ECLI:NL:RBROT:2022:7905

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
C/10/642924 / KG ZA 22-695
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de omvang van een erfdienstbaarheid met betrekking tot een grindweg en de verwijdering van hekwerk en camera

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2022, gaat het om een geschil tussen erfgenamen van overleden partijen en gedaagden over de omvang van een erfdienstbaarheid die betrekking heeft op een grindweg. De erfgenamen vorderen dat de gedaagden een hekwerk en een camera verwijderen die zij hebben geplaatst, omdat deze volgens hen een inbreuk maken op de erfdienstbaarheid. De rechtbank oordeelt dat het hekwerk geen inbreuk vormt op de erfdienstbaarheid, aangezien de doorgang breed genoeg is voor voertuigen. De vordering tot verwijdering van de camera wordt afgewezen, omdat de gedaagden een gerechtvaardigd belang hebben bij het behoud van de camera ter bescherming van hun eigendom. De rechtbank wijst de vorderingen van de erfgenamen af en veroordeelt hen in de proceskosten. In reconventie worden de vorderingen van de gedaagden eveneens afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten van de erfgenamen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/642924 / KG ZA 22-695
Vonnis in kort geding van 22 september 2022
in de zaak van

1..[naam eiser 1],

wonende te [woonplaats eiser 1],
in hoedanigheid van erfgenaam van (de tijdens de onderhavige procedure overleden procespartij) [naam 1],
2.
[naam eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2],
in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [naam 2], erfgenaam van (de tijdens de onderhavige procedure overleden procespartij) [naam 1],
3.
[naam eiser 3],
wonende te [woonplaats eiser 3],
in hoedanigheid van erfgenaam van (de tijdens de onderhavige procedure overleden procespartij) [naam 3],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. T.M. Kools te Roosendaal,
tegen

1..[naam gedaagde 1],

2.
[naam gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats gedaagden],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.H.G. de Neef te Oud-Beijerland.
Partijen zullen hierna de erfgenamen en [gedaagden] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 augustus 2022, met 9 producties;
  • de akte van de erfgenamen, met productie 10, waarin is vermeld dat oorspronkelijke eisers zijn overleden en is verzocht de erfgenamen in de plaats te stellen van oorspronkelijke eisers;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met 32 producties;
  • de mondelinge behandeling op 15 september 2022;
  • de pleitaantekeningen van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[gedaagden] zijn eigenaar van het perceel met woning gelegen aan de [adres 1].
2.2.
Bij leveringsakte van 25 oktober 2021 hebben [naam 1] en [naam 3] (hierna gezamenlijk: [naam 1 en naam 3]) het perceel met woning gelegen aan de [adres 2] in eigendom verkregen. In de leveringsakte is vermeld dat bij notariële akte van 22 oktober 2021 een erfdienstbaarheid is gevestigd ten behoeve van het perceel van [naam 1 en naam 3] als heersend erf en ten laste van het perceel van [gedaagden] als dienend erf. Over de inhoud en omvang van de erfdienstbaarheid is het volgende bepaald:
“De erfdienstbaarheid van weg houdt in de plicht van de eigenaar om te dulden dat de
gerechtigde een met grind verharde stoep ter breedte van twee meter en twintig centimeter, deel uitmakend van het dienend erf, uitsluitend gebruikt om te komen van en te gaan naar het heersend erf en de openbare weg.
Deze strook grond is met arcering aangegeven op de aan deze akte vastgemaakte tekening en wordt hierna ‘de weg’ genoemd.
Aan weerskanten van de weg ligt een niet te berijden grasstrook.
Met betrekking tot deze erfdienstbaarheid geldt het volgende:
1. Gebruikswijze
De weg mag uitsluitend worden gebruikt voor privé doeleinden als voetpad (zo nodig
met kinder- of wandelwagens, rollators en andere hulpmiddelen) en als rijweg voor
personenauto’s en bestelwagens met een maximale breedte van twee meter (met
ingeklapte buitenspiegels) en een maximumgewicht van drieduizend kilo.
Bedrijfsmatig gebruik van de weg is niet toegestaan.
2. Verharding, onderhoud en wijziging van de weg
De gerechtigde is verplicht tot verharding (met grind) van de weg dan wel de weg met
grind verhard te houden. De gerechtigde dient de weg onkruidvrij te houden.
Het onderhoud van de weg komt voor rekening van de gerechtigde, evenals reiniging of
herstel bij vervuiling of beschadiging door of namens de gerechtigde.
De gerechtigde mag geen wijzigingen aan de weg aanbrengen zonder schriftelijke
toestemming van de eigenaar.
3. Blokkeringsverbod
De doorgang over de weg mag niet worden beperkt door bijvoorbeeld overhangende
takken of uitdijende hagen.
Het is verboden om op de weg te parkaren.”
2.3.
Tussen [naam 1 en naam 3] enerzijds en [gedaagden] anderzijds is een discussie ontstaan over de inhoud en omvang van de erfdienstbaarheid met betrekking tot het gebruik van de weg c.q. het grindpad.
2.4.
In mei 2022 hebben [gedaagden] aan weerszijden van het grindpad een hekwerk geplaatst. Kort daarna hebben [gedaagden] een camera geplaatst, die vanuit hun woning is gericht op een deel van hun perceel, waaronder het grindpad.
2.5.
[naam 1 en naam 3] en [gedaagden] hebben veel correspondentie over en weer gevoerd over het gebruik van de weg, het hekwerk en de camera, maar zijn niet tot overeenstemming gekomen.
2.6.
Eind augustus 2022 zijn [naam 1 en naam 3] overleden.

