ECLI:NL:RBROT:2022:8312

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
10/051870-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedendelicten door minderjarige verdachte met autismespectrumstoornis

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte die zich op twaalf- en dertienjarige leeftijd schuldig heeft gemaakt aan zedendelicten met vier minderjarigen. De verdachte, die lijdt aan een ernstige autismespectrumstoornis, heeft ontuchtige handelingen gepleegd met slachtoffers die jonger zijn dan zestien jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn geestelijke toestand ten tijde van de feiten. De rechtbank heeft een civiel verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot plaatsing van de verdachte in een gesloten jeugdinrichting toegewezen voor de duur van één jaar. Daarnaast is er een voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd met een proeftijd van twee jaar, waarbij de verdachte zich moet houden aan voorwaarden zoals begeleiding door de jeugdreclassering en het volgen van behandeling indien nodig. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de noodzaak voor behandeling van de verdachte om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die door de ouders van de verdachte moeten worden betaald, aangezien de verdachte ten tijde van de feiten jonger was dan veertien jaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/051870-22
Datum uitspraak: 9 september 2022
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2009,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
thans verblijvende op het adres:
[verblijfadres verdachte]
raadsman mr. T.S. Kessel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 9 september 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder feiten 1,2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering ook indien dit inhoudt het meewerken aan (nadere) behandeling indien en wanneer de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot
het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de
verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van feit 3
Het onder feit 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feiten 1 en 2
4.2.1.
Standpunt verdediging ten aanzien van feit 1
De verdachte bekent de tenlastegelegde ontuchtige handelingen met [naam slachtoffer 1] te hebben gepleegd op 8 maart 2021 maar ontkent dat hij die dag ook ontuchtige handelingen heeft verricht met [naam slachtoffer 2].
4.2.2.
Beoordeling en conclusie ten aanzien van feit 1
De rechtbank overweegt dat de verdachte erkent dat hij ook met zijn zusje [naam slachtoffer 2] seksuele handelingen heeft verricht, maar hij ontkent dat dit op 8 maart 2021 is gebeurd.
In het politiedossier bevindt zich een verklaring van de moeder van de verdachte waarin staat dat [naam slachtoffer 2] op 8 maart 2021 aan haar heeft verteld dat zij die avond twee keer aan de piemel van [naam verdachte] heeft gelikt en dat [naam slachtoffer 1] een keer aan de piemel van [naam verdachte] had gelikt. De moeder heeft tevens verklaard dat [naam verdachte] bevestigend heeft geantwoord toen zij hem daarna vroeg of er op 8 maart 2021 ’s avonds iets was gebeurd tussen [naam slachtoffer 2], [naam slachtoffer 1] en hemzelf. Door [naam slachtoffer 1] is tegen de politie verklaard dat zij de verdachte gelikt heeft nadat [naam slachtoffer 2] dat eerst had gedaan.
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 8 maart 2021 ook ontuchtige handelingen met [naam slachtoffer 2] heeft gepleegd.
4.2.3.
Standpunt verdediging ten aanzien van feit 2
De verdediging stelt dat onder de gegeven omstandigheden het ontuchtig karakter aan de gepleegde gedragingen komt te ontvallen, omdat er sprake is geweest van wederkerigheid van 2 kinderen in ongeveer dezelfde leeftijd. De verdediging heeft daarbij aangevoerd, dat er eerst sprake was van een stoeipartij tussen [naam slachtoffer 3] en de verdachte, dat zij vervolgens samen naar een overkapping zijn gegaan om te schuilen voor de regen en zij daar met instemming van [naam slachtoffer 3] hebben gezoend. Door [naam slachtoffer 3] is verklaard dat de daaropvolgende seksuele handelingen tegen haar zin zijn gebeurd, maar de verdachte ontkent dit. De verdediging wijst er hierbij op dat [naam slachtoffer 3] twee jaar ouder is dan de verdachte.
4.2.4.
Beoordeling en conclusie ten aanzien van feit 2
De verdachte heeft ter terechtzitting het plegen van de ten laste gelegde seksuele handelingen met [naam slachtoffer 3] bevestigd.
Volgens de wetsgeschiedenis strekt artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.
Van ontucht zal in ieder geval sprake zijn, indien één van de betrokkenen seksuele handelingen pleegt met de ander tegen diens wil. Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen.
