In deze zaak heeft Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. (hierna: Zilveren Kruis) een vordering ingesteld tegen een gedaagde die zelf procedeert, met betrekking tot een betalingsachterstand in de premie voor de basisverzekering. De procedure is gestart met een dagvaarding op 3 juni 2022, waarin Zilveren Kruis eiste dat de gedaagde een bedrag van € 174,09 zou betalen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde heeft in de procedure niet tijdig gereageerd en is niet verschenen op de rolzitting van 18 augustus 2022.
De feiten van de zaak zijn als volgt: er is een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand gekomen tussen Zilveren Kruis en de gedaagde, waarbij de gedaagde maandelijks een premie verschuldigd is. De gedaagde heeft een betalingsachterstand laten ontstaan van in totaal € 409,57, waarvan op 24 maart 2022 een bedrag van € 287,00 is voldaan. Zilveren Kruis heeft de gedaagde op 12 april 2022 aangemaand om het resterende bedrag van € 125,43 te voldoen, maar de gedaagde heeft dit niet gedaan.
Tijdens de zitting heeft Zilveren Kruis haar vordering verminderd, maar de gedaagde heeft betwist dat het nog te betalen bedrag correct was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde op de datum van dagvaarding nog een betalingsachterstand had van € 122,57, plus wettelijke rente van € 3,12 en buitengerechtelijke kosten van € 48,40, wat het totaal op € 174,09 bracht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde in het ongelijk is gesteld en is veroordeeld in de proceskosten van Zilveren Kruis, die zijn vastgesteld op € 330,83. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.