ECLI:NL:RBROT:2022:8257

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
5 oktober 2022
Zaaknummer
10/133852-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde en feitelijke aanranding van de eerbaarheid

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte, die als flexmedewerker werkzaam was in een afkickkliniek, heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, en aan het dwingen van een collega tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een feitelijke hulpverleningsrelatie tussen de verdachte en het slachtoffer, ondanks de verdediging die stelde dat dit niet het geval was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers geloofwaardig waren en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar. Daarnaast is er een beroepsverbod opgelegd voor de duur van 5 jaar en een maatregel tot beperking van de vrijheid voor 3 jaar, inhoudende een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die immateriële schade hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/133852-22
Datum uitspraak: 21 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. J.P.R. Broers, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 september 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd in het rapport d.d. 1 september 2022 van Reclassering Nederland;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), te weten dat de verdachte zich gedurende drie jaar zal onthouden van direct of indirect contact met [naam aangeefster] en met [naam slachtoffer 2], met bevel dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
  • dat zal worden bevolen dat de op te leggen maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
  • als bijkomende straf een beroepsverbod voor de duur van 5 jaren.

4..Waardering van het bewijs

feit 1:
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat ten tijde van de ten laste gelegde ontucht geen sprake was van een feitelijke hulpverleningsrelatie tussen de verdachte en de aangeefster [naam aangeefster].
Niet valt vast te stellen dat de verdachte psychisch overwicht had of het vertrouwen van hulpverlener genoot. De taak van verdachte reikte niet verder dan het rondbrengen van eten en koffie en thee. De verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde feit als zzp’er (als flexmedewerker) werkzaam bij de kliniek. Hij behoorde niet tot het vaste personeel, en de aangeefster was daarom ook niet aan de zorg, opleiding of waakzaamheid van de verdachte toevertrouwd. De verdachte dient van dit onderdeel van de tenlastelegging partieel te worden vrijgesproken.
Beoordeling
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ten tijde van de ontucht wel sprake is geweest van een feitelijke hulpverleningsrelatie tussen hem en de aangeefster.
De aangeefster heeft verklaard dat zij de kliniek enkel onder toezicht mocht verlaten, dat [naam verdachte] (verdachte) op de dag van de verweten ontucht in de kliniek als flexmedewerker aan het werk was en dat zij die dag een-op-een met hem naar buiten ging, waar de ontucht heeft plaatsgevonden. Bovendien heeft de verdachte zelf verklaard dat hij – met een opleiding voor sociaal-maatschappelijke dienstverlening – ter ondersteuning werd ingehuurd, en dat hem door een begeleider is gevraagd of hij met de aangeefster mee wilde lopen, zodat hij feitelijk wel een hulpverlenende taak uitvoerde.
De verklaring van de verdachte.
Door de verdachte is verklaard dat de aangeefster zijn broek heeft opengemaakt en met haar hand in zijn broek ging en dat niet hij, maar zij daartoe het initiatief nam.
Beoordeling
Indien en voor zover de verdachte daarmee heeft bedoeld te zeggen dat niet hij de hand van aangeefster op zijn penis heeft gelegd en daarvan zou moeten worden vrijgesproken, geldt dat dit verweer zijn weerlegging vindt in de bewijsmiddelen. Voor zover de verdachte heeft beoogd hiermee aan te voeren dat het geen ontuchtige handeling kan zijn omdat het initiatief niet bij hem lag, geldt dat voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde ontuchtige handelingen niet van belang is wie het initiatief tot het plegen daarvan heeft genomen.
feit 2:
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de aangeefster niet eenduidig heeft verklaard over de ten laste gelegde handelingen en dat voor de verschillende onderdelen steunbewijs, anders dan de zich in het dossier bevindende verklaringen van horen zeggen, dus uit dezelfde bron, ontbreekt. De verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
Beoordeling
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster geloofwaardig, nu die verklaring in de kern
steun vindt in de whatsapp-berichten van aangeefster aan haar moeder en haar neef direct na de ontucht en in de verklaring van de moeder van aangeefster, die haar dochter kort daarna ophaalde en uit eerste hand vernam wat haar was overkomen. Zij zag toen dat haar dochter geëmotioneerd was en paniekerig overkwam.
