ECLI:NL:RBROT:2022:8153

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
10084741
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van een woning na ontbinding van de huurovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een kort geding waarin [eiser] zich verzet tegen de executie van een vonnis dat hem verplichtte zijn woning te ontruimen. De achtergrond van de zaak is een huurovereenkomst tussen [eiser] en 11.10 ZVO C.V., waarbij de kantonrechter op 8 juli 2022 de huurovereenkomst heeft ontbonden vanwege geluidsoverlast veroorzaakt door [eiser]. De ontruiming was aanvankelijk aangekondigd voor 13 september 2022, maar werd verzet naar 4 oktober 2022. [eiser] vorderde in kort geding dat de executie van het vonnis geschorst zou worden totdat er in hoger beroep was beslist, en voerde aan dat er sprake was van een kennelijke misslag in het eerdere vonnis en dat zijn belangen zwaarder wogen door de geboorte van zijn dochter op 22 juni 2022.

De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een kennelijke misslag in het eerdere vonnis, aangezien de kantonrechter uitvoerig had gemotiveerd waarom de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De belangenafweging tussen [eiser] en ZVO, die al lange tijd overlast ondervonden van [eiser], leidde tot de conclusie dat de belangen van ZVO zwaarder wogen. De kantonrechter wees de vorderingen van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10084741 VV EXPL 22-358
datum uitspraak: 30 september 2022 (bij vervroeging)
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. G.J.C.R. Romet,
tegen
11.10 ZVO C.V.,
vestigingsplaats: Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.W. Nederveen.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘ZVO’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 september 2022, met producties;
  • de brief van 19 september 2022 van ZVO, met producties;
  • de brief van 20 september 2022 van ZVO, met productie;
  • de spreekaantekeningen van mr. Nederveen.
1.2.
Op 21 september 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigden, in aanwezigheid van de dochter en moeder van [eiser], besproken.

2..De feiten

2.1.
Tussen ZVO en [eiser] bestond een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] (hierna: de woning).
2.2.
Op 22 juni 2022 is [eiser] vader geworden van een dochter genaamd [naam].
2.3.
Bij eindvonnis van 8 juli 2022, gewezen onder zaaknummer 9150539 \ CV EXPL 21-13233, heeft de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam onder meer de onder 2.1 bedoelde huurovereenkomst ontbonden en [eiser] veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Dit vonnis luidt voor zover van belang:
“2.8 Naar het oordeel van de kantonrechter rechtvaardigt enkel de door [eiser]
veroorzaakte geluidsoverlast al de ontbinding van de huurovereenkomst, laat staan als de
door hem richting [naam familie] geuite bedreigingen nog bovenop komen. Gezien de
ernst en het structurele karakter van de geluidsoverlast kan - anders dan [eiser] heeft betoogd - van 11.10 ZVO niet worden verwacht dat zij hem eerst nog een allonge met
gedragsaanwijzingen aanbiedt alvorens op ontbinding van de huurovereenkomst aan te
sturen. Daarnaast maken de ernst en het structurele karakter van de geluidsoverlast dat het
proportioneel is dat [eiser] hierdoor het gebruik van het gehuurde verliest. [eiser]
heeft het geluidsniveau van zijn muziek immers volledig in eigen hand gehad,
zodat het enkel aan hem is toe te rekenen dat hij daardoor nu zijn woning moet verlaten.
(…)
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.14.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het verzoek
daartoe is namelijk op de wet gegrond en er zijn geen redenen om het verzoek niet in te
willigen. Daarnaast is uitvoerbaar bij voorraad-verklaring geïndiceerd, nu de overlast al zeer
lange tijd voortduurt.”
2.4.
ZVO heeft de ontruiming van de woning bij exploot doen aanzeggen tegen 13 september 2022. De ontruimingsdatum is verzet naar 4 oktober 2022.

