In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] wegens een betalingsachterstand van premies voor de zorgverzekering. De kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam heeft op 22 september 2022 uitspraak gedaan in deze kwestie. VGZ stelt dat [gedaagde01] in gebreke is gebleven met de betaling van de verschuldigde premies, ondanks herhaalde aanmaningen. De vordering omvat een hoofdsom van € 531,13, rente en buitengerechtelijke kosten, wat in totaal neerkomt op € 637,78. [gedaagde01] betwist de vordering en stelt dat zij de premies voor de maanden oktober, november en december 2020 wel degelijk heeft betaald. De kantonrechter heeft de ingediende bewijsstukken van [gedaagde01] beoordeeld, maar oordeelt dat VGZ voldoende heeft aangetoond dat er een betalingsachterstand bestaat. De kantonrechter concludeert dat [gedaagde01] de zorgverzekering niet tijdig heeft opgezegd en dat zij ook voor het jaar 2021 nog premies verschuldigd is. De vordering van VGZ wordt dan ook toegewezen, inclusief de proceskosten en rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.