De verklaring die de verdediging aandraagt waarom de aangeefster (niet naar waarheid) haar aangifte heeft gedaan, te weten een beweerdelijke confrontatie door de verdachte van aangeefster met haar beweerdelijke verhouding met een collega op de werkvloer, waardoor zij angst zou hebben dat die relatie zou uitkomen, wordt daarbij niet gevolgd. Die uitleg van de verdediging vindt geen steun in andere bewijsmiddelen, waardoor die uitleg blijft steken in suggesties.
De rechtbank acht het feit op grond van de verklaring van aangeefster en het hiervoor genoemde steunbewijs wettig en overtuigend bewezen zoals dat ten laste is gelegd, met uitzondering van: het tonen van afbeeldingen, te weten foto’s en/of filmpjes waarop hij, verdachte, seks met iemand heeft. Aan het tonen daarvan is geen geweld of enige feitelijkheid in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht voorafgegaan. Het enkele verzoek van verdachte aan aangeefster om met hem mee te lopen is daarvoor onvoldoende.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 11 januari 2022 te [plaatsnaam]
in de functie van flexmedewerker/begeleider bij de afkickkliniek van
[naam instelling],
terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg,
ontucht heeft gepleegd
met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
[naam slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum slachtoffer 1],
die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd,
door
- die [naam slachtoffer 1] te zoenen en
- de hand van die [naam slachtoffer 1] op zijn penis te leggen en
- zijn penis in de mond van die [naam slachtoffer 1] te brengen en bewegen en
- zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer 1] te brengen en bewegen.
2
hij op 13 november 2021 te Leiden
door geweld en een andere feitelijkheid, te weten door
- [naam slachtoffer 2] te vragen mee te lopen naar een lege kamer om iets te bespreken
en
- [naam slachtoffer 2] ongevraagd seksuele afbeeldingen te tonen en
- nadat die [naam slachtoffer 2] had gezegd dat zij niet zulke afbeeldingen wilde zien,
andere soortgelijke seksuele afbeeldingen aan haar te tonen en
- zodra die [naam slachtoffer 2] wegliep die [naam slachtoffer 2] met kracht bij de polsen te pakken
en/of vast te houden en
- nadat die [naam slachtoffer 2] zichzelf had losgetrokken haar wederom vast te pakken
en haar tegen de muur te duwen en
- het fysieke geworstel en het geroep “stop”, “ik wil dit niet” en “laat me los”
van [naam slachtoffer 2] te negeren en
- [naam slachtoffer 2] vast te pakken bij haar middel,
die [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten
- het kussen van die [naam slachtoffer 2] in de nek en/of het proberen te zoenen van die
[naam slachtoffer 2].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
werkzaam in de gezondheidszorg/maatschappelijke zorg, ontucht plegen met
iemand die zich als patiënt/cliënt aan zijn hulp/zorg heeft toevertrouwd.
Feit 2:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straffen en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met twee slachtoffers. In een van de gevallen betrof het een in een afkickkliniek verblijvend en aan de zorg van verdachte als professioneel begeleider toevertrouwd minderjarig meisje, met wie de verdachte vergaande seksuele handelingen heeft verricht. In het andere geval heeft de verdachte zich opgedrongen aan een collega in een zorginstelling en heeft hij haar geprobeerd te kussen.
Hoewel de ontuchtige handelingen van verschillende aard en ernst zijn, heeft verdachte bij beide slachtoffers door zijn grensoverschrijdend handelen inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Daardoor hebben zij nog altijd last van psychische problemen. Wat die gevolgen zijn blijkt -onder meer- uit een tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak namens een van de slachtoffers voorgedragen slachtofferverklaring.
