Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- vrijspraak van het impliciet primair ten laste gelegde, te weten moord;
- bewezenverklaring van het impliciet subsidiair ten laste gelegde, te weten doodslag;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren met aftrek van voorarrest, alsmede terbeschikkingstelling (hierna: tbs) van de verdachte, met bevel tot dwangverpleging.
4..Waardering van het bewijs
-anders dan hij heeft verklaard
-niet bij de balkondeur komen, omdat de keuken een vrij kleine ruimte betreft en het fysiek niet mogelijk is dat [naam getuige 1] langs de verdachte en het slachtoffer had kunnen komen. De verklaring van [naam getuige 1] kan dus feitelijk niet juist zijn. Niet valt uit te sluiten dat [naam getuige 1] deze verklaringen heeft afgelegd om voor zichzelf te kunnen rechtvaardigen dat hij het slachtoffer, zijn moeder, niet heeft kunnen beschermen. Bovendien komt de verklaring uit één bron en wordt deze niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.
-kras
-en snijletsels alsdan op een stoffelijk overschot zijn aangebracht.
-anders dan [naam getuige 1] heeft verklaard
-niet geprobeerd heeft en hij uit daaruit voortkomend schuldgevoel een onjuiste verklaring ten nadele van de verdachte heeft afgelegd, wordt niet door de rechtbank gevolgd. De verdachte is een sportief gebouwde volwassen man van circa twee meter lang en niet valt in te zien (en die omstandigheden zijn ook niet gesteld) waarom het voor de 13-jarige [naam getuige 1] zeker wel mogelijk was geweest de verdachte weg te trekken.
-en afgewezen
-tijdens de pro forma zitting van 18 juli 2022. De verdediging heeft geen (nieuwe) aanknopingspunten aangereikt op basis waarvan onderzoek zou moeten worden uitgevoerd, waarbij bovendien sprake is van een getraumatiseerde minderjarige. De enkele verklaring van de verdachte dat wat [naam getuige 1] zegt niet klopt en de stelling van de verdediging dat “niet uit te sluiten is” dat [naam getuige 1] (onbewust) een onjuiste verklaring heeft afgelegd, is hiertoe onvoldoende. Hierbij wijst de rechtbank enerzijds op de innerlijk tegenstrijdige verklaring van de verdachte en anderzijds op de hiervoor genoemde overeenkomsten tussen de verklaring van [naam getuige 1] en andere bewijsmiddelen.
-‘alsof je iemand wilt klemmen’
-en haar met het mes stak. Terwijl de verdachte het slachtoffer aan het steken was, onder andere in haar nek en in haar arm, bewoog het slachtoffer naar achteren. Omdat de verdachte het slachtoffer vasthield, kon zij niet wegkomen. Terwijl de verdachte instak op het slachtoffer, trachtte zij weg te kruipen, riep zij om hulp en riep zij de naam van [naam getuige 1] . [naam getuige 1] heeft vervolgens geprobeerd om de verdachte van het slachtoffer af te halen door aan de verdachte te trekken, maar dit lukte hem niet. Hierop stopte de verdachte met steken, wees hij met het mes naar [naam getuige 1] en zei hij tegen [naam getuige 1] ‘niet doen’, ‘ga weg’ en ‘rustig’. Omdat het [naam getuige 1] niet was gelukt om de verdachte van het slachtoffer af te halen, probeerde hij hierna de balkondeur te openen om daar om hulp te roepen. Hierop sprak de verdachte wederom [naam getuige 1] aan, zei tegen [naam getuige 1] dat hij dit niet moest doen en dat hij rustig moest blijven. De verdachte is vervolgens doorgegaan met het steken van het slachtoffer. [naam getuige 1] heeft het steken omschreven als zeer rustig, ‘een soort schrijven’. De verdachte is het slachtoffer blijven steken, totdat het slachtoffer niet meer bewoog.
