ECLI:NL:RBROT:2022:8303

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/638340 / JE RK 22-1141
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 augustus 2022 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige]. De minderjarige verblijft in een pleeggezin en is onder toezicht gesteld tot 17 december 2022. De kinderrechter heeft eerder op 10 juni 2022 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die verlengd werd tot 17 augustus 2022. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden te verlengen, omdat de ouders niet in staat zijn gebleken om hun situatie te stabiliseren en geen veilige opvoedsituatie kunnen bieden.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn de ouders verschenen, maar zij hebben niet voldaan aan de voorwaarden voor een thuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders hard werken aan hun situatie, maar dat er nog veel onzekerheden zijn, zoals het ontbreken van een zelfstandige woonruimte en de noodzaak voor relatietherapie. De kinderrechter heeft de ontwikkeling van de minderjarige in het pleeggezin als positief ervaren, maar heeft geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige.

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 17 december 2022 en verklaard dat de beslissing uitvoerbaar bij voorraad is. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak, door tussenkomst van een advocaat bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/638340 / JE RK 22-1141
Datum uitspraak: 11 augustus 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2020 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 10 juni 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 28 juli 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 11 augustus 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder en de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [naam persoon] .
Aangezien de ouders de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Poolse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van mw.
[naam tolk] , tolk in de taal Pools.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 17 december 2021 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 17 december 2022. Ook is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 17 juni 2022.
De kinderrechter heeft bij verstekbeschikking van 10 juni 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 17 augustus 2022. De beslissing op het resterende deel van het verzoek is aangehouden, omdat de kinderrechter zich op basis van de stukken onvoldoende voorgelicht vindt.

Het aangehouden verzoek

De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van zes maanden. Hiervan resteert de periode van vier maanden.
De GI handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. Het is de ouders de afgelopen periode niet gelukt om hun situatie te stabiliseren. Het zicht op de bezigheden van de ouders ontbreekt. Het is niet duidelijk of zij inmiddels beschikken over een zelfstandige woonruimte en of zij relatietherapie volgen. Ook is niet helder of de ouders hulp krijgen bij hun financiële en individuele problematiek. Recent is een gesprek geweest met het wijkteam om de situatie van de ouders te bespreken en hiervoor hulpverlening in te zetten. Bij dit gesprek is slechts de moeder aanwezig geweest, waarin zij weinig openheid over de huidige situatie heeft gegeven. In april 2022 is een conflict tussen de ouders dusdanig geëscaleerd waarin de vader door toedoen van de moeder letsel heeft opgelopen. Eens per twee weken vinden er bezoeken tussen de ouders en [voornaam minderjarige] plaats. Tijdens de bezoeken is [voornaam minderjarige] zichtbaar onrustig en raakt zij in paniek als de pleegouders de ruimte verlaten. Dit is passend bij haar leeftijd. Daarentegen geniet [voornaam minderjarige] ook zichtbaar van de bezoeken met de ouders. De ouders hebben niet voldaan aan de voorwaarden voor een thuisplaatsing en zijn op dit moment dan ook niet in staat om [voornaam minderjarige] een veilige en stabiele (opvoed)situatie te kunnen bieden. Nu [voornaam minderjarige] inmiddels ongeveer een jaar uithuisgeplaatst is, zal de komende periode onderzoek worden gedaan naar haar perspectief.

De standpunten

De moeder brengt tijdens de mondelinge behandeling naar voren dat de ouders nog steeds een relatie met elkaar hebben. De situatie tussen de ouders is verbeterd, maar zij willen toch nog relatietherapie gaan volgen. De ouders huren nu een kamer en wachten op hun boekhouder om andere praktische zaken te kunnen regelen. Op dit moment lukt het niet om een woning te huren omdat hiervoor een jaarverslag van de eigen onderneming van de vader nodig is. Dit is nog niet beschikbaar. De ouders spannen zich in om hun financiële situatie op orde te krijgen, maar hebben hier wel tijd voor nodig. Als de boekhouder terug is van vakantie kan hiervoor een afspraak worden gemaakt bij de huisarts. Het valt op dat [voornaam minderjarige] afstand van de ouders neemt. Desondanks hebben de ouders de overtuiging dat wanneer zij over een woning beschikken de relatie met [voornaam minderjarige] en de ouderrelatie zal verbeteren. Voor de ouders staat voorop dat [voornaam minderjarige] veilig moet zijn en dat is zij in het pleeggezin.
De vader vertelt tijdens de mondelinge behandeling dat hij opnieuw een eigen onderneming is gestart. Nadat de boekhouder van de ouders terug is van vakantie hopen de ouders dat een jaarverslag kan worden gemaakt. De huidige bezoekregeling is zeer minimaal. De ouders zien [voornaam minderjarige] eens per twee weken en de vader hoopt dat een uitbreiding hiervan mogelijk is. De ouders hadden verwacht voor de zitting nog met de jeugdbeschermer te spreken om zo informatie met elkaar kunnen te delen. Dit is niet gebeurd, de ouders weten niet waarom. Ook klopt het dat de ouders laatst een omgangsmoment hebben gemist, maar de ouders dachten dat deze niet doorging in verband met de vakantie. Er was sprake van een miscommunicatie tussen de ouders en de jeugdbeschermer.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat een voorzichtige positieve ontwikkeling merkbaar is. Eerder zijn zorgen geuit over de relatie van de ouders waarin zij – ook in het bijzijn van [voornaam minderjarige] – regelmatig conflicten hebben met hevige escalaties tot gevolg. Ook zijn er zorgen geuit over praktische zaken die niet op orde zijn. De ouders beschikken niet over een eigen woonruimte en er is sprake van financiële en individuele problematiek.
Anders dan de GI stelt, blijkt tijdens de mondelinge behandeling dat de ouders de afgelopen periode hard hebben gewerkt om hun situatie te verbeteren. De ouders hebben beiden een baan en met behulp van hun boekhouder werken zij aan hun schulden. Daarnaast willen zij relatietherapie gaan volgen. Het was voor de ouders niet duidelijk dat dit via het wijkteam aangevraagd kon worden. Het is belangrijk dat de ouders dit alsnog gaan doen. Hoewel de woonruimte waarover de ouders nu beschikken niet ideaal is, is het wel een zelfstandige woning. Op het moment dat de vader beschikt over de juiste stukken, dienen ouders hard op zoek te gaan naar een woning. Maar, gelet op de huidige woningcrisis kan het de ouders niet voor langere duur worden tegengeworpen niet over een woning te beschikken. [voornaam minderjarige] ontwikkelt zich in het huidige pleeggezin positief en de bezoeken met de ouders verlopen over het algemeen goed. Het doel van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing is om de ouders te versterken in hun opvoedrol zodat zij zelfstandig in staat zijn om de opvoeding en verzorging van [voornaam minderjarige] weer op zich te nemen. In dat kader is belangrijk dat de huidige frequentie van de omgang beperkt is en dat een uitbreiding hiervan zeer wenselijk is.
Nu op dit moment nog onvoldoende helder is of de ouders [voornaam minderjarige] in de opvoedsituatie kunnen bieden wat zij nodig heeft, is voortzetting van haar verblijf in het huidige pleeggezin van belang. De kinderrechter is gelet op het voorgaande daarom van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 17 december 2022;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2022 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 31 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.