3..Het geschil

3.1.
[eiser] eist - na wijziging van eis - samengevat:
  • ZVO te verbieden om het tussen partijen gewezen vonnis met het zaaknummer 9150539 \ CV EXPL 21-13233 (verder) te executeren totdat er in een hoger beroep is beslist, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag;
  • ZVO te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser] baseert zijn eis op het volgende. Op grond van artikel 438 lid 2 RV moet het vonnis worden geschorst totdat is beslist op het door [eiser] in te stellen hoger beroep. Er is sprake van een kennelijke juridische misslag in het vonnis van 8 juli 2022, omdat de kantonrechter de verschillende bewijsmiddelen onjuist heeft gewaardeerd. Daarnaast dient het belang van [eiser] bij behoud van de huidige toestand zwaarder te wegen, omdat er sprake is van een nieuw feit door de geboorte van zijn dochter. Executie van het vonnis doet een noodtoestand ontstaan en de ontruiming van de woning is feitelijk onomkeerbaar.
3.3.
ZVO voert gemotiveerd verweer dat strekt tot afwijzing van de eis van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
De ontruiming van de woning is aangezegd tegen 13 september 2022 en vervolgens verzet naar 4 oktober 2022. De spoedeisendheid van de zaak, die overigens ook niet door ZVO is betwist, is daarmee gegeven.
4.2.
ZVO beschikt op grond van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van 8 juli 2022 over een executoriale titel om tot ontruiming van de woning over te gaan. In dit kort geding is aan de orde of de tenuitvoerlegging van dat vonnis - voor zover het de veroordeling tot ontruiming betreft - op de voet van artikel 438 lid 2 Rv moet worden geschorst totdat op het door [eiser] aangekondigde (maar nog niet ingestelde) hoger beroep is beslist.
4.3.
Uit het arrest van 20 december 2019 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2019:2026) volgt - samengevat - het volgende. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen bij de uitvoerbaarheid bij voorraad. Bij de toepassing van deze maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen de beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad is gemotiveerd moet de eiser, afgezien van het geval dat de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
4.4.
Gelet op deze toetsingsmaatstaf overweegt de kantonrechter als volgt.
kennelijke misslag
4.5.
Volgens [eiser] is sprake van een kennelijke juridische en/of feitelijke misslag in het betrokken vonnis, omdat de kantonrechter bewijsmiddelen onjuist zou hebben gewaardeerd. Een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag in een gewezen vonnis wordt niet lichtvaardig aangenomen. Dat geldt des te meer als het, zoals in dit geval, een op tegenspraak gewezen vonnis betreft. Van een dergelijke misslag kan naar het oordeel van de kantonrechter slechts sprake zijn als de vergissing in het recht of in de feiten zó in het oog springt dat daarover geen redelijke twijfel kan bestaan of in het geval dat de motivering van de bewijsbeslissing onbegrijpelijk en/of inhoudelijk tegenstrijdig is. De kantonrechter is in het vonnis van 8 juli 2022 (en het daaraan voorafgaande tussenvonnis) echter uitvoerig ingegaan op de omstandigheden van het geval en heeft gemotiveerd waarom er waarde wordt gehecht aan de verklaringen en geluidsfragmenten van [naam familie]. Bovendien is het zowel het tussenvonnis als het eindvonnis ook voor het overige duidelijk, begrijpelijk en uitvoerig gemotiveerd. Dat de kantonrechter volgens [eiser] is uitgegaan van verkeerde aannames, maakt niet dat er sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis. De vraag of de kantonrechter de bewijsmiddelen al dan niet juist heeft gewaardeerd, dient in hoger beroep aan de orde te komen. In dit kort geding kan daarop niet worden vooruitgelopen. Dat zou immers neerkomen op een verkapt appel. De conclusie van het voorgaande is dat geen sprake is van een kennelijke misslag in het betrokken vonnis.
belangenafweging
4.6.
In het vonnis van 8 juli 2022 is de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad gemotiveerd, zodat bij de belangenafweging enkel feiten en omstandigheden een rol kunnen spelen die bij het nemen van de beslissing niet in aanmerking genomen konden worden doordat zij zich pas na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan.
4.6.1.
Volgens [eiser] is sprake van een nieuw feit door de geboorte van [naam] op 22 juni 2022, die tevens aanwezig was op de onder 1.2. genoemde mondelinge behandeling. De geboorte van [naam] heeft plaatsgevonden kort voor het wijzen van het eindvonnis en de kantonrechter was daarmee niet bekend, zodat hij daar geen rekening mee heeft kunnen houden. [eiser] heeft ter zitting echter verklaard dat hij gedurende de bodemprocedure al gedurende een aantal maanden wist dat zijn vriendin zwanger was, zodat de geboorte van [naam] in die zin voor [eiser] niet onverwachts is geweest. Dat [eiser] klaarblijkelijk noch zijn gemachtigde noch de kantonrechter over de zwangerschap heeft ingelicht, komt voor zijn rekening en risico. Voorts is de kantonrechter van oordeel dat - zelfs als de geboorte van [naam] als een nieuw feit heeft te gelden - de belangen van [eiser] niet zwaarwegender zijn dan de belangen van ZVO. ZVO heeft immers een evident zwaarwegend belang bij de tenuitvoerlegging van het vonnis, omdat de buren van [eiser] al lange tijd ernstige overlast ervaren van [eiser]. De kantonrechter heeft in de bodemprocedure vastgesteld dat het om die reden gerechtvaardigd is om de huurovereenkomst te ontbinden en [eiser] te veroordelen tot ontruiming van de woning. Het voorgaande wordt niet anders indien ervan uit wordt gegaan dat [naam] bij [eiser] woont, hetgeen ZVO overigens heeft betwist en [eiser] niet nader heeft onderbouwd. In ieder geval vanaf 8 juli 2022 diende [eiser] serieus rekening te houden met een ontruiming op korte termijn en aldus te zorgen voor alternatieve woonruimte. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] enige poging daartoe heeft ondernomen. Bovendien is - anders dan de dagvaarding vermeldt - ter zitting komen vast te staan dat de vriendin van [eiser] met haar twee kinderen elders woont, zodat dat belang in deze procedure in ieder geval geen rol speelt.
4.6.2.
Ter zitting heeft [eiser] nog aangevoerd dat ZVO voornemens is om op korte termijn een grootschalige renovatie uit te voeren in het complex waartoe de woning behoort, zodat er geen belang zou zijn bij ZVO om op zeer korte termijn de woning te ontruimen. Wat daarvan ook zij, ZVO heeft betwist dat een grootschalige renovatie aan de orde is, doch alleen een vrijgekomen woning - indien nodig - te renoveren en aldus verhuurklaar te maken (een zogenaamde mutatierenovatie). [eiser] heeft zijn stellingen op dit punt ook op geen enkele wijze onderbouwd, zodat daar in deze procedure niet van uitgegaan kan worden.
4.7.
Gelet op het voorgaande wegen de belangen van [eiser] bij behoud van de bestaande toestand niet zwaar genoeg om af te wijken van de hoofdregel dat ZVO een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis direct ten uitvoer mag leggen. De vordering wordt daarom afgewezen.
proceskosten
4.8.
[eiser] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van ZVO tot vandaag vast op € 498,- aan salaris voor de gemachtigde. Voor kosten die ZVO maakt na deze uitspraak moet [eiser] ook een bedrag betalen van € 124,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de kant van ZVO tot vandaag vastgesteld op € 498,-;
5.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
49039