In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 september 2022 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, vanwege de onveilige opvoedomgeving die is ontstaan door de echtscheidingsproblemen tussen de ouders en de persoonlijke problematiek van de moeder. De kinderen hebben veel instabiliteit ervaren door de scheiding en de wisselingen van woonplek, wat heeft geleid tot emotionele klachten en een gebrek aan ondersteuning in hun ontwikkeling.
Tijdens de zitting op 1 september 2022 zijn de moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west gehoord. De vader was niet verschenen. De moeder heeft aangegeven dat zij het verzoek tot ondertoezichtstelling steunt, omdat zij zich bewust is van de problemen in de thuissituatie en denkt dat hulpverlening kan bijdragen aan verbetering. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de problemen zelfstandig op te lossen en dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd.
De kinderrechter heeft op basis van de feiten en de overgelegde stukken geoordeeld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn vervuld, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de ondertoezichtstelling is ingegaan op 1 september 2022, met een looptijd tot 1 september 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden.