ECLI:NL:RBROT:2022:8229

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
9786043
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand en gemeentelijke schuldhulpverlening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over een huurachterstand. [eiseres] vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van de huurachterstand van € 10.246,11, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 augustus 2022 heeft [eiseres] de huurachterstand toegelicht, terwijl [gedaagde] geen bewijs heeft geleverd van enige betaling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand niet is betwist en heeft de vordering tot betaling van de huurachterstand toegewezen.

De kantonrechter heeft ook de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst beoordeeld. Hierbij is gekeken naar de tekortkomingen van [gedaagde] en de gevolgen daarvan. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van tien maanden, samen met het feit dat [gedaagde] geen melding heeft gedaan van haar schuldhulpverlening, voldoende grond vormde voor ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die haar belang bij behoud van het gehuurde zwaarder deden wegen dan het belang van [eiseres].

De rechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis en heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiseres] direct kan overgaan tot ontruiming indien [gedaagde] niet aan de veroordelingen voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9786043 \ CV EXPL 22-10214
datum uitspraak: 30 september 2022
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 8 juli 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van [eiseres], met producties.
1.2.
Op 23 augustus 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Namens [eiseres] was daarbij aanwezig [naam 1], bijgestaan door de gemachtigde [naam 2]. [gedaagde] is eveneens verschenen.

