ECLI:NL:RBROT:2022:8197

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
9774690
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand met aandacht voor meldplicht verhuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen VDN Vastgoed B.V. en een gedaagde huurder. VDN, vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarders, vorderde betaling van een huurachterstand van € 2.491,65, rente en buitengerechtelijke kosten, alsook ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De gedaagde, die zelf procedeerde, betwistte de huurachterstand en voerde aan dat deze was ontstaan door het niet betalen van zijn bewindvoerder. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand substantieel was en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was, ondanks de niet-naleving van de meldplicht door VDN volgens het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening. De rechter concludeerde dat vroegsignalering in dit geval niet had kunnen voorkomen dat de huurachterstand opliep, aangezien de gedaagde al onder bewind stond en er nieuwe schulden waren ontstaan. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis en tot betaling van de huurachterstand, rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9774690 CV EXPL 22-9897
datum uitspraak: 9 september 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
VDN Vastgoed B.V.,
vestigingsplaats: Chaam,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarders R.A.M. Vismans en W.H.A. van Rijckevorsel,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘VDN’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 22 maart 2022, met bijlagen;
  • de beschikking van de kantonrechter in deze rechtbank van 22 maart 2022;
  • de rolbeslissing van 14 april 2022;
  • het antwoord van 12 juni 2022;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
1.2.
Op 26 juli 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij is namens VDN [naam 1], directeur van VDN, verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen, bijgestaan door [naam 2], tolk in de Poolse taal.

2..De feiten

2.1.
Tussen VDN als verhuurder en [gedaagde] als huurder is een huurovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de woning aan de [adres] (hierna: ‘het gehuurde’).
2.2.
Uit hoofde van deze huurovereenkomst is [gedaagde] bij vooruitbetaling huur verschuldigd aan VDN, laatstelijk bedragend € 601,75 per maand.
2.3.
Naar aanleiding van het verzoek van [gedaagde] om het ingestelde bewind over zijn goederen op te heffen, heeft er op 8 maart 2022 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij beschikking van 22 maart 2022 is het op 12 oktober 2015 ingestelde bewind per 1 juni 2022 opgeheven.

3..Het geschil

3.1.
VDN eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen, en, indien hij daarmee in gebreke blijft, de machtiging om de ontruiming op kosten van [gedaagde] zelf te bewerkstelligen door een deurwaarder, zonodig met hulp van de sterke arm van politie en/of justitie;
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 2.919,05, met rente en de lopende huur vanaf april 2022;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de huurachterstand van € 2.491,65, rente van € 219,56 (berekend tot 22 maart 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 207,84 (inclusief btw).
3.2.
VDN baseert de eis op het volgende. [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Door de achterstand zag VDN zich genoodzaakt haar vordering op [gedaagde] ter incasso uit handen te geven aan haar gemachtigde. VDN maakt om die reden tevens aanspraak op een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. De huurachterstand is buiten medeweten van [gedaagde] ontstaan, doordat zijn bewindvoerder de huur niet betaalde. Hij werd pas na het uitbrengen van de dagvaarding hiermee bekend. Hij had geen enkel inzicht in zijn rekening. Als de verhuurder direct contact had opgenomen met [gedaagde] dan had hij in een keer de volledige achterstand kunnen betalen. De zoon van [gedaagde] heeft tijdens de procedure contact opgenomen met de deurwaarder om aan te geven dat hij de huurachterstand wilde afbetalen, maar daar ging de verhuurder niet mee akkoord. [gedaagde] is in staat om de huurachterstand af te lossen.

