ECLI:NL:RBROT:2022:8152

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
10/810338-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en dwang, bewezenverklaring van bezit van kinderpornografische afbeeldingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting en dwang, alsook van het bezit van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde verkrachting en dwang, omdat de vereiste dwang niet kon worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de aangeefster, onder druk van de verdachte, weliswaar seksuele handelingen had verricht, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat deze handelingen onder dwang hadden plaatsgevonden. De verdachte had de aangeefster misleid door zich voor te doen als een rijke zakenman en had haar verzocht om seksuele filmpjes van zichzelf te maken, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat er sprake was van dwang in de zin van de wet.

Wel werd de verdachte veroordeeld voor het bezit van twee kinderpornografische afbeeldingen, die hij in de periode van 1 december 2019 tot en met 20 juli 2020 in zijn bezit had. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn van de strafprocedure. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in het geding, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte van de verkrachting werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/810338-20
Datum uitspraak: 27 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboortedatum verdachte] op [geboorteplaats verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Maastricht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. al Mansouri, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
  • oplegging van de maatregel ex artikel 38z Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) met de dadelijke uitvoerbaarheid van die maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1 (verkrachting/dwang)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de onder 1 ten laste gelegde verkrachting.
De verdachte heeft door de aangeefster filmpjes van zichzelf laten maken waarop vergaande seksuele handelingen te zien zijn (hierna: de filmpjes). De aangeefster heeft deze filmpjes op verzoek van de verdachte naar hem gestuurd. Hierna heeft de verdachte met de aangeefster op 6 april 2019 een seksafspraak gemaakt in een hotel in [plaatsnaam]. Tijdens de afspraak heeft ook daadwerkelijk seks plaatsgevonden, waarbij er onder andere sprake was van seksueel binnendringen bij aangeefster. Gebleken is dat de aangeefster bang was dat de verdachte de filmpjes zou publiceren; onder deze grote druk is zij akkoord gegaan met de seksafspraak en heeft zij de seksuele handelingen - waaronder het binnendringen - ondergaan. De verdachte heeft ter terechtzitting immers verklaard dat hij - vóórdat zij op
6 april 2019 in het hotel in [plaatsnaam] hadden afgesproken - per chatbericht op de vraag van de aangeefster of hij de filmpjes zou doorsturen als zij niet zou komen, heeft geantwoord: “Nee, zo snel niet, maar dan heb je wel wat goed te maken”. Dat zich in het dossier een soortgelijk gesprek bevindt van 20 april 2019, sluit niet uit dat de verdachte dit ook vóór de seksafspraak heeft gezegd.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte en de aangeefster hebben op 6 april 2019 in het [naam hotel] te [plaatsnaam] seks gehad, die mede bestond uit seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. De verdachte heeft - voorafgaand aan die seksafspraak - de aangeefster verzocht om filmpjes van zichzelf te maken waarop zij vergaande seksuele handelingen bij zichzelf verricht en om deze filmpjes vervolgens naar hem te versturen. De aangeefster heeft hier gevolg aan gegeven.
Verkrachting
Voor een bewezenverklaring van verkrachting moet de rechtbank primair de vraag beantwoorden of aangeefster door de verdachte is gedwongen tot het ondergaan van het seksuele binnendringen door middel van (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid in de zin van artikel 242 Sr.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 27 augustus 2013 (ECLI:NL:HR:2013:494) geoordeeld dat van door een feitelijkheid dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer als bedoeld in artikel 242 Sr slechts sprake kan zijn, indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Van door een feitelijkheid dwingen kan sprake zijn indien de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of zulk een dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, aldus de Hoge Raad.
De rechtbank acht de hierna te noemen feiten en omstandigheden van belang bij de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van de vereiste dwang.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting consequent verklaard dat hij de aangeefster niet heeft gedwongen tot het ondergaan van het seksuele binnendringen en dat de aangeefster niet de indruk heeft gewekt dat dit seksuele binnendringen tegen haar wil heeft plaatsvonden.
De aangeefster heeft verklaard dat zij via de website Suikerarrangement “[naam 1]”, een rijke zakenman uit Dubai, heeft leren kennen. Op verzoek van deze [naam 1] (over wie de verdachte heeft verklaard dat hij dit zelf betrof) heeft de aangeefster filmpjes van zichzelf gemaakt en vervolgens naar hem verstuurd. Zij zou hiervoor € 1.000,- van [naam 1] krijgen. [naam 1] heeft dit bedrag echter nooit aan haar betaald. Op enig moment heeft [naam 1] de aangeefster verzocht om extreme seks te hebben met zijn vriend [naam verdachte] uit Nederland (de verdachte). De seks moest gefilmd worden. De aangeefster heeft verklaard dat zij voor haar gevoel geen keuze had en dat zij bang was dat [naam 1] het niet goed zou vinden als zij dit niet zou doen. Aangeefster heeft verklaard dat haar gedachten bij de eerder door haar gemaakte filmpjes waren en dat zij bang was dat [naam 1] deze filmpjes op het internet zou plaatsen. De aangeefster heeft verklaard dat [naam 1] nooit heeft gezegd dat hij de filmpjes door zou sturen of op internet zou zetten, maar dat de verdachte dat op een later moment wel tegen haar heeft gezegd.
