ECLI:NL:RBROT:2022:8108

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
PL 1700-202169417
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.J. Bader
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift beslag op motorblok van gestolen scooter

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager die zich verzet tegen de inbeslagname van een motorblok dat onder een als gestolen geregistreerde scooter was gemonteerd. De klager had op 30 augustus 2021 beslag gelegd op de scooter in het kader van een strafzaak waarin hij werd verdacht van diefstal en heling. Het klaagschrift richtte zich specifiek tegen het motorblok, dat de klager had gemonteerd onder de scooter. De rechtbank oordeelde dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen het splitsen van de scooter en het motorblok, omdat de beoordeling van het recht op het motorblok verknoopt is met de strafzaak. De officier van justitie had geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was dat het motorblok legaal was aangeschaft door de klager, en dat de montage op de gestolen scooter de opsporing bemoeilijkte. De rechtbank volgde deze redenering en verklaarde het beklag ongegrond, waarbij zij zich aansloot bij de algemene lijn dat het beslag op de gehele scooter van toepassing is. De beslissing werd genomen in het openbaar en is gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Proces-verbaalnummer: [proces-verbaalnummer]
Raadkamernummer: 21/2503
Beschikkingvan de rechtbank Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op het klaagschrift van:

[naam klager], klager,

geboren op [geboortedatum klager] te [geboorteplaats klager],
voor deze zaak domicilie kiezende te Rotterdam, ten kantore van zijn raadsman
mr. R.I. van Haneghem.

Procedure

Op 6 oktober 2021 is op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een klaagschrift ingediend.
Het klaagschrift is op 8 september 2022 voor de raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr. M, van Eck, de klager en de raadsman zijn gehoord.

Feiten

Op 30 augustus 2021 is te Rotterdam onder klager op grond van artikel 94 Sv beslag gelegd op een scooter van het merk/type Gilera type C36 met het registratienummer [registratienummer 1] (hierna: de scooter).
Dit beslag is gelegd in het kader van de onder opgemeld proces-verbaalnummer lopende strafzaak tegen klager. Hij wordt verdacht van onder meer diefstal subsidiair heling van de scooter.
Bij behandeling van het klaagschrift in raadkamer op 14 april 2022 is verduidelijkt dat het klaagschrift ziet op het motorblok dat onder de scooter is gemonteerd. Hierbij is overlegd een afschrift van een e-mailbericht van 15 december 2021 waarin [naam] bevestigd dat hij aan klager een 125cc Gilera runner blok heeft verkocht en deze eerlijk in handen heeft gekregen, inclusief papierwerk. De raadkamerzitting is destijds aangehouden om de zaaksofficier van justitie in de gelegenheid te stellen onderzoek te doen naar de ter zitting overlegde stukken.

Standpunt officier van justitie

De zaaksofficier van justitie heeft schriftelijk geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag. Daartoe is gesteld dat onvoldoende is gebleken dat het motorblok legaal is gekocht door klager en dat de overlegde kopiestukken onvoldoende reden vormen om hier anders over te oordelen. Feit blijft, aldus de officier van justitie, dat [naam klager] ervoor heeft gekozen om dat motorblok te (laten) monteren op een gestolen scooter en op deze manier de herkenning en opsporing van gestolen voertuigen bemoeilijkt. Bovendien maakt het motorblok na montage integraal onderdeel uit van een gestolen scooter.
De officier heeft in raadkamer toegevoegd dat ter terechtzitting zal moeten beoordeeld of klager wist of had moeten weten dat de scooter gestolen was.

