ECLI:NL:RBROT:2022:8106

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
10-001900-22 + 10-037621-22 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot diefstal met braak; bewezenverklaring vernieling bedrijfspand, woninginbraak en huisvredebreuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 september 2022 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, geboren in 1979, die zich moest verantwoorden voor meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot diefstal met braak, vernieling van een bedrijfspand, woninginbraak en huisvredebreuk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot diefstal met braak, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij met het oogmerk om goederen te stelen het pand is binnengegaan. De rechtbank concludeert dat de verdachte wel schuldig is aan de vernieling van het bedrijfspand, waarbij hij opzettelijk schade heeft veroorzaakt aan ruiten en vers gestorte cementvloeren. Dit gebeurde in de nacht van 27 op 28 september 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat er bloed van de verdachte is aangetroffen op de plaats delict, wat zijn aanwezigheid daar bevestigt. De verdachte heeft echter geen goederen weggenomen, wat leidde tot de vrijspraak voor de poging tot diefstal.

Daarnaast is de verdachte schuldig bevonden aan woninginbraak en huisvredebreuk, gepleegd op 12 februari 2022. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de woning van de aangever door een ruit te vernielen en heeft daarbij een bankpas van de aangever weggenomen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft een strafblad en kampt met verslavingsproblematiek, wat bijdraagt aan zijn delictgedrag. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 194 dagen opgelegd, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-001900-22 + 10-037621-22 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 14 september 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1979,
thans feitelijk verblijvende op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. A.H.A. de Bruijne, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder parketnummer 10-001900-22 primair ten laste gelegde poging tot bedrijfsinbraak;
  • bewezenverklaring van de onder parketnummer 10-037621-22 onder 1 primair ten laste gelegde woninginbraak en de onder 2 ten laste gelegde huisvredebreuk;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het contact- en locatieverbod.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Poging tot bedrijfsinbraak/vernieling (parketnummer 10-001900-22)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de primair ten laste gelegde poging tot bedrijfsinbraak.
De verdachte is door de getuige [naam01] / [naam02] (hierna: de getuige) op
27 september 2021 in de avond gezien bij het Voormalig Schoolgebouw, waar precies in die nacht ramen en kozijnen zijn kapot gemaakt. Ook staan daar direct achter, voetsporen in vers gestort beton. Op één van de raamstijlen is bloed aangetroffen dat van de verdachte blijkt te zijn. Het is zeer onwaarschijnlijk dat het aangetroffen bloed niet afkomstig is van degene die het Voormalig Schoolgebouw naar binnen is gegaan. De verklaring van de verdachte dat dat oud bloed zou zijn, namelijk van de periode dat hij daar gewerkt heeft, is ongeloofwaardig (ook omdat hij daar toen al niet meer werkte).
4.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is – kort gezegd – het volgende aangevoerd.
Uit het dossier blijkt niet duidelijk hoe oud het bloed van de verdachte is, dat op de vensterbank en de raamstijl is aangetroffen. Daarbij is het onduidelijk wanneer de verdachte is gestopt met werken bij het Schoolgebouw. Niet uitgesloten kan worden dat het aangetroffen bloed van reeds vóór de ten laste gelegde periode afkomstig is. Hier komt bij dat de aangetroffen voetsporen in het cement niet zijn onderzocht waardoor niet kan worden vastgesteld dat deze van de verdachte zijn. Voorts heeft de getuige verklaard de verdachte te hebben gezien op de avond van 27 september 2021, terwijl hij aan de achterzijde van het pand liep, nabij de schuur. Zij heeft later mondjesmaat aan haar verklaring toegevoegd dat de verdachte ook bij haar privé over de vloer komt en dat er spullen van de verdachte in de schuur staan opgeslagen. In het dossier wordt niet vermeld dat de getuige bloed op het lichaam van de verdachte of cement aan zijn schoenen heeft waargenomen.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
De verdachte is op de avond van 27 september 2021 aanwezig geweest op het terrein van het Voormalig Schoolgebouw te Dordrecht en in en aan dat gebouw is op die avond/in die nacht op diverse plekken schade veroorzaakt. Op een vensterbank en een raamstijl van het pand is bloed van de verdachte aangetroffen. In het gebouw lag veel installatiemateriaal, gereedschap en kabels. Er zijn geen goederen weggenomen.
De aangever [aangever01] (hierna: de aangever) heeft verklaard dat hij het gebouw op voornoemde datum om 18:30 uur volledig heeft afgesloten en dat hij zeker weet dat er geen schade was aan de kozijnen en het glaswerk. De volgende ochtend heeft de aangever met de politie geconstateerd dat er een ster in een ruit aan de voorzijde van het pand zat en dat er voetstappen stonden in het vers gestorte beton. Voorts hebben zij een kapotte ruit aangetroffen met op de raamstijl daarvan een rode substantie. De aangever heeft hierover verklaard dat dit vermoedelijk (vers) bloed betrof. In een aanvullende verklaring heeft de aangever verklaard dat er uiteindelijk twee ramen met bijbehorende kozijnen en twee pas gestorte betonnen vloeren zijn vernield.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde feiten en omstandigheden de alternatieve lezing van de verdachte uitsluiten en dat het de verdachte is geweest die in de nacht van
27 september 2021 op 28 september 2021 schade heeft veroorzaakt aan de ruiten met kozijnen en de vers gestorte cementvloeren. Het feit dat er een rode substantie is aangetroffen en de verklaring van de aangever inhoudende dat dit vermoedelijk (vers) bloed betrof, sluit naar het oordeel van de rechtbank uit dat het om oud bloed zou gaan.
