ECLI:NL:RBROT:2022:8305

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/639060 / JE RK 22-1265
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 augustus 2022 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De moeder van de kinderen is verplicht opgenomen in een GGZ-instelling, terwijl de vader met zijn netwerk praktische zorgen voor de kinderen heeft opgelost. De kinderrechter heeft de situatie van de kinderen en de ouders zorgvuldig gewogen. De moeder's psychiatrische problemen hebben geleid tot een onveilige thuissituatie, maar de vader heeft stappen ondernomen om de zorg voor de kinderen te verbeteren. De GI heeft aanvankelijk verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de kinderen voldoende veilig zijn in de thuissituatie met de vader, zonder de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader openstaat voor hulp en dat er praktische regelingen zijn getroffen voor de zorg van de kinderen. Gezien deze omstandigheden heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. De kinderrechter benadrukt het belang van de thuissituatie en de rol van de vader in de opvoeding van de kinderen, en concludeert dat de wettelijke vereisten voor een uithuisplaatsing niet langer zijn vervuld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/639060 / JE RK 22-1265
Datum uitspraak: 22 augustus 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2008 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2011 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] ,
[naam minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2021 te [geboorteplaats minderjarige 3] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats] ,
feitelijk verblijvende bij een GGZ-instelling van Yulius,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. P.A. Ellenbroek, kantoorhoudende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 9 juni 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage met bijlagen van de GI van 26 juli 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het verweerschrift met bijlagen van mr. P.A. Ellenbroek, namens de vader, van
9 augustus 2022, ingekomen bij de griffie op 11 augustus 2022.
Op 11 augustus 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- [voornaam minderjarige 1] , die voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart is gehoord;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI, mw. [naam persoon 1] en mw. [naam persoon 2] .
De moeder is niet bij de mondelinge behandeling verschenen. Zij is op dit moment gedwongen opgenomen in een GGZ-instelling.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] woont bij de ouders. [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verblijven bij een gezinshuis.
Bij beschikking van 9 november 2021 zijn [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot 9 november 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 13 mei 2022 het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verlengd tot 13 juni 2022 en het overige afgewezen.
In de periode na de uitspraak is het psychiatrische toestandsbeeld van de moeder verslechterd. Dit was voor de GI aanleiding om opnieuw een verzoek te doen tot het verlengen van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] . Ook is verzocht om [voornaam minderjarige 1] uit huis te plaatsen.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 9 juni 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 13 augustus 2022. De beslissing op het resterende deel van het verzoek is aangehouden. Het verzoek tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] is aangehouden.
Tijdens de behandeling op zitting van 11 augustus 2022 heeft de kinderrechter niet direct uitspraak gedaan, omdat de machtiging tot uithuisplaatsing op 13 augustus verloopt heeft hij deze verlengd tot 27 augustus 2022.

Het aangehouden verzoek

De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Met betrekking tot [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] leest de kinderrechter dat de GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis te verlenen.
De GI handhaaft het verzoek ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] niet. Het verzoek ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] handhaaft de GI tijdens de mondelinge behandeling en licht dit als volgt toe.
Tijdens de mondelinge behandeling van 9 juni 2022 is besproken dat de GI enkel de zorgen over de feitelijke situatie dient te uiten, namelijk de situatie dat de moeder bij een GGZ-instelling verblijft. Het baart zorgen dat de kinderen veel hebben meegemaakt. Zij zijn blootgesteld aan de psychische problematiek van de moeder en er is sprake (geweest) van verwaarlozing. Recent is een overleg geweest met de behandelaren van de moeder waaruit volgt dat haar perspectief vooralsnog onduidelijk is. De komende vier weken worden benut om haar tot rust te laten komen, waarna iedere zes maanden zal worden geëvalueerd. Ook bestaan er zorgen over de opvoedstijl van de vader en met name het responsief, sensitief ouderschap en zijn mentaliserend vermogen. Hoewel de verhouding tussen draagkracht en draaglast uit balans is, probeert de vader zijn best te doen en bestaan er geen zorgen over de praktische zaken. De GI wenst het proces van thuisplaatsing te vertragen zodat een gezinsopname bij Yulius kan plaatsvinden, waarna thuis bij de vader hulpverlening in de vorm van MST CAN kan worden ingezet. De gezinsopname zal drie maanden duren en biedt de vader begeleiding en ondersteuning en aandacht voor het herstellen van de band met de kinderen. Uit de literatuur over KOPP-kinderen blijkt het belang hiervan. Gedurende het traject zullen de kinderen onderwijs volgen bij de school op het terrein van Yulius. De gezinsopname kan spoedig plaatsvinden, maar de exacte startdatum is nog niet bekend. Wanneer de inzet hiervan lang op zicht laat wachten – vanwege wachtlijstproblematiek – zal de GI proberen om vader eerder aan de beurt te laten zijn.