De rechtbank overweegt dat van volkomen vrijwilligheid in de seksuele handelingen van de zijde van [naam slachtoffer 3] geen sprake was. Door [naam slachtoffer 3] is immers verklaard dat zij het niet fijn vond en dat zij ‘stop’ tegen de verdachte zei toen hij haar overal wilde kussen en betasten. Zij heeft voorts verklaard dat de verdachte daarna tegen haar zei dat hij pas weg zou gaan als zij aan zijn piemel had gezeten. [naam slachtoffer 3] heeft toen gezegd dat zij het wel durfde maar het niet wilde doen. Hierop deed de verdachte zijn gulp open en zei tegen [naam slachtoffer 3] dat zij aan zijn piemel moest zitten. Daarna deed de verdachte de gulp van [naam slachtoffer 3] open en heeft hij haar bij haar vagina betast. Dit stopte doordat [naam slachtoffer 3] zijn arm weg trok.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de grenzen van [naam slachtoffer 3] ver heeft overschreden. Hij had op deze wijze niet zijn zin mogen doordrijven. De rechtbank acht op grond van de aangifte in combinatie met voornoemde bewijsmiddelen het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 8 maart 2021 te Ridderkerk met
- [naam slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2013, en
- [naam slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2013, die toen beiden de leeftijd van
zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt, ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, te weten, het meermalen althans eenmaal
- vastpakken, althans betasten van zijn, verdachtes, penis en- likken aan zijn, verdachtes, penis;
2
hij op 25 juni 2021 te Ridderkerk
met [naam slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] 2007, die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft
gepleegd, te weten, het meermalen althans eenmaal
- vastpakken, althans betasten van de borst en
- betasten van de vagina en- het doen betasten van zijn, verdachtes, penis;
3
hij op 2 februari 2022 te Ridderkerk,
ter uitvoering van het voornemen om met [naam slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] 2022, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen te plegen, bestaande uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 4], te weten het brengen en/of houden van zijn penis in de mond, althans in de
nabijheid van het gezicht van die [naam slachtoffer 4], terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
2.
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
3
poging tot het met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op twaalf- en dertienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan zedendelicten met in totaal vier minderjarigen variërend in de leeftijd van 2 maanden tot en met 14 jaar oud. De verdachte heeft daarbij telkens zijn eigen lustgevoelens voorop gesteld. De verdachte kon zich vanwege zijn autismespectrumstoornis en niet verplaatsen in de slachtoffers en de gevolgen die zijn handelingen voor de slachtoffers zouden hebben.
De verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke en geestelijke integriteit van de jonge slachtoffers geschonden. Het is algemeen bekend dat jonge slachtoffers van dergelijke delicten daarvan nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden.
Uit de slachtofferverklaringen van [naam slachtoffer 3] en de ouders van [naam slachtoffer 1] blijkt dat zij nog last hebben van hetgeen hen door de verdachte is aangedaan en begeleiding nodig hebben om dit te verwerken.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de navolgende rapportages die over de verdachte
zijn opgesteld.
De kinder- en jeugdpsychiater [naam 1] en de GZ-psycholoog [naam 2] hebben beiden een rapport over de verdachte opgemaakt, respectievelijk gedateerd 2 en 3 juni 2022. Deze rapporten houden onder meer (zakelijk weergegeven) het volgende in:
Bij de verdachte is sprake van een autismespectrumstoornis die zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedde. De mate van ernst is niveau 3, dit is het hoogste niveau. De verdachte is sociaal-emotioneel jonger dan zijn kalenderleeftijd. Er is sprake van impulscontroleproblematiek. Geadviseerd wordt daarom de verdachte de tenlastegelegde verdenkingen onder feiten 1 en 3 in verminderde mate toe te rekenen bij bewezenverklaring. Omdat de verdachte feit 2 ontkent, onthouden zijzich ten aanzien van dat feit over de toerekenbaarheid.
Het recidiverisico van verdachte op het plegen van een nieuw seksueel delict wordt bij het wegvallen van externe controle en zonder passende en afdoende behandeling hoog ingeschat. Er wordt een klinische behandeling, die gericht is op de autisme spectrum stoornis en de seksuele ontwikkeling aan de verdachte, geadviseerd.
Hoewel de verdachte en zijn moeder in een vrijwillig kader al jarenlang goed hebben meegewerkt aan diverse behandelingen, hadden deze behandelingen maar een zeer gering behandeleffect, omdat er geen sprake was van behandeling vanuit autismeperspectief.
De verdachte en zijn moeder willen ook nu weer aan alles meewerken.
