
Criterium K2 – Implementatie en criterium K4 - Screeningsproces
4.10.
Ten aanzien deze sub-gunningscriteria stelt Levent dat voor wat betreft implementatie de toetsingsmaatstaf om een ‘uitstekend’ te behalen te streng is, aangezien niet van haar kan worden verwacht dat zij boven zichzelf uitsteekt. Dit argument ziet in feite op de beoordelingssystematiek waarover hiervoor al is geoordeeld. Levent had haar bezwaren hiertegen in een eerder stadium kenbaar moeten maken. Levent heeft verder aangevoerd dat niet is toegelicht waarom de verwachtingen niet zijn overtroffen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit de gegeven toelichting voldoende dat Stedin meent dat aan alle eisen genoemd in het sub-gunningscriterium is voldaan, en dat er geen zaken zijn genoemd die een duidelijke meerwaarde opleveren.
Criterium K3 – Ontzorgen
4.11.
Op criterium K3 is Levent beoordeeld met een ‘voldoende’. Zij meent aanspraak te kunnen maken op primair een ‘uitstekend’, of subsidiair ‘een goed’.
De toelichting op het gunningsbesluit vermeldt bij de beoordeling van K3, onder meer:
‘Levent benoemt de meeste gevraagde zaken, en werkt deze in de meeste gevallen ook SMART uit. De beoordelaars merkten echter ook op dat dit in een aantal gevallen niet het geval is, voorbeelden hiervan zijn genoemd in onderstaande alinea.
Zo riep de bewoording in dit criterium een aantal vragen bij de beoordelaars. Bijvoorbeeld in het geval van ‘realistische deadlines’ of ‘exceptionele vertraging.’ Hetzelfde geldt voor (…) Deze termen zijn niet SMART en daardoor onduidelijk. Daarnaast merkten de beoordelaars op dat in de uitwerking van K3 veel aandacht wordt besteed aan zaken waar Opdrachtgever verantwoordelijk voor is, en ontbreekt de nadruk op, de wijze waarop en mate waarin medewerkers van Opdrachtgever maximaal worden ontzorgd. Dit leidde tot vragen bij de beoordelaars.
(…)
Het bovenstaande in ogenschouw genomen is de uitwerking van dit criterium door de beoordelaars als voldoende bestempeld. (…)
Een hogere score had volgens het beoordelingsteam toegekend kunnen worden als Levent de hierboven benoemde punten SMART had uitgewerkt, en meer inzicht had gegeven in de wijze van ontzorging ten tijde van de dienstverlening.’
Levent maakt bezwaar tegen de kritiek op het ontbreken van een SMART uitwerking, mede gelet op het gegeven dat de wensen van Stedin ook onvoldoende specifiek zijn en gelet op het maximum aantal in te dienen pagina’s voor dit criterium. Dit zijn zaken die vooraf bekend waren waarover Levent vragen had kunnen stellen. Van die mogelijkheid heeft zij geen gebruik gemaakt.
Voor het overige meent Levent dat de kritiek op de inhoud van de inschrijving nog niet betekent dat de inschrijving niet als ‘goed’ beoordeeld kan worden. De in de toelichting genoemde kritiekpunten zijn concreet benoemd. Het gaat met name om het ontbreken van toelichtingen op bepaalde begrippen – wat logischerwijze leidt tot vragen bij de beoordelingscommissie – en meer in het algemeen het ontbreken van inzicht in de wijze van ontzorging. Uit deze kritiekpunten volgt naar het oordeel van voorzieningenrechter logisch het oordeel ‘voldoende’. Van evidente onjuistheden is geen sprake.
Het overtreffen van verwachtingen
4.12.
Op de zitting heeft Levent nog aangevoerd dat zij op alle subgunningscriteria meer heeft aangeboden dan gevraagd. Volgens Stedin werden de genoemde ‘extra’s’ ofwel gevraagd dan wel hebben zij onvoldoende gewicht in de schaal gelegd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op dit punt geen sprake is van evidente misslagen van Stedin. De beoordeling of sprake is van het overtreffen van verwachtingen van de beoordelaar is subjectief en valt onder de eerder genoemde vrijheid van de beoordelingscommissie. Iets wat extra wordt aangeboden in een inschrijving hoeft niet noodzakelijkerwijs van meerwaarde te zijn voor de aanbestedende dienst.
4.13.
Al met al is de voorzieningenrechter van oordeel dat van procedurele dan wel inhoudelijke onjuistheden of onduidelijkheden die meebrengen dat de (voorlopige) gunningsbeslissing niet deugt, niet is gebleken. Er is geen aanleiding om Stedin te bevelen de gunningsbeslissing in te trekken dan wel te komen tot een herbeoordeling. De vorderingen van Levent worden afgewezen, met de veroordeling van Levent in de kosten van procedure. De kosten worden tot op heden begroot op € 676,- aan griffierecht, € 103,33 aan dagvaardingskosten en € 1.016,- aan salaris advocaat. Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, volgt dat geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over de door Stedin gevorderde nakosten.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Levent in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Stedin begroot op € 1.795,33 en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022.3144/2009