ECLI:NL:RBROT:2022:8048

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
9838212 CV EXPL 22-1754
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. dr. S. Wahedi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Borgovereenkomst en terugbetaling van borg bij beëindiging huur

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 29 september 2022, heeft eiseres een vordering ingesteld tegen gedaagde met betrekking tot de terugbetaling van een borgsom van € 3.000,00. Eiseres had van 1 augustus 2019 tot 18 november 2020 een bedrijfsruimte gehuurd van gedaagde en had op 22 juli 2019 een borgovereenkomst gesloten. Na beëindiging van de huur op 18 november 2020 heeft eiseres herhaaldelijk verzocht om terugbetaling van de borg, maar gedaagde heeft dit nagelaten. Gedaagde betwist de terugbetaling en voert aan dat eiseres illegale activiteiten heeft georganiseerd in de gehuurde ruimte, wat heeft geleid tot een politie-inval en sluiting van het pand. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet heeft aangetoond dat de bedrijfsruimte in een slechtere staat is opgeleverd dan bij aanvang van de huur. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres grotendeels toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, en gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 9838212 CV EXPL 22-1754
datum uitspraak: 29 september 2022 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats],
eiseres,
vertegenwoordigd door [naam], directeur van [eiseres],
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [plaats],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘gedaagde’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 maart 2022, met bijlagen;
  • het antwoord per e-mail van 26 april 2022;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het e-mailbericht van [gedaagde] van 8 juni 2022, met een bijlage;
  • de akte namens [eiseres] van 9 juni 2022, met een bijlage.
1.2.
Op 12 september 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met [naam] besproken. [gedaagde] is zonder bericht van verhindering niet verschenen.

2..De feiten

2.1.
[eiseres] heeft vanaf 1 augustus 2019 tot en met 18 november 2020 de bedrijfsruimte aan [locatie] (hierna: de bedrijfsruimte) gehuurd van [gedaagde].
2.2.
[eiseres] heeft op 22 juli 2019 in verband met de huur van de bedrijfsruimte een ‘borg overeenkomst’ (hierna: de borgovereenkomst) gesloten met [gedaagde]. Op die datum heeft [eiseres] ook € 3.000,00 aan [gedaagde] betaald.
2.3.
Artikel 5 van de borgovereenkomst luidt als volgt:
“De borg zal door Verlener aan Gebruiker worden gerestitueerd op rekening [rekeningnummer] van Gebruiker na beëindiging van het gebruik van de kantoorruimte op [locatie].”
2.4.
Op 18 november 2020 heeft [eiseres] de huur van de bedrijfsruimte opgezegd.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 3.589,50 met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 3.000,00, rente van € 75,25 (primair vanaf 1 februari 2022 (datum verzuim), subsidiair vanaf 24 maart 2022 (datum dagvaarding)) en buitengerechtelijke kosten van € 514,25 (inclusief btw).
3.2.
[eiseres] baseert de eis op het volgende. Op grond van de borgovereenkomst moet [gedaagde] na beëindiging van de huur van de bedrijfsruimte de borg van € 3.000,00 terugbetalen. Op 18 november 2020 is de huur beëindigd. Ondanks diverse verzoeken en sommaties heeft [gedaagde] de borg niet terugbetaald aan [eiseres].
3.3. [
gedaagde] is het niet eens met de eis en voert aan dat [eiseres] illegale gokactiviteiten heeft georganiseerd in de bedrijfsruimte. Daarom heeft de politie een inval gedaan en is de bedrijfsruimte door de burgemeester gesloten. [eiseres] heeft alle zaken uit het pand verwijderd en de ramen geblindeerd. De schade die [gedaagde] hierdoor heeft geleden, is hoger dan de borg.

4..De beoordeling

4.1.
Uit de stellingen van [gedaagde] begrijpt de kantonrechter dat hij [eiseres] verwijt de bedrijfsruimte bij het einde van de huurovereenkomst in een slechtere staat te hebben opgeleverd dan de staat waarin deze verkeerde bij aanvang van de huurperiode. Daarom betwist hij dat hij de borg terug moet betalen. Voor zover [gedaagde] hiermee bedoelt een beroep te doen op verrekening, wordt dit afgewezen. Bij het ontbreken van een beschrijving die is opgemaakt bij aanvang van de huurovereenkomst, wordt de huurder op grond van artikel 7:224 lid 2 BW, behoudens tegenbewijs door de verhuurder, verondersteld het gehuurde te hebben ontvangen in de staat waarin het verkeert bij het einde van de huurovereenkomst. De bewijslast ten aanzien van de stelling dat bepaalde beschadigingen pas tijdens de looptijd van de huurovereenkomst zijn ontstaan, rust hiermee op de verhuurder.
4.2.
[eiseres] betwist dat zij zonder toestemming van [gedaagde] spullen heeft weggehaald of de ramen heeft geblindeerd. Voor zover [gedaagde] heeft willen stellen dat hij ook (met de borgsom te verrekenen) schade heeft geleden als gevolg van de inval, wordt deze stelling door [eiseres] betwist. [eiseres] voert aan dat zij contactavonden organiseerde voor freelancers en dat er geen illegale pokertoernooien hebben plaatsgevonden in de bedrijfsruimte. Ook voert zij aan dat er juist spullen van [eiseres] uit de bedrijfsruimte zijn verdwenen. Hier tegenover heeft [gedaagde] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn stelling op dit punt tijdens de mondelinge behandeling te onderbouwen. Het verweer van [gedaagde] slaagt dan ook niet.
buitengerechtelijke incassokosten
4.3.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen tot een bedrag van € 425,00. Ten aanzien van dit bedrag is aan alle voorwaarden voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. De gevorderde btw over de incassokosten is niet toewijsbaar, omdat in de aanmaningsbrief van 1 februari 2022 staat dat de btw over de buitengerechtelijke kosten in dit dossier € 0,00 bedraagt.
rente
4.4.
De gevorderde rente is niet betwist door [gedaagde]. [eiseres] heeft rente over rente gevorderd, maar niet gesteld dat partijen in afwijking van artikel 6:119 lid 2 BW hebben afgesproken dat rente over rente verschuldigd is. Dat deel van de vordering wordt daarom afgewezen. De verschenen rente wordt toegewezen zoals gevorderd en de toekomstige rente wordt toegewezen vanaf de dag van dagvaarding over het toegewezen bedrag aan hoofdsom.
proceskosten
4.5. [
gedaagde] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres] tot vandaag vast op € 129,74 aan dagvaardingskosten, € 487,00 aan griffierecht en € 218,00 aan salaris voor de gemachtigde (1 punt x € 218,00). Dit is totaal € 834,74. Voor kosten die [eiseres] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde] ook een bedrag betalen van € 109,00 (1/2 punt x € 218,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.6.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 3.589,50 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 3.000,00 vanaf 24 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot vandaag vastgesteld op € 834,74 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. S. Wahedi en in het openbaar uitgesproken.
53956