De psychiater en psycholoog achten klinische behandeling binnen het civiele kader van een ondertoezichtstelling en een machtiging tot gesloten plaatsing het meest aangewezen. Gedacht wordt aan klinische behandeling binnen de specialistische afdeling Atlantis 2 van Harreveld. Tijdens deze klinische behandeling kan gekeken worden naar wat er verder nog nodig is aan (autisme)behandeling en/of waar de verdachte het beste met passende begeleiding (autisme) naar volwassenheid kan doorgroeien. Gezien de jonge leeftijd van de verdachte biedt het civiele kader daar voldoende tijd en meer dan voldoende diverse behandelmogelijkheden voor. De psychiater en de psycholoog achten de maatregel toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering voldoende stok achter de deur.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 augustus 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte vanaf zijn vierde levensjaar (seksueel) grensoverschrijdend gedrag vertoont. De verdachte heeft geen grip op zijn gedrag als hij terecht komt in spanningsvolle situaties waarbij zijn seksuele driften opspelen.
De Raad is van mening dat de opvoedsituatie bij de moeder op dit moment onvoldoende veiligheid biedt voor de verdachte. Dit heeft onder meer geleid tot seksueel grensoverschrijdend gedrag bij zijn zusje en zijn broertje. Hoewel de situatie rondom de verdachte dusdanig onveilig is, kan hem niet verweten worden dat hij geen controle heeft over zichzelf, als hij daar niet de juiste behandeling voor heeft gehad. Zowel de verdachte als de maatschappij dienen beschermd te worden. Er zal intensieve residentiële behandeling nodig zijn om deze problematiek aan te pakken. De Raad wil de verdachte de juiste behandeling kunnen bieden en heeft om dit doel te bereiken bij de rechtbank tevens een verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten plaatsing ingediend.
Door de behandeling als bijzondere voorwaarde te koppelen aan een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, zal dit als stevige stok achter de deur kunnen fungeren voor de verdachte om zijn behandeling te (blijven) volgen. Indien zijn behandeling binnen de gesloten jeugdhulp onvoldoende effect sorteert, of de verdachte recidiveert, dient de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen geëffectueerd te worden.
De vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, (hierna: te noemen JBRR) heeft ter zitting verklaard dat de JBRR zich aansluit bij het advies van behandeling door middel van plaatsing binnen de gesloten jeugdzorg. Een plaatsing bij de groep Atlantis van Harreveld kan enkel plaatsvinden middels een gesloten machtiging en niet via een bijzondere voorwaarde of op basis van vrijwilligheid. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is in het geval van de verdachte niet passend.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De conclusies van de psychiater en de psycholoog worden gedragen door hun bevindingen. De rechtbank neemt die conclusies over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig was ten tijde van de tenlastegelegde feiten 1 en 3 acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Daarnaast wordt overwogen dat door de Raad een civiel verzoek is ingediend tot ondertoezichtstelling en verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing in een instelling voor gesloten jeugdhulp, dat gelijktijdig met de onderhavige strafzaak door de meervoudige kamer is behandeld.
Op grond van de rapportages en adviezen van de psychiater en de psycholoog, de Raad en de jeugdreclassering zal de rechtbank het civiele verzoek van de Raad tot plaatsing van de verdachte in een instelling voor gesloten jeugdhulp voor de duur van één jaar toewijzen. De rechtbank zal afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie, omdat de verdachte zo spoedig mogelijk dient aan te vangen met de behandeling van zijn problematiek. Wanneer de verdachte niet binnen de specialistische gesloten jeugdhulp kan verblijven, krijgt hij onvoldoende behandeling en is de kans groot dat hij bij terugkeer in de maatschappij recidiveert. .
Tijdens de behandeling ter zitting is gebleken dat er op 2 september 2022 een intake heeft plaatsgevonden bij Harreveld. Hier kan de noodzakelijke behandeling plaatsvinden. De verwachting is dat er in week van 12 of 19 september 2022 een plek voor hem zal zijn. Tot die tijd verblijft hij bij zijn oma in de provincie Groningen.