4..De beoordeling

4.1.
VDN heeft aan de hand van een actueel overzicht van de huurachterstand aangevoerd dat de huurachterstand tot en met juli 2022 € 2.491,65 bedraagt. [gedaagde] stelt daarentegen op 24 juli 2022 de huur voor de maand juli 2022 ter hoogte van € 601,75 te hebben overgemaakt aan VDN. Ter onderbouwing heeft hij ter zitting een bankafschrift als betalingsbewijs overgelegd. De kantonrechter constateert dat in de actuele specificatie het door [gedaagde] overgelegde betalingsbewijs nog niet is verwerkt, zodat niet in rechte kan worden vastgesteld dat de huurachterstand tot en met juli 2022 € 2.491,65 bedraagt. Tussen partijen is evenwel niet in geschil dat de bij dagvaarding gevorderde huurachterstand tot en met maart € 2.491,65 bedraagt. De vordering tot betaling van huurachterstand tot en met maart 2022 van € 2.491,65 wordt dan ook toegewezen, met dien verstande dat eventueel nadien verrichte betalingen in mindering strekken op dit bedrag.
4.2.
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst deze vordering alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden voldoende zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen (zie: Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810).
4.3.
De huurachterstand bedraagt ruim 4 maanden. Dit rechtvaardigt in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. [gedaagde] voert aan pas na de dagvaarding bekend te zijn geworden met de huurachterstand. De omstandigheid dat de huurschuld buiten de schuld van [gedaagde] om is ontstaan door het handelen, dan wel nalaten, van zijn voormalige bewindvoerder, vormt geen aanleiding de ontbinding van de huurovereenkomst af te wijzen. Vooropgesteld wordt dat uit de beschikking van de kantonrechter van 22 maart 2022 volgt dat de bewindvoering is stopgezet doordat het budget van [gedaagde] onder druk stond nadat zijn uitkering werd gekort in verband met zijn inwonende meerderjarige zoons en het niet is gelukt om hen een consequente financiële bijdrage te laten leveren. Ter zitting is niet gebleken dat die situatie is gewijzigd. [gedaagde] is bovendien (in ieder geval) sinds het uitbrengen van de dagvaarding bekend met de huurachterstand. Desondanks is niet gebleken dat [gedaagde] gedurende de procedure de achterstand (deels) is ingelopen. Ook zijn geen voor VDN acceptabele betalingsvoorstellen gedaan die tot gevolg hebben dat op korte termijn de huurachterstand wordt ingelopen. Gelet op het feit dat [gedaagde] bij herhaling stelt de huurachterstand te kunnen en willen aflossen, had het op zijn weg gelegen een start te maken met het afbetalen van de huurachterstand. Nu hij dit heeft nagelaten, komen de gevolgen daarvan voor zijn rekening en risico. De enkele omstandigheid dat [gedaagde] de huur voor de maanden april tot en met juni wel heeft betaald, maakt dit niet anders.
4.4.
Ook de omstandigheid dat VDN heeft verzuimd tijdig melding te maken bij de gemeente van de huurachterstand van [gedaagde], vormt geen reden om de ontbinding en ontruiming af te wijzen. Per 1 januari 2021 zijn verhuurders op grond van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening (‘Bgs’) verplicht een dergelijke melding te doen, om door vroegsignalering huisuitzetting door schulden te voorkomen. VDN stelt dat er geen vroegsignalering heeft plaatsgevonden, omdat de huurachterstand is ontstaan in 2020, vóór inwerkingtreding van de Bgs, en het dossier in 2020 al aan de deurwaarder ter incasso uit handen is gegeven. De kantonrechter stelt voorop dat het voorgaande de verhuurder niet ontslaat van zijn meldplicht in het kader van vroegsignalering. Doorslaggevend ter vaststelling van de meldplicht is de ernst van de schuld. Na het uit handen geven van het dossier aan de deurwaarder is de huurachterstand verder opgelopen, zodat ook die omstandigheid aanleiding vormt een signalering te melden in de zin van de Bgs. Hoewel VDN niet aan haar verplichting uit het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening heeft voldaan, is de kantonrechter in deze zaak van oordeel dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De kantonrechter acht het niet aannemelijk dat een vroegsignalering in dit geval het oplopen van de huurachterstand had kunnen voorkomen. [gedaagde] stond al onder bewind waarbij het schuldhulpverleningstraject met positief gevolg was beëindigd. Daarna ontstonden er echter nieuwe schulden die door gebrek aan medewerking van de zijde van [gedaagde] niet opgelost konden worden, waarna de bewindvoering is geëindigd. Het eerdere schuldhulpverleningstraject heeft niet kunnen helpen voorkomen dat de huurachterstand (opnieuw) is opgelopen, zodat een eventuele vroegsignalering in dat geval geen verschil had gemaakt.
4.5.
Het voorgaande betekent dat de gevorderde ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst en de ontruiming van de woning wordt toegewezen. De ontruimingstermijn zal op 14 dagen na de betekening van dit vonnis worden gesteld.
4.6.
Indien [gedaagde] niet vrijwillig aan de veroordeling voldoet, is de deurwaarder bevoegd de ontruiming, zonder rechterlijke tussenkomst, uit te voeren op grond van artikel 556 Rv. De door VDN gevorderde machtiging de ontruiming zelf uit te voeren zal dan ook worden afgewezen. [gedaagde] zal de kosten van de gedwongen ontruiming moeten betalen.
4.7.
[gedaagde] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin hij de woning met al zijn spullen heeft verlaten. Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen met ingang van de maand april 2022, gelet op de toewijsbare huurachterstand tot en met maart 2022, met dien verstande dat eventueel nadien verrichte betalingen hierop in mindering strekken.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.8.
VDN maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten tot een totaalbedrag van € 207,84. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende is gesteld en gebleken dat is voldaan aan de vereisten van het Besluit, zodat de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 207,84 inclusief btw toewijsbaar is. De rente wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van VDN volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] deze stellingen niet heeft betwist.
proceskosten
4.9.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van VDN tot vandaag vast op € 127,43 aan dagvaardingskosten, € 487,00 aan griffierecht en € 436,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 218,00 tarief). Dit is totaal € 1.050,43. Voor kosten die VDN maakt na deze uitspraak moet [gedaagde] ook een bedrag betalen van € 109,00 (1/2 punt x € 218,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen VDN en [gedaagde] en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning te Achthuizen gelegen aan de [adres] geheel te ontruimen en met al de zijnen en het zijne te verlaten en de sleutels ter beschikking van VDN te stellen;
5.2.
Veroordeelt [gedaagde] om aan VDN te betalen € 2.919,05 (€ 2.491,65 aan huurachterstand berekend tot en met maart 2022, plus € 219,56 aan verschenen wettelijke rente ex artikel 6:119 BW en € 207,84 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het saldo dat aan huurachterstand vanaf de dag van dagvaarding, na iedere debet- en creditmutatie, heeft opengestaan tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] aan VDN te betalen een bedrag van € 601,75 per maand met ingang van de maand april 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, met dien verstande dat eventueel verrichte betalingen hierop in mindering strekken;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van VDN tot vandaag vastgesteld op € 1.050,43;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
50724