Het standpunt van de vader

De vader voert tijdens de mondelinge behandeling verweer tegen het verzoek. De kinderen staan voorop en de moeder zal pas terugkeren naar de thuissituatie als dit de kinderen niet in hun belangen schaadt. Niet betwist wordt dat de kinderen in de opvoedsituatie veel hebben meegemaakt en dat zij ondersteuning nodig hebben om te leren omgaan met de situatie van hun moeder. Er wordt ingezet op zeer intensieve hulpverlening, terwijl tijdens de mondelinge behandeling van 9 juni 2022 is aangegeven dat de toen overgelegde informatie van de GI een langere uithuisplaatsing van de kinderen niet ondersteunt. Uit de stukken blijkt niet met welke reden de vader niet voor de kinderen zou kunnen zorgen. [voornaam minderjarige 1] stelt zich meer open en is ondanks de situatie over naar het volgend schooljaar. [voornaam minderjarige 2] verblijft ieder weekend bij de vader en [voornaam minderjarige 1] en dat verloopt positief. Het valt te betreuren dat in de stukken weinig valt te lezen over hoe het nu met de kinderen gaat. Er zijn geen zorgen over [voornaam minderjarige 2] en ook met [voornaam minderjarige 3] gaat het goed. Het is teleurstellend dat door de perspectiefbepaling van de GI voor de kinderen nog geen individuele hulpverlening is opgestart.
De vader heeft een uitgebreid schema gemaakt en heeft daarin opgenomen waar de kinderen zullen verblijven doordeweeks, omdat de vader een fulltime baan heeft. De kinderen gaan naar school of de opvang en daarnaast hebben de huidige pleegouders, [naam] en opa en oma vaderszijde een rol. Tijdens de eerdere mondelinge behandeling is de bedoeling niet geweest om een gezinsopname in te zetten, maar om te onderzoeken welke hulpverlening kan worden ingezet om zicht te krijgen op vaders opvoedvaardigheden. De inzet van een gezinsopname is heel heftig voor de vader en de kinderen die gedurende drie maanden van woonplek en school moeten wisselen. De indruk bestaat dat de GI met behulp van een gezinsopname alsnog onderzoek naar de vader wil doen. Verzocht om afwijzing van het verzoek van de GI. De vader staat voor verdere hulpverlening (MST CAN) open en zal hieraan meewerken. Bovendien kan de vader de laatste week van de nu nog lopende machtiging tot uithuisplaatsing vrij nemen van zijn werk om de thuisplaatsing zo goed mogelijk te laten verlopen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat alle betrokkenen erkennen dat [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] in de thuissituatie veel hebben meegemaakt. Dat in de thuissituatie intensieve hulpverlening nodig is om de gebeurtenissen (uit het verleden) te kunnen verwerken is ook voor partijen duidelijk. De psychiatrische problemen van de moeder hebben te lang overheerst, met alle vormen van onveiligheid die daar bij horen. De kinderrechter is geschrokken van wat [voornaam minderjarige 1] in het kindgesprek aan hem heeft verteld, namelijk dat de thuissituatie geen fijne en rustige plek was. Hij was opzoek naar mogelijkheden om de thuissituatie en dan met name de psychische toestand van de moeder te ontvluchten door bijvoorbeeld na school te gaan voetballen in plaats van naar huis te gaan. De moeder is nu weer verplicht opgenomen en zal voorlopig niet de instelling verlaten. De kinderrechter benadrukt dat de vader nu en ook in de toekomst voor de kinderen moet kiezen, ook als dat betekent dat de moeder niet meer thuis kan wonen. Het is belangrijk dat de thuissituatie een fijne omgeving blijft.
