ECLI:NL:RBROT:2022:8125

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
10048279 VV EXPL 22-331
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding ontruiming huurwoning op grond van noodbevel

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Real Estate 010 B.V. en twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De eiseres, Real Estate, had een ontruiming van de huurwoning geëist op basis van een noodbevel dat was afgegeven door de burgemeester van Rotterdam. Dit noodbevel was van kracht na een incident waarbij het gehuurde was beschoten en een explosief was aangetroffen in het portiek. De huurovereenkomst was gesloten met de rechtsvoorganger van Real Estate en gold voor onbepaalde tijd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat [gedaagde 1] betrokken was bij de beschieting of het plaatsen van het explosief. De rechter oordeelde dat [gedaagde 1] niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de hinder die was veroorzaakt, en dat er geen grond was om de huurovereenkomst te ontbinden. De vordering tot ontruiming werd dan ook afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de gedaagden, aangezien Real Estate ongelijk kreeg in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10048279 VV EXPL 22-331
datum uitspraak: 28 september 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Real Estate 010 B.V.,
vestigingsplaats: Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. Th.C. Visser,
tegen

1..[gedaagde 1]

woonplaats: [woonplaats gedaagde 1],
gedaagde,
in persoon verschenen,
2. [gedaagde 2],
woonplaats: [woonplaats gedaagde 2],
gedaagde,
niet verschenen.
De partijen worden hierna ‘Real Estate’, ‘[gedaagde 1]’ en ‘[gedaagde 2]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaardingen van 30 augustus 2022, met bijlagen;
  • de aanvullende producties 6 tot en met 8 van Real Estate;
  • de spreekaantekeningen van mr. T.S. van Zaal van 7 september 2022.
1.2.
Op 7 september 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met mr. T.S. van Zaal namens de gemachtigde van Real Estate en met [gedaagde 1] besproken. [gedaagde 2] is niet verschenen en heeft ook geen bericht van verhindering gestuurd.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben een huurovereenkomst gesloten met de rechtsvoorganger van Real Estate betreffende de woonruimte aan de [adres]. De huurovereenkomst is ingegaan op 1 november 2019 en geldt nu voor onbepaalde tijd. Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de ‘Algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte’ (ROZ-model 2017).
2.2.
In artikel 14.4 van de algemene bepalingen staat:
“Huurder zal bij het gebruik van het gebouw of complex van gebouwen waarvan het gehuurde deel uitmaakt geen hinder of overlast veroorzaken. Huurder zal er voor zorgdragen dat vanwege hem aanwezige derden of dieren dit evenmin doen.
2.3.
Het gehuurde ligt in een complex met meerdere (portiek)woningen.
2.4.
Op 20 juli 2022 is het gehuurde beschoten en is een explosief aangetroffen in de brievenbus in het portiek. Hierdoor hebben verschillende bewoners van het complex hun woning (via het dak) moeten verlaten.
2.5.
Op 21 juli 2022 heeft de burgemeester van Rotterdam met onmiddellijke ingang een noodbevel afgegeven, inhoudende dat het gehuurde voor de duur van één maand is gesloten. Het noodbevel is afgegeven op grond van artikel 175 Gemeentewet.
2.6.
[gedaagde 1] heeft gedurende de periode dat het gehuurde gesloten was bij anderen gelogeerd. Na afloop van de periode van één maand is [gedaagde 1] in het gehuurde teruggekeerd.
2.7.
[gedaagde 2] woont al sinds 2020 niet meer in het gehuurde.