3..Het geschil in conventie

3.1.
De erfgenamen vorderen – na eisvermindering ter zitting – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen:
I. tot eerbiediging van de erfdienstbaarheid zoals omschreven in het lichaam van de dagvaarding, derhalve tot het geheel vrij maken en houden van de uitweg en tot verwijdering en het verwijderd houden van het hekwerk dat een ongehinderde doorgang belemmert;
II. om de camera op de woning aan het adres [adres 1] binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis primair te verwijderen, subsidiair zodanig te verplaatsen dat deze niet meer (mede) gericht staat op de uitweg en het perceel van de erfgenamen;
III. om aan de erfgenamen een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij niet aan de onder I. en II. genoemde vorderingen voldoen, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt;
IV. om aan de erfgenamen te betalen de buitengerechtelijke kosten ad € 925,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na betekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening;
V. in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten.
3.2.
[gedaagden] concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de erfgenamen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met nakosten en de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagden] vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de erfgenamen hoofdelijk te veroordelen:
a. om de bepalingen zoals opgenomen in de akte d.d. 22 oktober 2022, in het kadastrale register opgenomen als Hypotheken 4, deel 82425 nummer 141, waarin de erfdienstbaarheid ten dienste van [naam 1 en naam 3] is gevestigd na te leven;
b. na te laten om anders dan op grond van de erfdienstbaarheid het perceel van [gedaagden] te betreden;
c. na te laten om het hek, beplanting in de ruimste zin van het woord of andere zaken van [gedaagden] te verwijderen of te vernielen;
d. om een toewijzend vonnis in te schrijven in het kadastrale register;
e. zowel a., b., c. als d. op straffe van een aan [gedaagden] te betalen dwangsom van € 1.000,00 voor iedere overtreding, tot een maximum van € 50.000,00;
f. met veroordeling van de erfgenamen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met nakosten en de wettelijke rente.
4.2.
De erfgenamen voeren verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

