In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Catharina-Ziekenhuis en een onverzekerde patiënt, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres, Catharina-Ziekenhuis, vorderde betaling van een factuur van € 6.568,62 voor medische behandeling die op 4 juni 2021 had plaatsgevonden. De patiënt had geen zorgverzekering en was na een val in een bewusteloze toestand naar het ziekenhuis gebracht. De eiseres stelde dat de patiënt in gebreke was gebleven met de betaling van de factuur, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten, en vorderde in totaal € 7.480,24.
De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat het ziekenhuis zijn informatieplicht had geschonden, omdat hij niet was geïnformeerd over de behandeling en de kosten, en dat het ziekenhuis niet had voldaan aan de voorwaarden van de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden. De kantonrechter oordeelde dat het ziekenhuis niet in gebreke was gebleven, omdat de patiënt in een situatie verkeerde waarin hij niet in staat was om geïnformeerd te worden. De rechter concludeerde dat de informatieplicht niet geschonden was, omdat er geen mogelijkheid was om toestemming te vragen aan de patiënt of zijn vertegenwoordigers.
De kantonrechter wees de vordering van Catharina-Ziekenhuis af, omdat het ziekenhuis niet tijdig een melding had gedaan voor vergoeding van de kosten onder de Subsidieregeling. De rechter oordeelde dat het verzuim van het ziekenhuis om deze melding te maken, leidde tot de conclusie dat de vordering onaanvaardbaar was. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 622,- werden vastgesteld. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor de proceskostenveroordeling.