De kinderrechter ziet zich voor de vraag gesteld of de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] nog noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding. De kinderrechter heeft eerder overwogen dat ingezet moet worden op thuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] , ook in de situatie waarin de moeder elders verblijft en de vader hoofdopvoeder is. Om dit succesvol te laten verlopen is ondersteuning van de vader nodig in de vorm van buitenschoolse opvang, kinderdagverblijf voor [voornaam minderjarige 3] of door middel van opvang binnen het netwerk (grootouders). Gebleken is dat deze praktische zaken geregeld zijn alleen is nog niet helder welke vorm van intensieve hulpverlening kan worden ingezet.
Uit het eindverslag van Eddee – die in de periode van januari 2022 tot voorkort de omgang tussen de moeder, de vader en de kinderen heeft begeleid – komt naar voren dat zij geen directe zorgen zien in de situatie waarin de vader de enige opvoeder van de kinderen is. Bezien vanuit goed genoeg ouderschap zijn de zorgen over de opvoedsituatie niet zodanig dat de vader geen goede opvoeder voor de kinderen kan zijn. Benoemd wordt wel dat er op het gebied van responsief, sensitief ouderschap en het mentaliserend vermogen winst te behalen valt. In lijn hiermee signaleert Eddee dat de vader met veel en goede ondersteuning leerbaar zal zijn en dus kan leren om aan te sluiten bij de leeftijdsontwikkeling van de kinderen.
Het voorgaande maakt dat de kinderrechter van oordeel is dat de kinderen voldoende veilig zijn in de thuissituatie met de vader, zonder de moeder. [voornaam minderjarige 1] is al thuis en [voornaam minderjarige 2] is elk weekend thuis. Vader heeft allerlei vormen van ondersteuning georganiseerd, waardoor er praktisch gezien geen belemmering is om de kinderen naar huis te laten gaan. Dit is in lijn met de eerdere beschikkingen van deze rechtbank.
De jeugdbescherming benadrukt het belang van een gezinsopname, zodat gekeken kan worden naar de behoeften van de kinderen en gestart kan worden met hun behandeling. Ook kan dan op nodige intensieve wijze gesproken worden met het gezin over wat ze hebben meegemaakt. Dit is noodzakelijk gelet op wat zij hebben meegemaakt en blijkt uit de wetenschappelijke literatuur over KOPP-kinderen. Het gebrek aan vaardigheden van de vader om hiermee om te gaan versterkt de noodzaak.
Wat betreft de emotionele ondersteuning of hulp van de kinderen wordt door Eddee geconcludeerd dat vader hierin leerbaar is. Ook staat de vader open voor hulp in de thuissituatie of voor de kinderen. Daar komt bij dat kinderen niet alleen bij de vader zullen verblijven, maar ook nog veel van hun tijd zullen doorbrengen op de opvang, het pleeggezin, opa/oma of school. In deze omgevingen zullen de volwassenen ook aansluiten bij de leeftijdsontwikkeling van de kinderen. Een gezinsopname is misschien wel de beste weg naar het wegnemen van de bedreigde ontwikkeling van de kinderen, maar dit is naar het oordeel van de kinderrechter niet de enige weg. Nu moeder niet meer thuis woont, de vader hulpverlening accepteert en praktische problemen heeft opgelost, wordt niet langer voldaan aan de vereisten die de wet stelt aan een uithuisplaatsing. De kinderrechter zal het verzoek dan ook afwijzen.
Ten aanzien van [voornaam minderjarige 1]
Tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat de GI het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een voorziening voor pleegzorg niet handhaaft en dat het verzoek dus wordt ingetrokken voor zover daar nog niet op is beslist.
Nu de GI het resterende deel van het aangehouden verzoek van [voornaam minderjarige 1] niet langer handhaaft, kunnen de gronden daarvan niet meer worden onderzocht. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.