Op 6 april 2019 vond de afspraak plaats in het [naam hotel] te [plaatsnaam]. In het dossier bevindt zich onder andere het volgende chatgesprek tussen de verdachte en de aangeefster van 20 april 2019:
A: Morgen afspreken van 16:00 tot 18:00 uur?
[naam verdachte]: Is goed.
A: En als ik niet kom dan sturen jullie het door?
[naam verdachte]: Nee, zo snel niet. Maar dan heb je wel wat goed te maken.
De rechtbank is van oordeel dat uit bovengenoemde feiten en omstandigheden niet volgt dat sprake was van dwang van de kant van de verdachte. Voornoemd chatgesprek waaruit het uitoefenen dwang zou kunnen worden afgeleid, dateert immers van ná de seksafspraak op
6 april 2019. Na het chatgesprek van 20 april 2019 is het niet meer gekomen tot een (andere) seksafspraak. Weliswaar heeft de verdachte ter terechtzitting in eerste instantie verklaard dat dit chatgesprek vóór 6 april 2019 heeft plaatsgevonden, maar na het voorhouden van het dossier aan de verdachte is hij hierop teruggekomen en heeft hij verklaard in de war te zijn wat de data van de chatgesprekken betreft. Bewijs voor de stelling dat de verdachte reeds voor 6 april 2019 (al dan niet via chatgesprekken) heeft gedreigd met het openbaar maken/verspreiden van de seksfilmpjes ontbreekt in het dossier. Evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte de aangeefster anderszins heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Dat de verdachte, terwijl hij zich voordeed als een ander (‘[naam 1]’), de filmpjes van aangeefster bezat is hiertoe niet voldoende.
Dwang
Voorts is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte op 6 april 2019 de aangeefster heeft gedwongen iets te doen, namelijk om de filmpjes te maken of seksuele handelingen te verrichten. Hiervoor geldt eveneens dat het chatgesprek waaruit het uitoefenen van dwang zou kunnen worden afgeleid, van na het maken van de filmpjes en na de seksafspraak op 6 april 2019 dateert en dat het anderszins uitoefenen van dwang niet kan worden vastgesteld. Ook hier is de rechtbank van oordeel dat het enkele bezit van de filmpjes door de verdachte niet kwalificeert als het “dwingen door (bedreiging met) een feitelijkheid” als bedoeld in artikel 284 Sr.
De verdachte zal gelet op het voorgaande worden vrijgesproken van zowel de ten laste gelegde verkrachting als de ten laste gelegde dwang. De rechtbank wil echter niet onbesproken laten dat zij wel heeft geconstateerd dat de verdachte de aangeefster op een sluwe wijze heeft misleid door zich voor te doen als de rijke zakenman [naam 1]. Hij heeft de aangeefster op die manier zo ver gekregen om tegen betaling extreme seksfilmpjes van zichzelf te maken en aan hem te verstrekken. Toen hij de filmpjes eenmaal had, heeft hij het afgesproken bedrag van € 1.000,- niet betaald. Dat dit een uitermate respectloze en vernederende behandeling van een ander is, hoeft geen betoog.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring t.a.v. feit 2 (bezit kinderporno)
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, in de periode van 1 december 2019 tot en met 20 juli 2020 te Utrecht,
een gegevensdrager bevattende afbeeldingen,
te weten een foto en een film van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken in bezit
heeftgehadwelke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een penis anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt [bestandsnaam [bestandsnaam 1]]
en
het met een vinger/hand betasten of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt [bestandsnaam [bestandsnaam 2]].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op zijn laptop in een reservekopie van de inhoud van zijn oude iPhone twee kinderpornografische afbeeldingen (een film en een foto) in zijn bezit gehad. Hierop stonden minderjarigen onder de twaalf jaar afgebeeld. Met het bezit van dit materiaal heeft de verdachte indirect bijgedragen aan het toebrengen van grote psychische, emotionele en lichamelijke schade bij de kinderen die het betreft. De afgebeelde personen kunnen nog jaren later worden geconfronteerd met deze afbeeldingen die via het internet kunnen worden verspreid.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
26 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit neemt de rechtbank mee in strafverzwarende zin.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
9 september 2022. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De afgelopen twee jaar heeft de verdachte gewerkt aan zijn maatschappelijke situatie. Hij is een eigen autoschadebedrijf begonnen en heeft zijn schulden afgelost. Naar eigen zeggen ervaart hij meer rust, stabiliteit en voldoening, waarmee hij minder de behoefte voelt om zijn heil te zoeken in (grensoverschrijdende) seksuele activiteiten. De risico's op recidive ten aanzien van zedendelicten worden gebaseerd op de bevindingen vanuit het Pro-Justitia rapport, referenteninformatie en eerdere veroordelingen als hoog ingeschat.