De rechtbank kan op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, anders dan de officier van justitie heeft gerekwireerd, echter niet vaststellen dat de verdachte het gebouw naar binnen is gegaan met het oogmerk zich wederrechtelijk goederen toe te eigenen. Er zijn immers geen goederen weggenomen uit het gebouw, terwijl de op tenlastelegging genoemde goederen hierin wel aanwezig waren. Het lijkt erop dat de verdachte vrijwillig het pand weer heeft verlaten zonder iets mee te nemen. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde poging tot diefstal met braak.
4.1.4.
Conclusie
De onder parktnummer 10-001900-22 primair ten laste gelegde poging tot diefstal met braak is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De subsidiair ten laste gelegde vernieling kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2. (
(Poging tot) woninginbraak en huisvredebreuk (parketnummer 10-037621-22)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 primair ten laste gelegde voltooide woninginbraak wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is - kort gezegd - het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft bekend dat hij heeft gepoogd in te breken bij de aangever
[aangever02] (hierna: de aangever). Hij heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat hij op zoek was naar goederen die hij kon verhandelen, omdat hij van de aangever nog geld tegoed had. De bij de verdachte aangetroffen passen van de aangever, had hij echter al in zijn bezit vóórdat hij de woning betrad. Uit het dossier blijkt ook dat de verdachte de
ING-bankpas van de aangever mocht gebruiken. Het is dus aannemelijk dat dit ook voor de overige op de tenlastelegging vermelde passen geldt. Er is geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de verdachte.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
De verdachte is op 12 februari 2022 in de woning van de aangever geweest nadat hij een ruit heeft vernield en hij vervolgens door de ontstane opening is geklommen met als doel om goederen uit die woning weg te nemen. De verdachte heeft hierbij verwondingen opgelopen en had als gevolg daarvan bloed aan zijn handen. Door bijna de gehele woning is bloed aangetroffen. Kort nadat de politie ter plaatse kwam, is de verdachte aangetroffen met onder andere een Drechthopper pas op naam van de aangever.
De aangever heeft verklaard dat zijn Drechthopper pas zich in een tasje bevond dat op zijn bed in de woning lag en dat deze pas door de verdachte is weggenomen. Ook heeft de aangever verklaard dat het tasje helemaal onder het bloed zat. In het dossier bevinden zich voorts foto’s van het bebloede tasje.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde feiten en omstandigheden de alternatieve lezing van de verdachte uitsluiten en dat de verdachte op 12 februari 2022 de Drechthopper pas heeft weggenomen uit de woning van de aangever. Derhalve kan de voltooide woninginbraak (en de daarmee samenhangende huisvredebreuk) wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10-037621-22 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
onder parketnummer 10-001900-22
subsidiair
hij, in de periode van 27 september 2021 tot en met 28 september 2021 te Dordrecht,
opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten en kozijnen en vers gestorte cementvloeren,
die aan Voormalig Schoolgebouw, toebehoorden
heeft vernield
ofbeschadigd.
onder parketnummer 10-037621-22
1.
primair
hij, op 12 februari 2022 te [plaats02] ,
een Drechthopper pas
,die aan [aangever02] toebehoorde
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf, te weten een woning aan de [adres02] , heeft verschaft en
datweg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak eninklimming;
2.
hij, op 12 februari 2022 te [plaats02] ,
in de woning aan de [adres02] ,
bij een ander, te weten bij [aangever02] , in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
onder parketnummer 10-001900-22
subsidiair:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen;
onder parketnummer 10-037621-22
de eendaadse samenloop van
feit 1, primair:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming
en
feit 2:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak (en huisvredebreuk) en vernieling van een bedrijfspand.
Met dit gedrag heeft de verdachte ervan blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Dit soort feiten zorgen voor veel overlast en schade en bovendien voor een onveilig gevoel bij betrokkenen en omwonenden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
4 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte meerdere malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 mei 2022. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een delictpatroon waar het gaat om vermogensdelicten.
Op alle leefgebieden is er sprake van een jarenlange instabiele situatie. De verdachte heeft geen huisvesting, inkomen of dagbesteding. Er is sprake van schuldenproblematiek en ernstige jarenlange verslavingsproblematiek wat leidt tot disfunctioneren en delictgedrag. Daarbij bevindt de verdachte zich in een negatief gebruikersnetwerk.
De verdachte is sinds 2012 bekend bij de reclassering, maar tot op heden is er geen duurzaam contact ontstaan. Tijdens het onderhavige adviesgesprek benadrukt de verdachte gemotiveerd te zijn om zijn leven te beteren en er alles aan te willen doen om dit te laten slagen.
