ECLI:NL:RBROT:2022:7924

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
C/10/635498 / JE RK 22-673
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige moeder in een moeder-kindhuis

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 augustus 2022 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige moeder, hierna te noemen [naam kind], die samen met haar zoon [naam 4] in een moeder-kindhuis van Timon verblijft. De moeder, die op 2 oktober 2021 beviel van haar zoon, is sinds 20 februari 2022 met haar zoon in het moeder-kindhuis geplaatst. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond is belast met de voogdij over [naam 4]. De kinderrechter heeft eerder op 21 april 2022 de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 2 mei 2023 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 2 september 2022. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 2 mei 2023.

Tijdens de zitting op 2 augustus 2022 is de zaak met gesloten deuren behandeld. De kinderrechter heeft de betrokken partijen gehoord, waaronder de moeder en [naam kind], die bijgestaan werden door hun advocaten. De GI heeft aangegeven dat [naam kind] nog een periode bij Timon moet blijven om haar ontwikkeling richting zelfstandigheid te bevorderen. De moeder heeft echter verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing niet te verlengen, omdat zij gelooft dat het beter is voor [naam kind] om weer bij haar te wonen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] stappen in de goede richting heeft gezet, maar dat zij nog veel te leren heeft. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, maar de duur te bekorten tot vier maanden, zodat [naam kind] in die periode kan laten zien dat zij verder kan ontwikkelen. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat het belangrijk is om een plan van aanpak te hebben voor de toekomst van [naam kind] en [naam 4]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en er is een nieuwe zitting gepland op 20 december 2022.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/635498 / JE RK 22-673
datum uitspraak: 5 augustus 2022

beschikking verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2005 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen: [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 21 april 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 18 juli 2022.
Op 2 augustus 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind] , die ook voorafgaand aan de zitting apart is gehoord, bijgestaan door haar
advocaat, mr. V. de Roo,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. N. Schiettekatte,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2]
Isena.
De kinderrechter heeft ter zitting bijzondere toegang verleend aan de begeleidster van [naam kind] vanuit Timon, [naam 3] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] is op 2 oktober 2021 bevallen van haar zoon [naam 4]. Zij is samen met haar zoon uithuisgeplaatst in een pleeggezin en verblijft nu sinds 20 februari 2022 samen met haar zoon in een moeder-kindhuis van Timon.
Bij beschikking van 21 april 2022 is de GI belast met de voogdij over [naam 4].
Bij beschikking van 21 april 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
2 mei 2023. Ook is bij die beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (het moeder-kindhuis van Timon) verlengd tot
2 september 2022. De beslissing is voor het overig verzochte aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Over de periode van vier maanden is al beslist. Nu moet worden beslist over de periode van acht maanden, te weten tot 2 mei 2023.

Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting het aangehouden verzoek en licht dit als volgt toe.
Er zijn meerdere mensen betrokken vanuit de GI. [naam 1] is de net aangewezen nieuwe jeugdbeschermer. De GI gunt [naam kind] nog een periode bij Timon om ook de laatste stappen te kunnen zetten in haar ontwikkeling richting zelfstandigheid. Het plan is dat [naam kind] nog negen maanden bij Timon blijft en dat zij daarna voor de duur van een jaar naar een andere groep van Timon (Noa) gaat. Dit is echter wel afhankelijk van de stappen die [naam kind] zelf maakt. Bij Noa kan [naam kind] leren op haar eigen benen te staan. Verder kan er binnen Timon een plan worden opgesteld voor de toekomst van [naam kind], waarbij gekeken kan worden naar kamerbegeleiding of zelfstandig wonen. Ook kan er vanuit Timon eventueel voorrang worden verkregen voor een woning. In de thuissituatie gaat er onvoldoende ontwikkeling worden geboden aan [naam kind] en [naam 4]. De moeder heeft [naam kind] in het verleden niet kunnen stimuleren om naar school te gaan en de angst bestaat dat dit ook bij [naam 4] gaat gebeuren. Verder is het plan dat [naam kind] gaat werken in plaats van naar school gaat. Indien de leerplichtambtenaar daar achter staat, dan is dit wat de GI betreft geen punt. Er is dan structuur. Er bestaan echter nog wel zorgen of dit daadwerkelijk wordt opgepakt door [naam kind].