Psycholoog [naam 2] en psychiater [naam 3] hebben beiden een rapport over de verdachte opgemaakt op respectievelijk 21 juli 2022 en 7 september 2022. Zij komen eveneens tot een hoog recidiverisico op een zedendelict. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste politieverhoor van een verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is op 20 juli 2020 voor het eerst bij de politie gehoord. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 20 juli 2020 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim twee jaar en twee maanden. Nu in deze zaak wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van ruim twee maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op het aantal aangetroffen afbeeldingen en de locatie waar deze afbeeldingen zijn aangetroffen, gelet op de omstandigheid dat de verdachte zijn maatschappelijke leven weer op de rit heeft na detentie en rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. In plaats daarvan wordt - overeenkomstig het pleidooi van de raadsman - een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank heeft daarmee tevens rekening gehouden met het taakstrafverbod als bedoeld in artikel 22b Sr.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Ter zake van het onder 1 ten laste gelegde heeft [naam benadeelde] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 6.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen met verhoging met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleitte vrijspraak.
8.3.
Beoordeling en conclusie
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 240b Sr.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
verklaart de benadeelde partij
[naam benadeelde]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F. Wegman, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
primair
hij, op of omstreeks 6 april 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, en/of [plaatsnaam] en/of Rotterdam en/of Utrecht en/of elders in Nederland,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het (meermalen) brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus en/of mond van die [naam slachtoffer] en/of het betasten van de borsten, billen en/of vagina van die [naam slachtoffer],
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het:
- ( laten) maken van foto's en/of filmpjes van (één of meer) seksuele handelingen van hem, verdachte en/of zijn mededader(s), met die [naam slachtoffer] en/of foto's en/of filmpjes van een of meer seksuele handelingen van die [naam slachtoffer] met een hond en/of foto's en/of filmpjes van die [naam slachtoffer] zonder of slechts in weinig verhullende kleding en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer] (via de chat) de woorden toevoegen: "Je weet toch wel dat het maken van dierensex strafbaar is?" en/of "Dan zou (ik) ook ons maar te vriend houden denk ik?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer] vragen om foto's van (de billen en/of borsten en/of het lichaam van) haar zus te maken en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer] (via de chat) de woorden toevoegen: "Maar ik snap dat je er vanaf wilt? dus beter bedenken we iets. Waardoor ik alles verwijder enzo" (hiermee doelend op seksueel getinte foto's en/of filmpjes van die [naam slachtoffer]), en/of "Je sext 2 uur met wie ik wil. Daarna verwijder ik alles", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
waardoor voor die [naam slachtoffer] de vrees is ontstaan dat (een) ander(en) kennis van die foto's en/of filmpjes zou(den) kunnen nemen;
subsidiair
hij, op of omstreeks 6 april 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, en/of [plaatsnaam] en/of Rotterdam en/of Utrecht en/of elders in Nederland,
(telkens) door (bedreiging met) geweld en/of enige andere feitelijkhe(i)d(en) een ander, te weten [naam slachtoffer], wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het maken van seksueel getinte foto's en/of filmpjes (van die [naam slachtoffer]) en/of het verrichten van seksuele handelingen (met die [naam slachtoffer]),
door (telkens) bij voornoemde [naam slachtoffer] de suggestie te wekken dat wanneer
zij, [naam slachtoffer], niet die seksueel getinte foto's en/of filmpjes zou maken en/of
aan hem, verdachte, zou verstrekken en/of wanneer zij, [naam slachtoffer], geen seksuele
handelingen met hem, verdachte, zou verrichten,
hij, verdachte, voornoemde foto's en/of filmpjes (op internet en/of via social media) openbaar zou maken en/of verspreiden;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 1 december 2019 tot en met 20 juli 2020 te Utrecht, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) 2 afbeeldingen en/of een gegevensdrager bevattende afbeeldingen, te weten een foto en een film op een mobiele telefoon (Iphone 6),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt [bestandsnaam [bestandsnaam 1]]
en/of
het met de/een vinger(s)/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt [bestandsnaam [bestandsnaam 2]].