3..Het geschil

3.1.
Real Estate eist samengevat:
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen het gehuurde te ontruimen binnen twee weken na betekening van het vonnis;
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen om aan Real Estate de kosten van de ontruiming te betalen als zij niet aan de veroordeling tot ontruiming voldoen;
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Real Estate baseert de eis op het volgende. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst. Zij moeten ervoor instaan dat aan omwonenden geen hinder wordt veroorzaakt. Op grond van artikel 14.4 van de algemene bepalingen zijn zij verantwoordelijk voor hinder die door derden wordt veroorzaakt. Bij de mondelinge behandeling heeft Real Estate gevraagd om als de vordering tot ontruiming wordt afgewezen, een waarschuwing op te nemen in het vonnis, inhoudende dat [gedaagde 1] zal moeten ontruimen als zich nog eens een incident voordoet.
3.3.
[gedaagde 1] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Hij is zelf ook slachtoffer van de situatie. Hij weet niet waarom het gehuurde is beschoten. Hij houdt zich niet bezig met criminele activiteiten. De politie heeft hem niet als verdachte aangemerkt en ook niet als getuige.

4..De beoordeling

Verstek
4.1.
[gedaagde 2] is niet verschenen en heeft ook geen bericht van verhindering gestuurd. Real Estate heeft de aan [gedaagde 2] betekende dagvaarding overgelegd. De kantonrechter heeft geconstateerd dat [gedaagde 2] correct is opgeroepen voor de zitting van
7 september 2022. Omdat ook de overige bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, heeft de kantonrechter verstek verleend tegen [gedaagde 2]. Op grond van het in artikel 140 lid 3 Rv bepaalde wordt thans één vonnis gewezen dat voor alle partijen wordt beschouwd als een vonnis op tegenspraak. Omdat de vordering van Real Estate een ondeelbare rechtsverhouding betreft, zullen de vorderingen van Real Estate, ook waar de uitkomst daarvan [gedaagde 2] aangaat, worden beoordeeld aan de hand van het door [gedaagde 1] gevoerde verweer.
De vorderingen van Real Estate
4.2.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure zal worden toegewezen. Verder moet het belang van Real Estate bij toewijzing van de vordering worden meegewogen en de gevolgen van toewijzing van de vordering voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid. Als partijen een gewone procedure starten, is de rechter in die procedure niet gebonden aan deze uitspraak.
4.3.
De kantonrechter acht het niet aannemelijk dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde in een bodemprocedure zal worden toegewezen en weigert daarom de gevorderde voorziening. De kantonrechter overweegt daarover het volgende.
4.4.
Uit niets is gebleken dat [gedaagde 1] op welke manier dan ook betrokken is geweest bij de beschieting van zijn woning en de plaatsing van het explosief, anders dan dat deze actie tegen hem gericht lijkt te zijn. Real Estate heeft niet gesteld, en er is ook niet gebleken, dat [gedaagde 1] hierop enige invloed heeft gehad. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat [gedaagde 1] zelf ook slachtoffer van de situatie is, net als de omwonenden. Het is niet [gedaagde 1] die hinder heeft veroorzaakt in het complex en de hinder is ook niet veroorzaakt door derden die vanwege hem in het complex aanwezig waren. Zo’n aansprakelijkheid, die voortvloeit uit artikel 7:219 BW (en waarop het bepaalde in artikel 14.4 van de algemene bepalingen is gebaseerd), kan enkel worden aangenomen als [gedaagde 1] kan worden verweten dat hij niets heeft ondernomen om de hinder te voorkomen, terwijl hij dat wel had kunnen doen. In die zin wijkt dit voorval ook af van het incident dat leidde tot het door Real Estate aangehaalde vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 22 juni 2022 (ECLI:NL:RBAMS:2022:3536). In dat geval ging het om geweld dat was gepleegd door de inwonende kinderen van de huurder, voor wie zij daarom verantwoordelijk was.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat er ook geen grondslag is om een waarschuwing op te nemen in dit vonnis, inhoudende dat bij een volgend incident [gedaagde 1] het gehuurde zal moeten ontruimen.
Proceskosten
4.6.
Real Estate krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot vandaag vast op nihil.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
weigert de gevraagde voorziening;
5.2.
veroordeelt Real Estate in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot vandaag vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
51909