Standpunt klager

Namens klager is gepersisteerd bij het verzoek tot teruggave van het motorblok aan klager. Aangevoerd is dat klager niets valt te verwijten omdat hij niet wist dat de scooter was gestolen. Omdat er nog geen terechtzitting is geweest staat dat nog niet vast. Betwist wordt ook dat door de montage het motorblok integraal onderdeel uit is gaan maken van de scooter. Aangehaald is een zaak onder raadkamernummer 20/1313 waarbij de rechtbank heft bepaald dat klager de buddyseat (die was gestolen) van zijn scooter mocht afhalen met teruggave van de scooter, in welke zaak de rechter heeft opgemerkt dat het met de politie maar praktisch moest worden opgelost. Verder wordt niet verwacht dat de zaak daadwerkelijk inhoudelijk zal worden vervolgd.

Beoordeling klacht

In geval van een beklag van de beslagene tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechter eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval indien het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen of de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4°, van het Wetboek van Strafrecht in verbinding met artikel 552f Sv.
Uit de processtukken en het verhandelde in raadkamer is gebleken dat bij klager een gestolen scooter is aangetroffen waaronder een motorblok is gemonteerd voorzien van registratienummer [registratienummer 2], welk motoblok bij Gilera runner 125cc met Duits kenteken [kentekennummer] (met een einde kenteken).
Namens klager is verzocht deze scooter te splitsen in het deel van het chassis dat van diefstal afkomstig is en het motorblok waarvan geen melding is van een diefstal, door het demonteren van het motorblok van de scooter. Klager wil dat zelf wel doen.
De rechter overweegt het volgende.
Vooropgesteld moet worden dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat de rechter, behoudens duidelijke anders liggende gevallen, niet een beslissing zal nemen waarmee hij de rechter in de bodemzaak (de strafzaak) voor de voeten loopt.
In dit verband is voorts van belang dat de wettekst van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht niet dwingt tot splitsing van gestolen onderdelen van de motor, zijnde het chassis van de scooter. Vatbaar voor verbeurdverklaring op grond van de wet zijn immers voorwerpen die aan een veroordeelde verdachte toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of
grotendeelsdoor middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen.
Dat sluit niet uit dat in bijzondere gevallen van samengestelde voertuigen (zoals door de raadsman genoemd) een afwijkende oplossing mogelijk is.
In de door de raadsman aangevoerde casus onder raadkamernummer 20/1313 lijkt op voorhand geen sprake van een heel complexe handeling, het demonteren van een buddyseat van een scooter. Het verzoek tot het demonteren van een motorblok van een scooter kan niet worden gezien een eenvoudige handeling.
In de (niet gepubliceerde) zaak met raadkamernummer 15/854 was verzocht om gestolen onderdelen van een auto te mogen demonteren en was niet vast komen te staan dat het in de praktijk niet haalbaar was dat grote delen van voertuigen worden gedemonteerd als de politie hiervoor geen faciliteit of capaciteit heeft.
In het algemeen moet de beklagrechter echter terughoudendheid betrachten.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 10 april 2018 geoordeeld dat het beslag ziet op de gehele scooter (in die casus was juist het motorblok gestolen en de scooter zelf niet), en voorts dat in die zaak de beklagrechter te ver vooruit was gelopen op de strafzaak door te bepalen dat de scooter met uitzondering van het motorblok terug mocht naar de klager. Het is aan de later oordelende strafrechter om te bepalen of de scooter al dan niet in zijn geheel als voorwerp waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet of het algemeen belang aan het verkeer moet worden onttrokken (ECLI:NL:HR:2018:855 / NJ 2018/202).
In deze zaak sluit de beklagrechter zich aan bij deze algemene lijn. De beoordeling van de vraag of klager recht kan doen gelden op het afzonderlijke motorblok is in dit geval ook verknoopt met de beoordeling van de strafzaak. Het is op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter, later oordelend, zal beslissen dat de scooter verbeurd moet worden verklaard of moet worden onttrokken aan het verkeer. Daarom verzet het belang van strafvordering zich in dit geval tegen het splitsen van scooter en motorblok.
Het beklag wordt ongegrond verklaard.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beklag ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Bader, rechter,
in tegenwoordigheid van R.M.T. Verheijde, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2022.