De rechtbank rekent de verdachte met name het onder 1 bewezen verklaarde feit zwaar aan.
Alleen al het feit dat de verdachte toen een -professioneel en daartoe opgeleide- verzorger/begeleider was van het slachtoffer, had hem moeten weerhouden van elke seksuele handeling met haar. Een afhankelijkheid wordt in deze relatie verondersteld en juist vanwege die afhankelijkheid beoogt de onderhavige strafbaarstelling bescherming te bieden tegen seksuele handelingen. Daar komt nog bij dat sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil.
Ten slotte heeft de verdachte in de richting van de beide slachtoffers geen enkele verantwoording genomen voor zijn handelen, ook niet ter zitting.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
1 september 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft een relatie en een negen maanden oude dochter. Hij heeft een MBO-opleiding Sociaal Work afgerond. De verdachte heeft geen psychosociale hulpvraag. Omdat de verdachte de feiten deels ontkent en ten aanzien van de verdenkingen van ontucht een geheel andere delictbeleving lijkt te hebben, kunnen geen uitspraken worden gedaan over het verweten seksueel grensoverschrijdend gedrag en het psychosociaal functioneren van de verdachte en kan de kans op recidive van een zedendelict evenmin wordt ingeschat.
De verdachte geeft aan open te staan voor hulpverlening.
De reclassering komt tot de conclusie dat de verdachte behandeld dient te worden en dat onderzoek naar zijn persoonlijkheid geïndiceerd is om de juiste behandeling in te zetten teneinde de kans op recidive te doen verminderen.
Geadviseerd wordt om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact met een meldplicht, een verplichting om zich te laten onderzoeken en ambulant te laten behandelen door een forensisch psychiatrische polikliniek, en een verbod om te werken in een functie als begeleider van kwetsbare personen.
Straffen
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel in voorkomende gevallen bij het plegen van ontucht ook wel wordt volstaan met een andere strafmodaliteit dan een vrijheidsstraf, in dit geval niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Dit komt met name door de situatie waarin, en de omstandigheden waaronder, de verdachte zich aan de bewezenverklaarde ontucht met het (nog net) minderjarige slachtoffer op 11 januari 2022 heeft schuldig gemaakt.
De verdediging heeft (subsidiair) verzocht aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke strafdeel gelijk is aan de duur van de door de verdachte ondergane voorlopige hechtenis (99 dagen). De rechtbank volgt daarin de verdediging niet, omdat dit in het licht van hetgeen eerder in dit vonnis door de rechtbank is overwogen geen recht zou doen aan de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte tot het plegen daarvan is gekomen.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank wel een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd.
Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal, zoals dat ook is gevorderd door de officier van justitie, aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van vijf jaren verbinden.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte als bijkomende straf een beroepsverbod opleggen om in een functie in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg (in brede zin) werkzaam te zijn, nu de bewezenverklaarde feiten tijdens de uitoefening van zijn beroep als flexmedewerker/begeleider in de zorg zijn begaan. Dit om te voorkomen dat verdachte wederom in een soortgelijke hulpverleningsrelatie verzeild raakt met alle recidiverisico’s van dien. Dit verbod zal worden opgelegd voor een termijn van vijf jaren.
maatregel 38v
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met [naam slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum slachtoffer 1], en met [naam slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum slachtoffer 2].
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
conclusie
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen en maatregel passend en geboden. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank niet komt tot een integrale bewezenverklaring van feit 2, waarop de officier van justitie de eis wel mede heeft gebaseerd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

De benadeelde partij [naam benadeelde 1].
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1], ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 11.750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Hij heeft gevorderd dat aan de verdachte ter zake van het aan de benadeelde partij toe te wijzen bedrag de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafvordering wordt opgelegd.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering, omdat de vordering uitgaat van een -niet ten laste gelegde- verkrachting en het (daarbij behorende) element van fysieke dwang of psychische druk ook niet is komen vast te staan en voorts omdat de onderbouwing voor het gestelde psychische letsel ontbreekt.