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt ter zitting verzocht het resterende deel van het verzoek van de GI af te wijzen. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is niet noodzakelijk. Het is juist het beste voor iedereen als [naam kind] weer bij de moeder gaat wonen. De moeder kan [naam kind] ondersteunen. Zo kan zij bijvoorbeeld op [naam 4] passen. [naam 5] (de voogd van [naam 4]) heeft onlangs ingestemd dat de moeder op [naam 4] kan passen. Daarnaast kan de moeder [naam 4] naar de opvang brengen. Deze ondersteuning kan ten goede komen aan de schoolgang dan wel het werken van [naam kind]. De vraag of de moeder de zorg aan zou kunnen is niet aan de orde, omdat [naam kind] zelf goed voor [naam 4] kan zorgen. Daarbij heeft de moeder zelf twee kinderen grootgebracht en het is frustrerend dat er steeds wordt teruggegrepen naar de handicap van de moeder.
Verder moet er niet langer worden vastgehouden aan een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat er op dit moment ook al onzekerheid bestaat over de schoolgang van [naam kind] bij Timon. In de thuissituatie gaat het misschien juist beter met [naam kind], omdat zij daar op haar plek is. De GI blijft echter vasthouden aan het volwassen worden van [naam kind] ten koste van haar eigen wens. Al met al dienen [naam kind] en de moeder een kans te krijgen om te laten zien dat een thuisplaatsing goed zal gaan.

De mening van [naam kind]

Door en namens [naam kind] wordt ter zitting primair verzocht het resterende deel van het verzoek van de GI af te wijzen. De noodzaak voor een uithuisplaatsing ontbreekt. Subsidiair wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor kortere duur, te weten voor de duur van twee dan wel vier maanden, zodat in de periode tot de herfst- dan wel kerstvakantie kan worden gekeken hoe het gaat met de schoolgang van [naam kind] en de opvang van [naam 4] en om ‘de puntjes op de i’ te zetten. Ter onderbouwing hiervan is het volgende aangevoerd.
Het gaat goed met [naam kind] en [naam 4]. Zoals ook uit de rapportage van de GI blijkt, zet [naam kind] haar positieve ontwikkeling voort. Zij is vaker op de groep, zij komt haar afspraken beter na en zij is zelfstandiger. Ook Timon geeft aan dat [naam kind] het goed doet. Bovendien is de relatie tussen [naam kind] en [naam 4] goed en verloopt de hechting positief. Verder is [naam kind] om het weekend van vrijdag tot zondag bij de moeder en ook dit verloopt positief. Daarnaast eet [naam kind] vrijwel elke avond samen met [naam 4] bij de moeder. Het schoolverzuim is niet geheel te wijten aan [naam kind]. Er was sprake van corona, de opvang voor [naam 4] was nog niet geregeld en daarna kon [naam 4] niet naar de opvang vanwege schurft. Na de zomervakantie start [naam kind] opnieuw met school. [naam kind] wil haar schoolcarrière positief afsluiten en zij zal [naam 4] daarom de hele week naar de opvang brengen. Daarnaast is met Timon afgesproken dat [naam kind] school en werk gaat combineren, als werk goed gaat. Verder wordt [naam kind] gesteund door haar moeder bij het nakomen van haar afspraken. Zij FaceTimen elke avond en ook vraagt de moeder via WhatsApp na of [naam kind] naar school gaat en [naam 4] naar de opvang heeft gebracht. [naam kind] betwist dan ook dat zij bij de moeder niet in staat zou zijn om haar afspraken na te komen of dat de moeder haar daartoe niet zou aanmoedigen. Daarnaast is Timon niet meer de juiste plek voor [naam kind] en [naam 4]. Er is constant ruzie, er is geen privacy en er wordt onvoldoende opgelet. Juist bij de moeder zal [naam kind] meer rust ervaren en de steun en liefde krijgen om haar traject positief af te kunnen ronden. Het oefenen met budgetteren en administreren kan plaatsvinden in de thuissituatie bij de moeder, in het kader van de ondertoezichtstelling. [naam kind] zal alles op alles zetten om een thuisplaatsing bij de moeder te laten slagen. Daarbij wil [naam kind] [naam 4] bij zich houden en zodra [naam kind] 18 jaar is, wil zij worden belast met het gezag over [naam 4]. [naam kind] geeft tot slot aan dat zij haar eigen mening niet mag uiten, omdat er dan wordt gedreigd met de voogdij van [naam 4].

