In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 4 oktober 2022, wordt het beroep van eiser tegen een boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Wet dieren beoordeeld. De boete werd opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, naar aanleiding van een rapport van bevindingen van de NVWA, waarin werd vastgesteld dat een rund niet geschikt was voor transport omdat het niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen. Eiser, die het rund vervoerde, betwistte de boete en stelde dat het rund correct was geladen en gelost en dat de transporteur niet aansprakelijk kon worden gesteld voor wat er op het slachthuis gebeurde.
De rechtbank heeft het beroep op 31 augustus 2022 behandeld, waarbij eiser, zijn partner, de gemachtigde van verweerder en een toezichthoudend dierenarts aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de toezichthouder voldoende bewijs heeft geleverd dat het rund al voor het transport kreupel was en dat de boete terecht is opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de bevindingen van de toezichthouder gedetailleerd en concreet zijn en dat er geen reden is om aan de juistheid van deze bevindingen te twijfelen. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de boete gematigd zou moeten worden.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de boete, waarbij het belang van dierenwelzijn voorop staat. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.