2..De verdere beoordeling

2.1.
[eiseres] heeft gevorderd de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen het gehuurde te ontruimen en haar te veroordelen tot de ontstane huurachterstand te betalen, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten.
2.2.
In het tussenvonnis van 8 juli 2022 heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald, bij welke gelegenheid [eiseres] nader diende te onderbouwen of, en zo ja op welke wijze, zij aan artikel 2 van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening (hierna: ‘het Besluit’) heeft voldaan en [gedaagde] nader diende toe te lichten wat de huidige stand van zaken was met betrekking tot haar schuldhulpverleningstraject. Bij hetgeen partijen daaromtrent hebben aangevoerd zal hierna - voor zover van belang - nader worden ingegaan.
huurachterstand, rente en buitengerechtelijke incassokosten
2.3.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [eiseres] een actuele specificatie van de huurachterstand in het geding gebracht. Daaruit volgt dat er sprake is van een huurachterstand van € 10.246,11, berekend tot en met de maand augustus 2022. [gedaagde] heeft de hoogte van de gestelde huurachterstand ter zitting niet meer betwist en heeft ook geen betalingsbewijzen meer overgelegd, waaruit kan worden afgeleid dat zij meer of anders heeft betaald. De kantonrechter zal dan ook van de juistheid van de gestelde huurachterstand uitgaan. Dit betekent dat het bedrag van € 10.246,11 aan tot en met augustus 2022 berekende huurachterstand zal worden toegewezen.
2.4.
De tot 14 maart 2022 berekende wettelijke rente van € 53,85 wordt, als op de wet gegrond en door [gedaagde] niet weersproken, eveneens toegewezen op de wijze zoals hierna in het dictum vermeld.
2.5.
[eiseres] maakt daarnaast aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] is in haar aanmaning van
1 december 2021 uitgegaan van een hoger bedrag aan hoofdsom dan op dat moment was verschuldigd. Gebleken is immers dat [eiseres] reeds op 25 november 2021 een betaling van € 765,00 van [gedaagde] had ontvangen, welke betaling niet in de aanmaning van 1 december 2021 was verwerkt. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen daarom worden afgewezen.
ontbinding huurovereenkomst
2.6.
In het tussenvonnis van 8 juli 2022 is reeds overwogen dat op grond van artikel 6:265 BW iedere tekortkoming van een partij de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding niet rechtvaardigt. Beoordeeld moet worden of de tekortkoming gelet op alle omstandigheden van het geval van voldoende gewicht is om de ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen. Daarbij heeft de kantonrechter overwogen dat de vraag of [eiseres] het bepaalde in artikel 2 van het Besluit
- dat wil zeggen het door [eiseres] melden van de betalingsachterstand van [gedaagde] bij de gemeente met het oog op de zogenoemde ‘vroegsignalering’ van schulden - één van de factoren is, die kan worden meegewogen bij de beoordeling of ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te rechtvaardigen is.
2.7.
[eiseres] heeft nader toegelicht dat zij geen melding heeft gedaan, zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit. Het enkele feit dat een verhuurder geen melding heeft gedaan aan de gemeente is op zichzelf genomen onvoldoende om een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst af te wijzen. Daarvoor zal, naast het feit dat niet voldaan is aan artikel 2 van het Besluit, sprake moeten zijn van bijkomende omstandigheden die maken dat de tekortkoming, gelet op alle omstandigheden van het geval, van onvoldoende gewicht is om de ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen. Van dergelijke omstandigheden is in dit geval naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gebleken.
2.8.
Bij de beoordeling of ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is, weegt in dit geval zwaar mee dat de huurachterstand sinds dagvaarding nog verder is opgelopen, waardoor er - naast de onbetaald gelaten afrekeningen stookkosten en berekend tot en met augustus 2022 - per saldo sprake is van een huurachterstand van maar liefst tien maanden. Daarbij komt dat [gedaagde] op 25 mei 2022 voor de laatste maal een huurbetaling heeft verricht. Nadien heeft zij de maandelijkse huur volledig onbetaald gelaten, ondanks het feit dat zij op de eerste rolzitting heeft gesteld dat zij de lopende huur wel betaalde. Bovendien heeft [gedaagde] op die rolzitting eveneens te kennen gegeven € 100,00 per maand te kunnen aflossen, maar heeft zij desondanks sindsdien geen enkele betaling ter aflossing gedaan.
2.9.
Daarnaast heeft [gedaagde] op de rolzitting van 5 april 2022 medegedeeld dat zij zich had aangemeld bij schuldhulpverlening. Gelet op die mededeling had van [gedaagde] tenminste verwacht mogen worden dat zij ter mondelinge behandeling - derhalve ruim vier maanden na voornoemde rolzitting - concreet kon aangeven hoe ver het schuldhulpverleningstraject inmiddels gevorderd was en op welke wijze de onderhavige vordering betaald zou gaan worden. Daartoe is [gedaagde] echter niet in staat gebleken. [gedaagde] heeft ter mondelinge behandeling slechts kunnen mededelen dat haar begeleider thans bezig is met het verzamelen van stukken voor het indienen van een aanvraag voor schuldhulpverlening via de Kredietbank en dat de verwachting is dat die aanvraag binnen een maand zal worden ingediend, waarna de Kredietbank vervolgens binnen acht weken daarna zal besluiten of [gedaagde] wordt toegelaten. Dit betekent dat er ook thans nog altijd geen enkel concreet vooruitzicht is op een oplossing voor onderhavige situatie, terwijl de huurachterstand maandelijks steeds verder toeneemt.
2.10.
Uit het bovenstaande volgt reeds dat [eiseres] een groot belang heeft bij beëindiging van de huurovereenkomst, om zodoende haar schade nog enigszins te kunnen beperken. [gedaagde] heeft daartegenover geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht die tot de conclusie zouden moeten leiden dat haar belang bij behoud van het gehuurde zwaarder dient te wegen dan het belang van [eiseres] bij de gevorderde ontbinding en ontruiming. Dat leidt tot het oordeel dat in dit geval de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming onder de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd is en zal worden toegewezen.
2.11.
De ontruimingstermijn zal naar redelijkheid op 14 dagen na betekening van dit vonnis worden gesteld.
toekomstige termijnen
2.12.
[gedaagde] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin zij het gehuurde met al haar spullen heeft verlaten, met dien verstande dat zij na ontbinding van de huurovereenkomst op grond van artikel 7:225 BW een maandelijkse vergoeding gelijk aan de huurprijs aan [eiseres] verschuldigd is. De vordering tot betaling van een bedrag van
€ 765,00 voor iedere maand dat [gedaagde] het gehuurde tot aan de ontruiming nog in bezit zal houden, wordt dan ook toegewezen.
proceskosten
2.13.
[gedaagde] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres] tot vandaag vast op € 129,74 aan dagvaardingskosten, € 514,00 aan griffierecht en € 933,00 aan salaris voor de gemachtigde (3 punten x € 311,00). Dit is totaal € 1.576,74. Voor kosten die [eiseres] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde] ook een bedrag betalen van € 124,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
2.14.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € € 10.246,11 aan huurachterstand tot en met de maand augustus 2022 en € 53,85 aan tot 14 maart 2022 verschenen rente, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het saldo vanaf 14 maart 2022 dat aan hoofdsom, exclusief rente en kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag van volledige betaling;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eiseres] te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen € 765,00 met ingang van de maand september 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot vandaag vastgesteld op € 1.576,74;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
44487