De beoordeling

[naam kind] verblijft op dit moment met haar zoon [naam 4] in een moeder-kindhuis van Timon. In de afgelopen periode heeft [naam kind] stappen in de goede richting gezet. Dit wordt ook door Timon bevestigd. [naam kind] komt vaker haar afspraken na en zij is meer op de groep. De relatie met [naam 4] is goed en de hechting verloopt positief. Daarnaast gaan [naam kind] en [naam 4] om het weekend van vrijdag tot zondag naar de moeder en geeft [naam kind] ter zitting aan dat zij doordeweeks bij de moeder eten.
Wel wordt gezien dat deze stappen sinds kort zijn gezet en dat [naam kind] nog veel te leren heeft. Het is [naam kind] de afgelopen periode niet gelukt om [naam 4] regelmatig naar de opvang te brengen en zelf naar school te gaan. Hoewel [naam kind] hiervoor verschillende redenen heeft, blijft een feit dat er nu pas – vier maanden na de vorige zitting – wordt opgebouwd met het aantal dagen waarop [naam 4] naar de opvang gaat. [naam kind] heeft hierbij de ondersteuning van Timon nodig om dit opbouwplan op te stellen en zo te komen tot een goed ritme. Dit is een patroon dat ook bij de moeder speelde, omdat voor de zwangerschap van [naam 4] leerplicht betrokken was bij [naam kind]. Ook bij het broertje van [naam kind] is er sprake van een patroon dat het de moeder niet lukt haar zoon naar de basisschool te sturen, ondanks de intensieve hulp van ASVZ. Daarnaast zou [naam kind] nog basisvaardigheden op het gebied van budgetteren en administratie moeten leren. Dit toont aan dat zowel de moeder als [naam kind] hulp nodig hebben om de basale ontwikkeling van [naam kind] en [naam 4] vorm te geven. De kinderrechter vindt daarom de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk. Het is voor [naam 4] belangrijk dat [naam kind] deze vaardigheden wel leert, zodat zij op eigen kracht voor [naam 4] kan zorgen en niet afhankelijk is van jeugdbeschermers.
Op een gegeven moment gaat de noodzaak van een uithuisplaatsing mogelijk schuren, omdat [naam kind] zich hopelijk steeds meer gaat ontwikkelen en het niet meer dusdanig duidelijk is dat voor haar een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is. Het gebrek aan bepaalde vaardigheden kan dan misschien ook met een ondertoezichtstelling worden opgevangen. Ook omdat haar broertje nog steeds thuis woont. Het is objectief waarschijnlijk het beste voor [naam kind] en [naam 4] dat zij bij het moeder-kindhuis blijven en daarna doorstromen naar een project waar ze zelfstandig gaat wonen, maar de vraag is of de wet haar hiertoe kan blijven verplichten als zij zich verder ontwikkelt. Ook omdat [naam kind] zo duidelijk is in haar wens, zij wil terug naar huis. [naam kind] is nu 17 jaar oud en als zij 18 jaar wordt, is op dit moment het enige wat haar tegenhoudt terug naar huis te gaan het feit dat zij dan geen gezag over [naam 4] heeft. Zij is bang dat [naam 4] dan alsnog naar een pleeggezin gaat.
Met [naam kind] en haar advocaat is de kinderrechter dan ook van oordeel dat de duur van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing moet worden bekort tot vier maanden. [naam kind] kan in die periode laten zien dat zij nog meer stappen maakt in haar ontwikkeling. In de periode is ook de nieuwe jeugdbeschermer [naam 1] bekend geraakt met het gezin, zodat kan worden besproken of en zo ja met welke hulpverlening en binnen welke termijn een eventuele thuisplaatsing van [naam kind] en [naam 4] bij de moeder mogelijk zou zijn. Ook is het belangrijk dat tijdens de volgende zitting de voogd van [naam 4] hierover haar visie geeft. De kinderrechter ontvangt ook graag het plan van aanpak dat is opgesteld om [naam kind] op haar achttiende in staat te stellen het gezag over [naam 4] te laten uitoefenen. De kinderrechter benadrukt dat het niet gezegd is dat [naam kind] over vier maanden naar huis kan, maar de kinderrechter wenst in ieder geval ook een alternatief plan te hebben.
Uit voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] verlengen voor de duur van vier maanden en het overig verzochte aanhouden tot hierna te noemen zittingsdatum.
De GI wordt verzocht om uiterlijk twee weken voor de nieuwe zittingsdatum de kinderrechter (met afschrift aan de moeder, mr. N. Schiettekatte en mr. V. de Roo) te rapporteren over de laatste ontwikkelingen en daarbij aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte al dan niet wordt gehandhaafd. Ook dient het plan van aanpak te worden overgelegd.

De beslissingDe kinderrechter:

verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 2 januari 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing op het verzoek voor het overige aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de moeder, mr. N. Schiettekatte, [naam kind] en mr. V. de Roo plaatsvindt op:
20 december 2022 om 15:00 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100-125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden,
worden behandeld door mr. T. van den Akker, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de moeder, mr.
N. Schiettekatte en mr. V. de Roo;
gelast de oproeping van [naam kind] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
gelast tevens de oproeping van de voogd van [naam 4] ([naam 5] van de GI) tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de genoemde zittingsdatum de kinderrechter (met afschrift aan de moeder, mr. N. Schiettekatte en mr. V. de Roo) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2022 door mr.
T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.L. van der Linden als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.