De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. Hulpverlening is aangewezen om de negatieve spiraal waarin de verdachte is beland, te doorbreken en het risico op recidive te beperken. Een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden kan hierbij van meerwaarde zijn. De reclassering acht de slagingskans echter beperkt, gelet op eerdere ervaringen. In het geheel niet interveniëren op genoemde wijze is volgens de reclassering echter geen optie, omdat de verdachte dan naar schatting zonder meer op zeer korte termijn weer in aanraking zal komen met justitie.
Ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte sinds kort in een vrijwillig kader op een zorgboerderij woont, waar hij ook behandeling krijgt.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt hierbij uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank merkt op dat de woninginbraak geen klassieke woninginbraak betreft, maar een woninginbraak die zich in de vriendensfeer heeft afgespeeld. Inmiddels lijkt de relatie tussen de aangever en de verdachte weer te zijn hersteld. Bovendien is kenbaar geworden dat de verdachte goed op weg is naar het bouwen aan zijn toekomst en de rechtbank acht het van belang dit niet te doorbreken. De rechtbank ziet daarin redenen om - overeenkomstig het verzoek van de raadsvrouw - te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, maar de kans bestaat dat de verdachte zich niet aan de voorwaarden zal houden, zal de rechtbank als stok achter de deur een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte een contactverbod met de aangever [aangever02] en een locatieverbod op te leggen, omdat - zoals hiervoor reeds aangegeven - de relatie tussen de aangever en de verdachte inmiddels weer lijkt te zijn hersteld en zij beiden contact zoeken met elkaar.
In zijn arrest van 12 juli 2022 heeft de Hoge Raad bij herhaling geoordeeld dat de beslissing of zich de noodzaak voordoet van opneming van de veroordeelde in een zorginstelling en voor welke duur, is voorbehouden aan de rechter (ECLI:NL:HR:2022:1027). De rechtbank zal daarom - anders dan de reclassering heeft geadviseerd - geen mogelijkheid tot kortdurende klinische opname als bijzondere voorwaarde opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 57, 63, 138, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-001900-22 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-001900-22 subsidiair en de onder parketnummer 10-037621-22 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 194 (honderdvierennegentig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 180 (honderdtachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Antes Reclassering (op het adres [adres03] , [postcode02] [plaats02] ), zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt.
Binnen dit toezicht zal de veroordeelde werken aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe zal de veroordeelde de begeleidingsmodule Stap voor Stap volgen;
de veroordeelde zal meewerken aan diagnostisch onderzoek en zich laten behandelen door Antes of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling zal de gehele proeftijd of zoveel korter duren als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf zal de gehele proeftijd duren of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden;
de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urine- en ademonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde zal worden gecontroleerd;
de veroordeelde zal zich inspannen om mee te werken aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle (betaalde) dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en E.C. Harting, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Teksten tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
onder parketnummer 10-001900-22
primair
hij, in of omstreeks de periode van 27 september 2021 tot en met 28 september 2021 te [plaats02] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om installatiemateriaal, gereedschappen en/of (koperen) kabels, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan Voormalig Schoolgebouw, gelegen aan [adres04] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met dat opzet,
- één of meerdere ruiten en/of kozijnen van voornoemd pand heeft verbroken, althans vernield en/of
- ( vervolgens) voornoemd pand wederrechtelijk heeft betreden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij, in of omstreeks de periode van 27 september 2021 tot en met 28 september 2021 te [plaats02] ,
opzettelijk en wederrechtelijk één of meerdere ruiten en/of kozijnen en/of vers gestorte cementvloeren, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan Voormalig Schoolgebouw, gelegen aan [adres04] , in elk geval aan een ander, althans een ander dan aan verdachte, toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
onder parketnummer 10-037621-22
1.
primair
hij, op of omstreeks 12 februari 2022 te [plaats02] ,
- een OV chipkaart en/of
- een Drechthopper pas en/of
- een ING bankpas,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever02] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf, te weten een woning aan de [adres02] , heeft verschaft en/of die weg
te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair
hij, op of omstreeks 12 februari 2022 te [plaats02] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
- een OV chipkaart en/of
- een Drechthopper pas en/of
- een ING bankpas,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever02] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich toegang tot de plaats van het misdrijf, te weten een woning aan de [adres02] , te verschaffen en/of die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met dat opzet,
- één of meerdere ruiten (van de woning) van voornoemde [aangever02] heeft ingeslagen/gebroken/vernield en/of
- ( vervolgens) de woning van voornoemde [aangever02] wederrechtelijk heeft betreden en/of
- ( vervolgens) de woning en/of de kasten in de woning van voornoemde [aangever02] heeft doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij, op of omstreeks 12 februari 2022 te [plaats02] ,
opzettelijk en wederrechtelijk één of meerdere ruiten,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever02] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij, op of omstreeks 12 februari 2022 te [plaats02] ,
in de/een woning op/aan de [adres02] ,
bij een ander, te weten bij [aangever02] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen en/of heeft vertoefd.