De benadeelde partij [naam benadeelde 2].
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2], ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.450,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Hij heeft gevorderd dat aan de verdachte ter zake van het aan de benadeelde partij toe te wijzen bedrag de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafvordering wordt opgelegd.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft over de vordering geen standpunt ingenomen.
Beoordeling van de vorderingen van de benadeelde partijen:
Een schriftelijke onderbouwing van het door de benadeelde partijen gestelde psychische letsel ontbreekt. Indien echter de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen (HR d.d. 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793) kan een nadere concrete (schriftelijke) onderbouwing van het gestelde letsel achterwege blijven.
Op grond van de aard en de ernst van het bewezenverklaarde door verdachte jegens de benadeelde begane delict en de omstandigheden waaronder de aan dit delict ten grondslag liggende seksuele handelingen hebben plaatsgevonden is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor door de Hoge Raad bedoelde situatie zich voordoet.
Aan de benadeelde partijen zal daarom een vergoeding wegens geleden immateriële schade worden toegekend.
Die schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid in het geval van de benadeelde [naam benadeelde 1] worden vastgesteld op
€ 5.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De schade in het geval van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 500,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag in het geval van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] wordt vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf
11 januari 2022 en in het geval van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] met ingang van
13 november 2021.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (ten dele) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusies
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van
€ 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 31, 36f, 38v, 38w, 57, 246 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 5 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich laten onderzoeken en ambulant laten behandelen door een forensisch psychiatrische polikliniek te bepalen door de reclassering, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzet de verdachte uit het recht tot de uitoefening van een beroep als begeleider in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg voor de duur van vijf jaar;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum slachtoffer 1]
en met [naam slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum slachtoffer 2];
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
de benadeelde partij [naam benadeelde 1]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1], te betalen een bedrag van
€ 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 1] te betalen
€ 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
de benadeelde partij [naam benadeelde 2]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 2] te betalen
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. C.H. Breevoort-de Bruin en G.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 11 januari 2022 te [plaatsnaam], althans in Nederland
in de functie van flexmedewerker/begeleider bij de afkickkliniek van
[naam instelling],
terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg,
ontucht heeft gepleegd
met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
[naam slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum slachtoffer 1],
die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd,
door
- die [naam slachtoffer 1] te zoenen en/of
- de hand van die [naam slachtoffer 1] op zijn penis te leggen en/of
- zijn penis in de mond van die [naam slachtoffer 1] te brengen en/of bewegen en/of
- zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer 1] te brengen en/of bewegen;
2
hij op of omstreeks 13 november 2021 te Leiden, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten door
- [naam slachtoffer 2] te vragen mee te lopen naar een lege kamer om iets te bespreken
en/of
- [naam slachtoffer 2] ongevraagd seksuele afbeeldingen te tonen en/of
- nadat die [naam slachtoffer 2] had gezegd dat zij niet zulke afbeeldingen wilde zien,
andere soortgelijke seksuele afbeeldingen aan haar te tonen en/of
- zodra die [naam slachtoffer 2] wegliep die [naam slachtoffer 2] met kracht bij de polsen te pakken
en/of vast te houden en/of
- nadat die [naam slachtoffer 2] zichzelf had losgetrokken haar wederom vast te pakken
en/of haar tegen de muur te duwen en/of
- het fysieke geworstel en/of het geroep “stop”, “ik wil dit niet” en/of “laat me los”
van [naam slachtoffer 2] te negeren en/of
- te proberen [naam slachtoffer 2] te zoenen en/of haar in de nek te kussen en/of hiermee
door te blijven gaan en/of
- [naam slachtoffer 2] vast te pakken bij haar middel,
die [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten
- het tonen van afbeeldingen, te weten foto’s en/of filmpjes waarop hij, verdachte,
seks met iemand heeft en/of
- het kussen van die [naam slachtoffer 2] in de nek en/of het proberen te zoenen van die
[naam slachtoffer 2].