5.1.
De erfgenamen stellen dat [gedaagden] met het plaatsen van het hekwerk en de camera een voortdurende inbreuk maken op de erfdienstbaarheid respectievelijk de privacy van de erfgenamen. Nu de gevraagde voorzieningen ertoe strekken een einde te maken aan die onrechtmatige handelingen, ligt het voor de hand dat de erfgenamen een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen.
5.2.
Ten aanzien van de vordering tot het vrij maken en houden van het grindpad, stellen de erfgenamen zich op het standpunt dat zij door de aanwezigheid van het hekwerk worden belemmerd in de uitoefening van de erfdienstbaarheid. De opening tussen de hekwerken is erg klein, waardoor daar nauwelijks met een personenauto doorheen te rijden is. De kans is groot dat er een keer tegenaan wordt gereden. Er is dus sprake van een gevaarzettende situatie, te meer omdat die plek niet goed is verlicht, aldus de erfgenamen.
5.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in de akte over de erfdienstbaarheid duidelijk is bepaald dat de erfdienstbaarheid betrekking heeft op een “
met grind verharde stoep ter breedte van twee meter en twintig centimeter” en dat de weg, voor zover het wordt gebruikt als rijweg, alleen kan worden bereden door “
personenauto’s en bestelwagens met een maximale breedte van twee meter (met ingeklapte buitenspiegels) en een maximumgewicht van drieduizend kilo”. Bij de akte is een bijlage gevoegd, waarin de strook grond waarop de erfdienstbaarheid is gevestigd, is gearceerd. Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat de erfdienstbaarheid zich niet uitstrekt tot het gras aan weerszijden van de weg. Dat brengt met zich dat [gedaagden] op grond van de erfdienstbaarheid verplicht zijn om het grindpad met een minimale breedte van 2.20 meter onbelemmerd en toegankelijk te houden. [gedaagden] voeren aan dat het hekwerk aan weerszijden van de weg een doorgang biedt van 2.24 meter breed en hebben dat onderbouwd met een foto (productie 14 van [gedaagden]). De erfgenamen hebben dat niet weersproken. Van een inbreuk op de erfdienstbaarheid is dan ook geen sprake. Van [gedaagden] mag worden verwacht dat zij met een voertuig van maximaal twee meter (met ingeklapte buitenspiegels) door een toegang van 2.24 meter breed kunnen rijden. Het verweer van de erfgenamen dat het hekwerk het lastig maakt om met een personenauto erlangs te rijden, doet er niet aan af dat het grindpad voldoet aan de omvang van de gevestigde erfdienstbaarheid. Vordering I. wordt daarom afgewezen.
5.4.
Ten aanzien van de vordering tot verwijdering van de geplaatste camera geldt als uitgangspunt dat [gedaagden] met het plaatsen van de camera die gericht is op het grindpad in beginsel inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de erfgenamen (en [naam 1 en naam 3]), nu deze laatsten gebruik maken (maakten) van de weg. [gedaagden] voeren echter aan dat zij de camera hebben geplaatst ter bescherming van hun eigendom.
5.5.
Bij de beoordeling van dit gedeelte van de vordering komt het aan op een belangenafweging. De voorzieningenrechter begrijpt dat de aanleiding tot het plaatsen van de camera is gelegen in (volgens [gedaagden] onrechtmatige) gedragingen van [naam 1 en naam 3] bij het gebruik van het grindpad. [gedaagden] wensten met de camera het grindpad en het hekwerk te beveiligen. Die aanleiding is komen te vervallen met het overlijden van [naam 1 en naam 3] De vraag is of [gedaagden] thans nog belang hebben bij behoud van de camera. Ter zitting hebben de erfgenamen verklaard dat zij voornemens zijn om de woning te ontruimen en te verkopen en dat zij belang hebben bij verwijdering van het hekwerk omdat voor de ontruiming bredere voertuigen moeten worden ingezet. Nog daargelaten dat de toegang voor (bredere) verhuiswagens buiten de erfdienstbaarheid valt, hebben [gedaagden] aangevoerd dat het grindpad niet geschikt is voor zwaardere voertuigen. Naast het grindpad is een grasstrook die schuin afloopt naar de tuin van [gedaagden] In de winter of bij nat weer kunnen het grindpad en het gras modderig worden en is er een risico op afglijden van zwaarder verkeer op de grasstrook, aldus [gedaagden] Verder hebben [gedaagden] gewezen op een incident met de vader van [naam 1], waarbij de vader zich agressief en dreigend heeft uitgelaten jegens hen. Tegen die achtergrond is de vrees van [gedaagden] dat de erfgenamen in de toekomst inbreuk maken op de erfdienstbaarheid voldoende reëel. Daarbij speelt een rol dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de erfgenamen door de camera relatief klein is. De camera is voornamelijk gericht op het grindpad, slechts een kleine strook gras van het perceel van de erfgenamen is daarop te zien. De weg wordt alleen gebruikt om erover heen te rijden of te lopen. De erfgenamen wonen daar niet en zullen alleen de woning betreden in verband met de verhuizing en de verkoop.
Dit alles tezamen bezien, dient het belang van [gedaagden] bij bescherming van hun eigendomsrecht in dit geval zwaarder te wegen dan het belang van de erfgenamen bij opheffing van de inbreuk op hun privacy. Dat leidt tot afwijzing van vordering II.
5.6.
De nevenvorderingen (dwangsom en buitengerechtelijke kosten) liggen daarmee ook voor afwijzing gereed.
5.7.
De erfgenamen zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 2.317,00
5.8.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de voorzieningenrechter af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten en de wettelijke rente daarover.

6..De beoordeling in reconventie

6.1.
In conventie is geoordeeld dat [gedaagden] het hekwerk en de camera niet hoeven te verwijderen. Daarmee hebben zij voldoende middelen om, in geval van schade aan het hekwerk of het grindpad, te controleren wanneer en op welke wijze dat heeft plaatsgevonden. Dat geeft [gedaagden] naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende zekerheid dat de erfgenamen de erfdienstbaarheid zullen naleven. Om daarbovenop de erfgenamen te veroordelen tot naleving van de erfdienstbaarheid op straffe van een dwangsom ziet de voorzieningenrechter onvoldoende belang, zodat de vorderingen a. t/m c. worden afgewezen.
6.2.
De nevenvorderingen (inschrijving in het kadastrale register en dwangsom) liggen daarmee ook voor afwijzing gereed.
6.3.
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de erfgenamen worden begroot op € 508,00 (factor 0,5 × tarief € 1.016,00) aan salaris advocaat.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af;
7.2.
veroordeelt de erfgenamen in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 2.317,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
7.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
7.4.
wijst de vorderingen af;
7.5.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van de erfgenamen tot op heden begroot op € 508,00;
7.6.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2022.
2091 / 1980