Gelet op het voorgaande wordt aan de verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd met een proeftijd van twee jaren. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie worden de voorwaarden verbonden van begeleiding door de jeugdreclassering en het volgen van (nadere) behandeling indien dit nodig wordt geacht. Op deze manier wordt nagestreefd dat de jeugdreclassering/jeugdbeschermer na het verblijf van de verdachte in de gesloten jeugdinrichting de meest passende vervolgplek voor de verdachte kan bewerkstelligen, zowel via het civiele of het strafrechtelijke kader. Hierdoor wordt het recidiverisico over een langere periode verder teruggebracht. In beginsel is het verblijf van de verdachte binnen de gesloten jeugdinrichting één jaar, maar dat kan worden verlengd indien dat noodzakelijk wordt geacht. Aansluitend zal de proeftijd van de verdachte ingaan met de daarbij horende bijzondere voorwaarden, omdat deze niet loopt op het moment dat hij verblijft in een gesloten jeugdinrichting., wordt als bijzondere voorwaarden verbonden. die hierna worden genoemd. De voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen

De benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1], ter zake van het onder feit 1 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 5.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft meegedeeld dat de ouders van een verdachte die ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit de leeftijd van veertien jaar nog niet had bereikt, tot een schadevergoeding kunnen worden veroordeeld.
De officier van justitie concludeert matiging van de gevorderde schade tot een bedrag van
€ 2.000,-- en met toewijzing van dit bedrag ten laste van de moeder van de verdachte.
Door de verdediging is verzocht om bij de toekenning van de vordering tot schadevergoeding aan te sluiten bij de hoogte van de schade zoals die is gevorderd door [naam benadeelde 2] en het toe te kennen bedrag te matigen tot € 1.000,--.
8.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit onder 1, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,--. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Op grond van artikel 6:164 Burgerlijk Wetboek kan een gedraging van een kind dat nog geen veertien jaar oud is, niet als een onrechtmatige daad aan hem worden toegerekend. In plaats daarvan is de ouder aansprakelijk.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 maart 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De ouder van de verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van
€ 2.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Omdat de wet niet de mogelijkheid biedt een schadevergoedingsmaatregel op te leggen ten laste van de ouder van een minderjarige, die ten tijde van het tenlastegelegde feit jonger was dan 14 jaar, zal de schadevergoedingsmaatregel niet worden opgelegd.
De benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2], ter zake van het onder 2. tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
8.4.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie concludeert tot volledige toewijzing van de gevorderde schade ten laste van de moeder van de verdachte.
Door de verdediging is tegen toewijzing van de vordering tot schadevergoeding geen verweer gevoerd.
8.5.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Op grond van artikel 6:164 Burgerlijk Wetboek kan een gedraging van een kind dat nog geen veertien jaar oud is, niet als een onrechtmatige daad aan hem worden toegerekend. In plaats daarvan is de ouder aansprakelijk.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 25 juni 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.6.
Conclusie
De ouder van de verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van
€ 1.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld..
Omdat de wet niet de mogelijkheid biedt een schadevergoedingsmaatregel op te leggen ten laste van ouder van een minderjarige, die ten tijde van het tenlastegelegde feit jonger was dan 14 jaar, zal de schadevergoedingsmaatregel niet worden opgelegd.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 2 (twee) maanden,
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt dat de veroordeelde (nadere) behandeling zal volgen indien en wanneer de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugd/reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugd/reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond/ tot het verlenen van hulp en steun ter naleving van de bijzondere voorwaarden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de ouder van verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1], te betalen een bedrag van
€ 2.000,-- (zegge: twee duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 maart 2021tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de ouder van verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
veroordeelt de ouder van verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 1.000,-- (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de ouder van verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. van den Akker , voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. W.H.J. Stemker Köster en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Berke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 september 2022.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 8 maart 2021 te Ridderkerk met
- [naam slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2013, en/of
- [naam slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2013, die toen beiden de leeftijd van
zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, te weten, het meermalen althans eenmaal
- vastpakken, althans betasten van zijn, verdachtes, penis en/of
- likken aan zijn, verdachtes, penis;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 25 juni 2021 te Ridderkerk
met [naam slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum slachtoffer 3] 2007, die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft
gepleegd, te weten, het meermalen althans eenmaal
- vastpakken, althans betasten van de borst en/of
- betasten van de vagina en/of
- het doen betasten van zijn, verdachtes, penis;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 2 februari 2022te Ridderkerk,
ter uitvoering van het voornemen om
met [naam slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum slachtoffer 4] 2022, die toen de leeftijd van twaalf
jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen te plegen, bestaande uit of
mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 4],
te weten het brengen en/of houden van zijn penis in de mond, althans in de
nabijheid van het gezicht van die [naam slachtoffer 4],
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
( art 244 Wetboek van Strafrecht )