-toen [naam getuige 1] naar de balkondeur liep om daar om hulp te roepen
-nogmaals aangesproken om hem dit te beletten. Vervolgens heeft verdachte de keuze gemaakt om verder te gaan met het steken van het slachtoffer, die op dat moment om hulp riep en nog trachtte weg te kruipen. De verdachte ging hierna op een rustige en kalme wijze door met het veelvuldig steken van het slachtoffer tot zij niet meer bewoog en haar laatste adem uitblies.
-meer dan een uur later
-bij de politie heeft gemeld is hiervoor onvoldoende. Ook anderszins acht de rechtbank geen contra-indicaties aanwezig.
5..Strafbaarheid feit
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf en maatregel
-in onderlinge samenhang
-onder meer ook naar de aanwezige stoornis, de behandelbaarheid van die stoornis, het inzicht dat de verdachte heeft in zijn problematiek en de stoornis en hoe het leven van de verdachte er uit ziet op de verschillende leefgebieden.
-anders dan de deskundigen ten onrechte concluderen
-geen sprake van recidivegevaar. Immers blijkt dit geenszins uit de justitiële documentatie van de verdachte. Indien de rechtbank hierin meegaat, kan maximaal een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren worden opgelegd. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat oplegging van tbs met dwangverpleging noodzakelijk is, verzoekt de verdediging om naast die maatregel een maximale gevangenisstraf voor de duur van zes jaren op te leggen.
De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de tbs van de verdachte met verpleging van overheidswege. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling. Ten aanzien van het gevaar voor herhaling merkt de rechtbank op dat volgens de deskundigen het recidivegevaar niet alleen is gebaseerd op het strafblad van de verdachte, maar op een veelvoud van factoren, waaronder de aanwezige stoornis, de behandelbaarheid van die stoornis, het gebrek aan inzicht daarin en hoe het leven van de verdachte er uit ziet op de verschillende leefgebieden.
8..Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen
9..Toepasselijke wettelijke voorschriften
10..Bijlagen
11..Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) jaren;
ter beschikking wordt gesteld;
van overheidswege wordt verpleegd;
€ 85.100,- (zegge: vijfentachtigduizend honderd euro), bestaande uit € 5.100,- aan materiële schade en € 80.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 80.000,- vanaf 18 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en over een bedrag van € 5.100,- vanaf het moment van ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 1] te betalen
€ 85.100,-(hoofdsom,
zegge: vijfentachtigduizend honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 80.000,- vanaf 18 januari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening en over een bedrag van € 5.100,- vanaf het moment van ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 85.100,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
365 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
€ 94.280,- (zegge: vierennegentigduizend tweehonderdtachtig euro), bestaande uit € 14.280,- aan materiële schade en € 80.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 80.000,- vanaf 18 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en over een bedrag van € 14.280,- vanaf het moment van ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 2] te betalen
€ 94.280,-(hoofdsom,
zegge: vierennegentigduizend tweehonderdtachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 80.000,- vanaf 18 januari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening en over een bedrag van € 14.280,- vanaf het moment van ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 94.280,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
365 dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
€ 29.831,68(
zegge: negentwintigduizend achthonderdéénendertig euro en achtenzestig cent), bestaande uit € 12.331,68 aan materiële schade en € 17.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 17.500,- vanaf 18 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en over een bedrag van € 12.331,68 vanaf 9 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 3] te betalen
€ 29.831,68(hoofdsom,
zegge: negentwintigduizend achthonderdéénendertig euro en achtenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 17.500,- vanaf 18 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en over een bedrag van € 12.331,68 vanaf 9 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 29.831,68,- niet mogelijk blijkt
, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
184 dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
€ 17.500,- (
zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 4] te betalen
€ 17.500,-(hoofdsom,
zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 17.500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
122 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
€ 1.136,47(
zegge: duizend honderdzesendertig euro en zevenenveertig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 7] te betalen
€ 1.136,47(hoofdsom,
zegge: duizend honderdzesendertig euro en zevenenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.136,47 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
21 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;